ECLI:NL:RBGEL:2016:4519

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
05/840158-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling van zijn voormalig echtgenote met werkstraf en schadevergoeding

Op 16 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van het mishandelen van zijn voormalig echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 oktober 2014 tot en met 25 oktober 2015 meermalen zijn echtgenote heeft mishandeld. De mishandelingen omvatten onder andere het slaan en stompen van het slachtoffer, het trekken aan haar haren, en het met kracht draaien van haar arm. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook medische rapporten, geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor twee specifieke mishandelingen, waaronder het breken van de oogkas van het slachtoffer op 31 december 2014.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en hem verplicht om een schadevergoeding van € 1.219,40 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie voor een gevangenisstraf afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een werkstraf, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, waarbij een deel van de vordering is toegewezen en andere delen zijn afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandelingen en de impact daarvan op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840158-16
Datum uitspraak : 16 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. E.J.A.A. van Dal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 02 augustus 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 2 augustus 2016 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot
en met 25 oktober 2015
te Arnhem en/of op het traject Nijmegen - Rotterdam, in ieder geval in
Nederland,
zijn echtgenoot, [slachtoffer] (telkens) heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het
lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht)aan de haren te trekken
en/of op de grond te gooien en/of te trekken en/of te duwen, en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) aan de haren te trekken en/of (vervolgens) met het
hoofd tegen een muur te smijten en/of te gooien en/of te duwen, en/of
- die [slachtoffer] met een krultang, althans met een hard voorwerp tegen het hoofd en
een arm, althans tegen het lichaam te slaan, en/of
(op of omstreeks 10 oktober 2015 en op het traject Nijmegen - Rotterdam, in
ieder geval in Nederland)
- die [slachtoffer] (met kracht aan de haren te trekken en/of (vervolgens) met haar
hoofd op het dashboard (van een auto) te beuken en/of te slaan, en/of
- de arm van die [slachtoffer] (met kracht) op de rug te draaien.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 10 oktober 2014 tot en met 25 oktober 2015 waren verdachte en [slachtoffer] getrouwd met elkaar. Zij woonden in Arnhem. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandelingen in de tenlastegelegde periode.
Er is diverse keren letsel geconstateerd bij [slachtoffer] en voorts is er bij één mishandeling, namelijk het draaien van de arm op de rug, een getuige aanwezig geweest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde feit. Nergens blijkt uit dat verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk mishandelde. [slachtoffer] heeft zelf ook altijd ontkend te zijn mishandeld. Ten aanzien van het draaien van de arm op de rug van [slachtoffer] is de verdediging van mening dat dit niet als mishandeling gekwalificeerd kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag wat wettig en overtuigend kan worden bewezen, overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 31 december 2014 thuis was en ruzie had met verdachte. Op enig moment gaf hij haar opzettelijk met kracht een vuistslag tegen haar rechter oogkas. Ze voelde direct pijn en ze viel op de grond. Haar oogkas was blauw en ze bloedde. Toen ze in het ziekenhuis kwam, bleek dat haar oogkas gebroken was. Ze durfde in het ziekenhuis niet te vertellen dat ze was geslagen dus ze vertelde tegen de artsen dat ze van de trap was gevallen. [3]
