ECLI:NL:RBGEL:2016:4495

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
05/720307-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van 505 kilogram APAAN, bestemd voor amfetamineproductie

Op 11 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 16 oktober 2014 in Ochten, gemeente Neder-Betuwe, 505 kilogram Alfa-fenylAcetoAcetoNitril (APAAN) voorhanden had. Dit materiaal is een precursor voor de productie van amfetamine. De verdachte, die een koeriersbedrijf had, ontving de opdracht om de lading naar Eindhoven te vervoeren, zonder te weten wat hij precies vervoerde. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de illegale aard van de lading. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op zijn minst ernstige redenen had om te vermoeden dat de inhoud van de tonnen bestemd was voor de bereiding van amfetamine. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10, 10a en 13 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720307-15
Datum uitspraak : 11 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman: mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 28 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2014 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld
in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
amfetamine en/of een andere stof genoemd op lijst I van de Opiumwet, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een andere
stof genoemd op lijst I van de Opiumwet, zijnde amfetamine een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
505 kilo Alfa-fenylAcetoAcetoNitril (APAAN), voorhanden heeft gehad, waarvan
verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die
feit(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 oktober 2014 bevond verdachte zich in zijn bestelauto in Ochten. In de bestelbus van verdachte stonden 19 vaten met in totaal 505 kilo Alfa-fenylAcetoAcetoNitril (APAAN), een stof met behulp waarvan amfetamine kan worden geproduceerd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak en voert daartoe aan dat verdachte niet wist wat hij vervoerde en dat ook niet hoefde te vermoeden.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de strafbaarheid van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet is vereist dat de dader daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van de omstandigheid dat hij met zijn handelingen de productie van harddrugs bevorderde. Dit opzet, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak over artikel 10a van de Opiumwet, omvat ook voorwaardelijk opzet, waarvan sprake is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een koeriersbedrijf had en dat hij van een opdrachtgever, wiens naam hij niet wenst te noemen, de opdracht heeft gekregen om de lading die in zijn bestelbus is aangetroffen naar Eindhoven te brengen. Hij zou voor die klus 300 euro ontvangen. Met betrekking tot de omstandigheden van die klus heeft verdachte het volgende verklaard:
  • Hij moest op 15 oktober 2014 zijn bestelbus in Ochten bij een bedrijf neerzetten. Daar werd de bus geladen.
  • De dag erna zou de bus voor hem klaarstaan op de carpoolplaats in Ochten. De sleutel lag op het linkervoorwiel.
  • De lading bestond uit tonnen met scheikundige benamingen.
  • Er zaten geen vrachtbrieven bij de lading.
  • Hem was verteld dat hij zijn bus naar Eindhoven moest rijden, maar hij zou pas later, onderweg, horen waar hij precies naartoe moest.
  • Hij dacht dat het foute boel kon zijn omdat er geen vrachtbrieven in de bus lagen en omdat hij van tevoren de bestemming niet wist.
Verder heeft verbalisant [verbalisant] verklaard dat verdachte, nadat hij oogcontact maakte met verbalisant die in een opvallend surveillancevoertuig de carpoolplaats opreed, wegreed naar de achterzijde van de carpoolplaats, hetgeen een omweg is om bij de uitgang van de carpoolplaats te komen. [4]
De rechtbank weegt ten slotte mee dat het door de uitgebreide media-aandacht voor drugs-criminaliteit (in de zin van het aantreffen van productielaboratoria en/of chemisch productie-afval) in Noord-Brabant, en in het bijzonder in de omgeving van Eindhoven, een feit van algemene bekendheid is dat aldaar regelmatig synthetische drugs worden geproduceerd.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank allereerst van oordeel dat het verdachte volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat de vracht die hij vervoerde niet uit legale goederen bestond en dat verdachte op zijn minst ernstige redenen heeft gehad om te vermoeden dat de inhoud van de tonnen, die hij in de bus vervoerde, bestemd was voor de bereiding van amfetamine of andere synthetische drugs als vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Voorts is de rechtbank op grond van dezelfde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het vervoer van deze tonnen een belangrijke schakel betreft in het productieproces van harddrugs.
Verdachte heeft hiermee tenminste in voorwaardelijke zin opzet gehad op de door hem gepleegde voorbereidingshandelingen gericht op de vervaardiging van amfetamine of andere verdovende middelen als vermeld op lijst I van de Opiumwet.
De rechtbank verwerpt daarom het vrijspraakverweer.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks16 oktober 2014 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe,
tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,om een feit, bedoeld
in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk
telen,bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en vervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan
amfetamine
en/of een andere stof genoemd op lijst I van de Opiumwet,
in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een andere
stof genoemd op lijst I van de Opiumwet,zijnde amfetamine een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
505 kilo Alfa-fenylAcetoAcetoNitril (APAAN), voorhanden heeft gehad, waarvan
verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) ofernstige redenen had
(den)
te vermoeden, dat
dat/die bestemd was
/warentot het plegen van dat/die
feit(en);
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring aan verdachte de maximale werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 juni 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs door het voorhanden hebben van 505 kilo APAAN. Met een dergelijke hoeveelheid kan immers een grote hoeveelheid amfetamine worden geproduceerd.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de productie daarvan draagt bij aan het ontstaan van verslaving en de instandhouding daarvan. Voorts gaat de productie van harddrugs, naar de ervaring leert, dikwijls gepaard met het plegen van andere strafbare feiten, waaronder zeer ernstige vormen van milieucriminaliteit. Naar het oordeel van de rechtbank is voor een dergelijk ernstig feit geen andere strafmodaliteit passend dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de grote hoeveelheid APAAN die bij verdachte is aangetroffen en met de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank anderzijds rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, alsmede met het tijdsverloop.
Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een passende strafrechtelijke reactie en daarom zal een straf worden opgelegd gelijk aan die eis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10, 10a en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en
mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Spoorwegpolitie opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2600-2014044597-6 gesloten op 25 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28; proces-verbaal LFO, p. 30-32; verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2016; NFI-rapport Identificatie van drugs en precursoren, gedateerd 27 oktober 2014.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2016.
4.Verklaring getuige [verbalisant] ter terechtzitting van 28 juli 2016.