ECLI:NL:RBGEL:2016:4500

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5982
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank over AOW-premie en dwangsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat hem schuldig nalatig verklaarde in verband met het niet betalen van AOW-premie over 2009. De SVB baseerde dit besluit op een mededeling van de ontvanger dat de aanslag niet betaald was, wat later bleek te berusten op een vergissing. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelde de SVB in gebreke wegens het niet tijdig beslissen. Na afwijzing van zijn bezwaar door de SVB, wendde eiser zich tot de Belastingdienst en vroeg om een dwangsom wegens te late beslissingen. De inspecteur van de Belastingdienst wees dit verzoek af, wat leidde tot verdere bezwaren en uiteindelijk beroep bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de SVB geen doorzendplicht had naar de Belastingdienst, omdat het besluit waartegen eiser bezwaar maakte geen voor bezwaar vatbare beschikking was. Hierdoor was het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, omdat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgang openstond bij de Belastingdienst en dat de civiele rechter bevoegd was om over de invorderingskwestie te oordelen. Eiser kreeg het griffierecht terug, maar de rechtbank wees de verzoeken om dwangsom en schadevergoeding af, omdat deze niet mogelijk waren binnen het belastingrecht.

De uitspraak werd gedaan door mr. F.M. Smit op 16 augustus 2016, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/5982

