ECLI:NL:RBGEL:2016:4531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
05/840123-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger wegens oplichting van horecagelegenheden met de ISD-maatregel als gevolg

Op 1 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man die werd beschuldigd van oplichting van twee horecagelegenheden in Doetinchem. De verdachte, een bekende veelpleger, heeft op 4 februari 2016 bij eethuis [naam 1] en restaurant [naam 2] eten en drinken besteld zonder te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van de gewoonte in de horeca om achteraf te betalen. Ondanks zijn verweer dat hij dacht dat zijn zoon de rekening zou betalen, oordeelde de rechtbank dat hij opzettelijk handelde en zich voordeed als een bonafide klant. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, gezien zijn recidive en het hoge risico op herhaling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met eerdere interventies die niet succesvol waren en de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840123-16
Datum uitspraak : 1 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , z.v.w.o.v.p.h.t.l.
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
26 april 2016 en 18 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 04 februari 2016, in de gemeente Doetinchem, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels;
- [naam 1] , althans een (of meer) medewerker(s) van voornoemde eethuis en/of
- [naam 2] , althans een (of meer) medewerker(s) van voornoemde restaurant (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van etenswaar en/of (alcoholische) drank, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide en/of serieuze klant/gast (welke genegen was de door verdachte te bestellen etenswaar en/of (alcoholische)drank te betalen) en/of (vervolgens) in voornoemde eetcafé en/of restaurant (telkens) een bestelling geplaatst (onder gehoudenheid tot betaling), waardoor [naam 1] en/of die medewerker(s) van voornoemde eethuis en/of waardoor [naam 2] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 februari 2016, in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte toen aldaar in het [naam 2] en/of " [naam 1] met voormeld oogmerk etenswaar en/of (alcoholische)drank, althans een (of meer)consumptie(s), besteld en/of vervolgens die etenswaar en/of (alcoholische) drank, althans (een) consumptie(s), geheel of gedeeltelijk genuttigd (en/of vervolgens niet betaald)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 4 februari 2016 te Doetinchem bij [naam 1] vier glazen bier en vier glazen Jägermeister en bij [naam 2] een broodje shoarma en een flesje Heineken bier besteld en ontvangen. Deze alcoholische drankjes en deze etenswaren heeft verdachte niet afgerekend. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit: oplichting.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit, nu geen opzet op oplichting dan wel flessentrekkerij bewezen kan worden. Verdachte was in de veronderstelling dat zijn zoon de volgende dag de horecaondernemers zou betalen, zoals hij ook met hen had afgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een man (verdachte) op het terras van [naam 1] in Doetinchem kwam zitten en daar vier glazen bier en vier glazen Jägermeister heeft gedronken. Toen aangever vroeg of verdachte wilde betalen, zei hij dat hij geen geld had, niet kon betalen en dat aangever op de zoon van verdachte moest wachten die zou komen betalen. Verdachte heeft een telefoon gekregen om zijn zoon te bellen. Verdachte heeft een telefoongesprek gevoerd en gaf aangever aan dat zijn zoon zou komen om te betalen. Toen aangever het door verdachte gekozen nummer terugbelde, hoorde hij een persoon zeggen dat hij niet de zoon van verdachte was en dat verdachte gek was. Nadat aangever nogmaals tegen verdachte zei dat hij moest betalen, stond verdachte op en liep hij weg. Verdachte liep naar de [naam 2] . [3]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte in zijn restaurant ( [naam 2] ) binnen kwam lopen en een broodje shoarma en een flesje Heineken bestelde en deze begon te nuttigen. Vervolgens kreeg aangever bericht van aangever [slachtoffer 1] dat verdachte niet kon betalen en kwam de politie bij het restaurant. Verdachte zei tegen de politie dat hij geen geld had en op een later tijdstip te willen betalen. Verdachte is hierop aangehouden. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte bij [naam 1] was. Getuige kreeg mee dat verdachte niet kon betalen, waarop verdachte aangaf dat zijn zoon zou komen om te betalen. Getuige zag dat de man opstond en wegliep in de richting van [naam 2] . [5]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij van tevoren wist dat hij niet kon betalen voor het nuttigen van de drankjes en etenswaren. Verdachte heeft wel zijn zoon gebeld, maar heeft gewoon over koetjes en kalfjes gesproken om de eigenaar (van het eethuisje) om de tuin te leiden. Gelijk hierna is hij naar het [naam 2] gegaan, heeft daar een bestelling geplaatst, maar wist daarbij dat hij niet kon betalen. Hij had helemaal geen geld of pinpas bij zich. Tegen de ter plaatse gekomen politie, heeft hij gezegd dat hij de volgende dag wilde betalen. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een afspraak had gemaakt om op een later moment te betalen. Deze verklaring volgt de rechtbank niet. Allereerst overweegt de rechtbank hiertoe dat deze verklaringen niet stroken met de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie. De bij de politie afgelegde verklaringen stroken daarentegen wel met de hiervoor weergegeven verklaringen van de aangevers en de getuige. Voorts blijkt uit de verklaringen van aangevers niet dat er, bij het bestellen dan wel ontvangen van de drankjes dan wel etenswaren, een afspraak was over een later betaalmoment.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door op het terras/in het restaurant plaats te nemen en een bestelling te doen, terwijl hij wist dat hij niet kon dan wel zou betalen, op bedrieglijke wijze gebruik gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon en heeft hij de valse hoedanigheid aangenomen van een bonafide klant. Immers, een uitbater van een horecagelegenheid zal in de regel geen betaling vooraf vragen, want het is in die branche gebruikelijk dat achteraf wordt betaald voor de genoten diensten en goederen. Deze uitbaters zijn ook niet in staat van iedere klant de betrouwbaarheid te toetsen.
