ECLI:NL:RBGEL:2016:4496
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hogere WOZ-waardes in bezwaar bepleit kort voor de wetswijziging van 1 oktober 2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Rivierenland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waardes van zijn onroerende zaken, die door verweerder bij beschikking van 28 februari 2015 waren vastgesteld op € 193.000 voor de woning en € 18.000 voor de garagebox. Eiser stelde dat de WOZ-waarde te laag was vastgesteld, wat van belang was voor de verlenging van de renteperiode van zijn hypotheek. De rechtbank oordeelde dat de bestreden uitspraak op bezwaar, waarbij de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk waren verklaard, niet in stand kon blijven. Dit was te wijten aan de wijziging van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) die op 1 oktober 2015 in werking was getreden, waardoor het mogelijk werd om in bezwaar een hogere WOZ-waarde te bepleiten. De rechtbank heeft de WOZ-waardes ambtshalve herzien naar € 212.000 en € 21.000, omdat eiser hiermee instemde.
Daarnaast heeft eiser schadevergoeding gevraagd voor de kosten van een taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank oordeelde echter dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het taxatierapport niet was ingebracht in bezwaar of beroep. Er was geen causaal verband tussen de te late uitspraak op bezwaar en de geleden schade. Wel was er een causaal verband tussen de primaire WOZ-beschikking en de schade, maar de rechtbank oordeelde dat de Wet WOZ niet strekt tot bescherming tegen deze schade, waardoor het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover deze betrekking hebben op de WOZ-waarde, maar niet-ontvankelijk verklaard voor de aanslag onroerende zaakbelasting.