Bij de eerste hulp is [slachtoffer] op 31 december 2014 om 22.21 uur onderzocht. Er werd letsel geconstateerd waaronder een fractuur van de lamina papyracea rechts, met lucht rondom de oogbol. In het verslag van de eerste hulp arts is tevens opgenomen dat sprake was van een vreemde toedracht en dat aan [slachtoffer] was gevraagd of ze was mishandeld. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 31 december 2014 thuis was met [slachtoffer] . Verdachte was in de woonkamer. Op enig moment viel [slachtoffer] kennelijk van de trap en liep zij letsel op aan haar oog. Later bleek dat haar oogkas gebroken was. [5] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij boven was en [slachtoffer] beneden. Desgevraagd verklaarde verdachte dat [slachtoffer] ook boven was.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 december 2014 [slachtoffer] met zoveel kracht tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt dat hij haar oogkas heeft gebroken. Het sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte wisselend heeft verklaard over het voorval en waar hij zich in de woning bevond.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij op 25 oktober 2015 thuis was en ruzie had met verdachte. Haar moeder was hierbij aanwezig. Verdachte pakte met kracht haar rechter onderarm vast en hij draaide deze zodat de arm onder op haar rug terecht kwam. Dit deed pijn bij [slachtoffer] . [6]
Getuige [getuige] , de moeder van [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij op 25 oktober 2015 bij haar dochter ( [slachtoffer] ) en verdachte kwam. [slachtoffer] en verdachte kregen ruzie en op enig moment zag zij dat verdachte de hand van [slachtoffer] pakte en deze op haar rug draaide. Ze hoorde [slachtoffer] ‘auw’ schreeuwen en ze zag dat haar gezicht vertrok van de pijn. [7]
Bij de eerste hulp is geconstateerd dat [slachtoffer] op 25 oktober 2016 om 22.59 uur is onderzocht. In het verslag van de eerste hulp arts is te lezen dat [slachtoffer] ruzie had met haar partner en dat deze aan de rechter arm heeft getrokken en dat zij daardoor pijn had in haar rechter schouder. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 oktober 2015 thuis was met [slachtoffer] en haar moeder. Er ontstond een discussie waarbij verdachte [slachtoffer] duwde. [9]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 oktober 2015 de arm van [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid met zoveel kracht dat zij hier pijn door had. Dit is te kwalificeren als een mishandeling.
Ten aanzien van de overige mishandelingen overweegt de rechtbank dat zich hiervoor onvoldoende concreet steunbewijs in het dossier bevindt. De enkele verklaring van aangeefster, incidenteel gesteund door medische verklaringen, is onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs. De twee mishandelingen zoals hierboven opgenomen zijn wel wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte in combinatie met het concrete steunbewijs.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 december 2014 tot
en met 25 oktober 2015
te Arnhem
en/of op het traject Nijmegen - Rotterdam, in ieder geval in
Nederland,
zijn echtgenoot, [slachtoffer]
(telkens
)heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer]
meermalen, althanseenmaal
(met kracht
)tegen het hoofd
en/of het
lichaamte stompen
en/of te slaan,en
/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht)aan de haren te trekken