Daarom heeft verdachte zich niet alleen voorgedaan als een bonafide klant, maar heeft hij daarbij ook doelbewust misbruik gemaakt van die in de horeca geldende gewoonte.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op
of omstreeks04 februari 2016, in de gemeente Doetinchem, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van eenvalse hoedanigheid
en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels;
- [naam 1] ,
althans een (of meer) medewerker(s) van voornoemde eethuisen
/of
- [naam 2] ,
althans een (of meer) medewerker(s) van voornoemde restaurant(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van etenswaar en/of (alcoholische) drank,
in elk geval van enig goed,hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/ofbedrieglijk
en/of in strijd met de waarheidzich voorgedaan als een bonafide
en/of serieuzeklant/gast (welke genegen was de door verdachte te bestellen etenswaar en/of (alcoholische)drank te betalen) en
/of(vervolgens) in voormeld eetcafé en
/ofrestaurant (telkens) een bestelling geplaatst (onder gehoudenheid tot betaling), waardoor [naam 1]
en/of die medewerker(s) van voornoemde eethuisen
/ofwaardoor [naam 2] werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Oplichting, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Naast het pleidooi voor vrijspraak heeft de verdediging subsidiair ervoor gepleit om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is bereid tot het ondergaan van een klinische opname, waarvoor hij zich zal melden zodra er een plek beschikbaar is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 april 2016;
- een rapportage van een trajectconsult door [naam 3] , forensisch psychiater, gedateerd 11 maart 2016;
- reclasseringsrapportages, gedateerd 7 april 2016 en 5 juli 2016.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van horeca-uitbaters. Dit soort misdrijven zijn ergerlijke vormen van criminaliteit die voor de gedupeerden veel schade en hinder opleveren. Ook versterken deze feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte staat geregistreerd als veelpleger. Er is een delictpatroon zichtbaar van vermogensdelicten. Verdachte pleegt delicten om zich zelf te kunnen voorzien in middelengebruik. Hij recidiveert steeds, zorgt voor overlast en is de laatste jaren niet vatbaar voor hulpverlening of interventies vanuit de reclassering gebleken.
Verdachte zit in een vicieuze cirkel. Als hij niet in detentie zit zoekt hij oude contacten op, gebruikt alcohol en drugs en valt terug in delictdrag. Er is dus sprake van een pro criminele houding. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog. Eerdere interventies, waaronder klinische opnames, zijn niet succesvol geweest. Verdachte is niet vatbaar voor begeleiding binnen een ambulant kader en andere mogelijkheden voor interventies zijn inmiddels uitgeput. Een strak juridisch kader is nodig om ervoor te zorgen dat verdachte een eventuele klinische behandeling kan afronden. Door de reclassering is geadviseerd verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan:
  • het bewezen verklaarde door verdachte begane strafbare feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • verdachte, die zoals blijkt uit het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie al vele malen is veroordeeld voor diverse strafbare feiten, is in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. Het onderhavige misdrijf is begaan na tenuitvoerlegging van deze sancties;
  • er moet ernstig rekening mede worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit voormelde reclasseringsadviezen volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Wanneer verdachte geen strak juridisch kader om zich heen heeft, zal hij vrijwel direct terugvallen in middelengebruik en delictgedrag. Tijdens een ISD-trajectplan kan er gekeken worden naar de mogelijkheden om tot gedragsverandering te komen.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank niet haalbaar, gelet op de inschatting dat verdachte recidiveert op het moment dat hij buiten detentie komt.
Gelet op het belang van beveiliging van de maatschappij en op beëindiging van de recidive van de verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee (2) jaren opleggen. De rechtbank acht oplegging van de ISD-maatregel voor die duur geboden en zal daarom de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;

bepaaltdat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht,
nietin mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. J.B.J. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2016.
mr. Aalders is buiten staat
dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0600-2016060842 Z, gesloten op 5 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 6, het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 4, de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 juli 2016 en de verklaring van verdachte, zoals weergegeven in het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 25 en 26..
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 6.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 4.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 10.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 25 en 26.