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 augustus 2016

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2015 de als bezwaarschrift aangemerkte brief van eiser van 13 september 2015 en de aanvullingen daarop van 18 en 21 september 2015 tegen de beslissing van 7 september 2015 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft eiser op 5 oktober 2015 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting diverse nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2016 afgewezen. Het tweede verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen is bij uitspraak van 10 mei 2016 afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2016.
Eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft bij brief van 6 mei 2015 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) van 10 april 2015. In dat besluit is aan eiser meegedeeld dat sprake is van schuldige nalatigheid ter zake van de voldoening van AOW-premie over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Het gaat om een bedrag van € 1.321.
2. Bij brief van 6 juli 2015 heeft eiser de SVB in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar.
3. Op 17 augustus 2015 heeft de SVB het bezwaar ongegrond verklaard.
4. In een brief van 27 augustus 2015 aan verweerder, met als onderwerp “bezwaarschrift”, heeft eiser verweerder verzocht de schuldige nalatigheid over 2009, alsmede alle kosten en opslagen ongedaan te maken naar aanleiding van het bezwaarschrift van 6 mei 2015. Daarbij heeft hij aangevoerd dat de SVB een doorzendplicht had met betrekking tot dat bezwaarschrift van 6 mei 2015 en met betrekking tot de ingebrekestelling van 6 juli 2015. Volgens eiser heeft verweerder te laat beslist op dit bezwaar en bestaat daarom recht op een dwangsom van € 1.260.
5. Verweerder heeft bij brief van 7 september 2015 aan eiser bericht dat de SVB geen doorzendverplichting heeft als het gaat om het bezwaar tegen het besluit over de schuldige nalatigheid, omdat geen sprake is van een voor bezwaar vatbare beslissing van de Belastingdienst, en dat de dwangsomregeling daarom niet van toepassing is. In de brief is vermeld dat bezwaar kan worden gemaakt tegen de beslissing om geen dwangsom toe te kennen.
6. Bij brief van 13 september 2015 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het niet toekennen van een dwangsom. Verder heeft hij verweerder verzocht (samengevat):
  • de beschikking van 7 september 2015 in te trekken;
  • te bepalen dat met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 (hierna: de aanslag 2009) niet een bedrag van € 1.321 hoeft te worden terugbetaald in verband met eerder gemaakte afspraken met de Belastingdienst, en de SVB daarvan op de hoogte te stellen;
  • het bezwaar van 6 mei 2015, voor zover gericht tegen de beslissingen van de Belastingdienst ter zake van het niet betalen van de aanslag 2009, gegrond te verklaren;
  • de vaststelling van de hoogte van het bedrag van € 1.321 van de niet betaalde AOW-premie ongedaan te maken dan wel de vordering tot betaling daarvan in te trekken;
  • een dwangsom van € 1.260 toe te kennen.
7. Bij brief van 17 september 2015 heeft de ontvanger aan eiser bericht dat het schuldig nalatig verklaren met betrekking tot de aanslag 2009 op een onjuiste codering van de oninbaarheid van de aanslagen berust. Voor de jaren 2005 tot en met 2008 was de codering wel juist. De ontvanger meldt dat hij inmiddels de SVB heeft verzocht de schuldig nalatig verklaring voor 2009 te laten vervallen. De SVB heeft bij brief van 2 oktober 2015 het bezwaar alsnog gegrond verklaard en de schuldig nalatig verklaring laten vervallen.
8. In de uitspraak op bezwaar van 29 september 2015 is het bezwaar tegen de afwijzing van de dwangsom ongegrond verklaard met verwijzing naar de brief van 7 september 2015.
Geschil
9. In geschil is of eiser recht heeft op een dwangsom en op schadevergoeding of nadeelcompensatie wegens onjuist handelen van verweerder.
Beoordeling van het geschil
10. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan in afwijking van het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep worden ingesteld indien het gaat om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking.
11. Het besluit waartegen eiser op 6 mei 2015 in bezwaar is gekomen, is het besluit van de SVB. Dit besluit is niet een ingevolge de belastingwet genomen besluit. Reeds daarom was er voor de SVB geen doorzendplicht naar verweerder. Nu eiser op 27 augustus 2015 niettemin bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit bij verweerder, had verweerder dat bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Van toepassing van de dwangsomregeling kan daardoor geen sprake zijn.
12. De rechtbank begrijpt dat eiser vooral heeft bedoeld bezwaar te maken tegen de (niet aan hem meegedeelde) beslissing van de ontvanger die tot het besluit van de SVB heeft geleid. Deze beslissing van de ontvanger, inhoudende dat de aanslag 2009 nog moest worden betaald, is weliswaar een ingevolge de belastingwet genomen besluit, maar is geen voor bezwaar vatbare beschikking. Gelet op artikel 26, eerste lid, van de AWR staat daartegen dus geen bezwaar en beroep open.
13. Alleen de civiele rechter is bevoegd om over een dergelijke invorderingskwestie te oordelen. Daartoe zou een vordering moeten worden ingesteld bij de civiele rechter volgens de civiele regels die daarvoor gelden. Gebleken is dat sprake was van een onvolledige uitvoering van een afspraak tussen de ontvanger en eiser over het oninbaar verklaren van de aanslagen over de belastingjaren 2005 tot en met 2009, doordat het jaar 2009 per vergissing een onjuiste code had gekregen in het computersysteem. Daarom heeft de ontvanger de SVB verzocht om de schuldig nalatig verklaring voor 2009 te laten vervallen. Nu de SVB aan dit verzoek gehoor heeft gegeven, zijn de gevolgen van de vergissing van de ontvanger ongedaan gemaakt en ligt het niet voor de hand om kosten te maken voor een civiele procedure. De dwangsomregeling geldt bovendien niet in civiele procedures. Een vordering tot schadevergoeding is wel mogelijk bij de civiele rechter, maar daarvoor gelden strenge eisen. Met name moet er dan sprake zijn van schade die door eiser is geleden als gevolg van de vergissing van de ontvanger.
14. Gelet op het voorgaande kan de belastingrechter in dit geval niet inhoudelijk oordelen over de beroepsgronden van eiser, zoals het verzoek om schadevergoeding of nadeelcompensatie. Zoals hiervoor al is overwogen, is een dwangsom ten laste van verweerder in dit geval niet mogelijk, omdat er geen rechtsgang openstaat bij verweerder en de belastingrechter. Ook kan door de rechter geen oordeel worden gegeven over de klacht die eiser bij verweerder heeft ingediend.
15. Het beroep zal wel gegrond worden verklaard, omdat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond. De rechtbank zal het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel krijgt eiser het griffierecht terug.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 16 augustus 2016
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem .
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.