en/of op de grond te gooien en/of te trekken en/of te duwen, en/of

- die [slachtoffer] (met kracht) aan de haren te trekken en/of (vervolgens) met het

hoofd tegen een muur te smijten en/of te gooien en/of te duwen, en/of

- die [slachtoffer] met een krultang, althans met een hard voorwerp tegen het hoofd en
een arm, althans tegen het lichaam te slaan, en/of
(op of omstreeks 10 oktober 2015 en op het traject Nijmegen - Rotterdam, in
ieder geval in Nederland)
- die [slachtoffer] (met kracht aan de haren te trekken en/of (vervolgens) met haar

hoofd op het dashboard (van een auto) te beuken en/of te slaan, en/of

- de arm van die [slachtoffer]
(met kracht
)op de rug te draaien.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede gelet op het advies van de reclassering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 juni 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 18 juli 2016.
Verdachte heeft zijn voormalig echtgenote in elk geval op twee momenten mishandeld, ten gevolge waarvan zij een gebroken oogkas opliep. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op onder andere de lichamelijke integriteit van zijn voormalig echtgenote en bij haar pijn en letsel veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn gedrag voorrang gegeven aan de directe uiting van zijn kennelijk bestaande frustraties en emoties zonder daarbij enige rekening te houden met de gevolgen en de angst die dit bij zijn voormalig echtgenote teweeg heeft gebracht.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor een gedeelte van de tenlastelegging en komt daardoor op een lagere strafmodaliteit dan zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank zal van de straf een gedeelte voorwaardelijk opleggen, als waarschuwing voor verdachte dat hij niet over mag gaan tot dergelijk strafbaar gedrag.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.287,20 aan materiele schadevergoeding (bestaande uit: €100,- reiskosten, € 360,- eigen risico 2014, € 375,- eigen risico 2015, € 28,- ziekenhuisdaggeldvergoeding en € 424,20 gemiste inkomsten) en € 2.308,68 als advocaatkosten. Als immateriële schadevergoeding wordt gevorderd een bedrag van € 6.000,-. De totale vordering bedraagt € 9.595,88.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 9.595,88 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 82 dagen hechtenis. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en een gematigd bedrag als voorschot toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair meent de verdediging dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft aangegeven dat zij kosten heeft moeten maken voor het reizen naar de artsen, psycholoog en advocaat. Het gevorderde bedrag is een schatting. De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten gevolge van de mishandelingen. Echter, omdat de rechtbank slechts twee mishandelingen bewezen acht, zal zij het toe te kennen bedrag matigen. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van het bedrag vast te stellen. De rechtbank stelt het bedrag vast op € 50,- en zal dit bedrag toewijzen. Het overige wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Eigen risico 2014De benadeelde partij heeft een bedrag van € 360,- gevorderd voor het eigen risico van de ziektekostenverzekering over 2014. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk als gevolg van het bewezenverklaarde heeft moeten maken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in 2014 een breuk in de oogkas van de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Uit de uitdraai van de zorgverzekeraar blijkt dat op deze dag kosten diverse kosten zijn gemaakt maar dat hiervan niets onder het eigen risico valt. Ten aanzien van de overige mishandelingen (waaronder de mishandeling in het buitenland) volgt geen veroordeling, zodat hiervoor geen vergoeding wordt gegeven. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu onvoldoende is onderbouwd dat benadeelde partij het eigen risico ten gevolge van de mishandeling heeft moeten betalen.
Eigen risico 2015
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 360,- gevorderd voor het eigen risico van de ziektekostenverzekering over 2015.
De rechtbank acht bewezen dat de benadeelde partij in 2015 is mishandeld door verdachte, ten gevolge waarvan zij naar het ziekenhuis is gegaan. Uit het dossier blijkt dat benadeelde partij op 25 oktober 2015 bij de spoedeisende hulp is geweest. Blijkens de uitdraai van de zorgverzekeraar is dit niet van het eigen risico af gegaan. Niet is dus vast te stellen dat de benadeelde partij dit zelf heeft moeten betalen. Ten aanzien van de overige mishandelingen volgt geen veroordeling, zodat hiervoor geen vergoeding wordt toegewezen. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu onvoldoende is onderbouwd dat benadeelde partij het eigen risico ten gevolge van de mishandeling heeft moeten betalen.
ZiekenhuisdaggeldvergoedingDe benadeelde partij heeft een bedrag van € 28,- gevorderd als ziekenhuisdaggeldvergoeding. De rechtbank overweegt dat voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Dit bedrag zal derhalve worden toegewezen.
Verlies arbeidsvermogenDe benadeelde partij heeft een bedrag van € 424,20 gevorderd voor verlies van het arbeidsvermogen. Het dagloon van de benadeelde partij bedraagt € 70,70 en zij krijgt de eerste dag van haar ziekte niet uitbetaald.
De rechtbank overweegt dat zij twee mishandelingen bewezen verklaart en zij neemt aan dat de benadeelde partij daarna mogelijk niet heeft gewerkt. De benadeelde partij krijgt de eerste dag niet uitbetaald zodat dit voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank de vergoeding vast op twee dagen, zijnde een bedrag groot € 141,40. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Advocaatkosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 2.308,68 gevorderd voor de kosten die ze heeft gemaakt voor het inschakelen van een advocaat.
Ter zitting is opgemerkt dat er een toevoeging is aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. In dit stadium is derhalve nog niet duidelijk of de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk zelf zal maken, gelet op deze af te wachten toevoeging. Dit deel van de vordering wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de mishandelingen door verdachte is de benadeelde partij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van het toe te kennen bedrag vast te stellen. De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,- bij wijze van voorschot aan de benadeelde partij toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 25 mei 2015, namelijk de datum die in het midden ligt tussen 31 december 2014 en 25 oktober 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze werkstraf groot 60 uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. I.D. Jacobs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015550875, gesloten op 15 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 12; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2016.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13 en een proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 22.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een specialistenbericht van [naam 1] , AIOS SEH, d.d. 1 januari 2015, p. 35 en 36.
5.Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 75.
6.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 14.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 49.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een specialistenbericht van [naam 2] , arts spoedeisende hulp, d.d. 26 oktober 2015, p. 32.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2016.