In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 7 april 2016 het ingediende bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 5 november 2015 niet ontvankelijk heeft verklaard. Dit gebeurde omdat het bezwaarschrift van eiseres, dat op 3 februari 2016 was ingediend, niet was ondertekend. De rechtbank Gelderland heeft de zaak behandeld op 29 juli 2016, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. A.D.M. Klein Selle. Verweerder was niet vertegenwoordigd tijdens de zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift ondertekend moet zijn. Eiseres had de mogelijkheid om het verzuim te herstellen, zoals bepaald in artikel 6:6 van de Awb. Verweerder had eiseres per brief op 3 maart 2016 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar eiseres heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelt echter dat het niet herstellen van het verzuim verschoonbaar is, omdat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en via e-mail correspondeert. De rechtbank concludeert dat verweerder in dit geval had moeten zorgen voor een mogelijkheid voor eiseres om de handtekening te plaatsen, bijvoorbeeld tijdens een hoorzitting.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 7 april 2016 en bepaalt dat verweerder binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een nieuwe beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 496 en moet het griffierecht van € 46 worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, en is openbaar uitgesproken.