ECLI:NL:RBGEL:2016:4449

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
300682
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen kantonrechter in kort geding

Op 2 mei 2016 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland het wrakingsverzoek van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Gerrits, had de kantonrechter gewraakt tijdens een kort geding dat op 13 april 2016 plaatsvond. Tijdens deze zitting onderbrak de kantonrechter mr. Gerrits drie keer, wat verzoekster als partijdig ervoer. Verzoekster stelde dat de kantonrechter een waardeoordeel had gegeven over de deskundigenrapporten door de termen 'overruled' en 'second opinion' te gebruiken, wat volgens haar de schijn van partijdigheid wekte. De kantonrechter heeft echter gemotiveerd dat het zijn taak is om de regie van de zitting te bepalen en dat onderbrekingen niet per definitie duiden op vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de onderbrekingen niet onbegrijpelijk waren en dat de kantonrechter recht had om een voorlopige visie op de zaak te geven zonder dat dit de onpartijdigheid in gevaar bracht. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een wraking rechtvaardigden, en verklaarde het verzoek ongegrond. De procedure werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 300682 KZ RK 16/353
Beslissing van 2 mei 2016 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoekster] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat: mr. G.J. Gerrits te Arnhem,
verzoekster tot wraking, hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. [de rechter],
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster is gedaagde partij in een kort geding ten overstaan van de kantonrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Nijmegen, tegen de heer [naam] (zaaknummer 4950630 / VV EXPL /16-12 / 474/ 450).
1.2.
Tijdens de zitting in die zaak op 13 april 2016 heeft mr. Gerrits – na een korte schorsing van de zitting voor over overleg met verzoekster – namens verzoekster verklaard de kantonrechter te wraken, waarna de behandeling ter zitting is geschorst.
1.3.
Bij faxbericht van 14 april 2016 heeft mr. Gerrits de rechtbank een toelichting op het wrakingsverzoek doen toekomen.
1.4.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust. Bij brief van 15 april 2016 heeft de kantonrechter een verweerschrift ingediend. Bij brief van 18 april 2016 heeft hij, nadat hij kennis had genomen van de schriftelijke toelichting van verzoekster op het wrakingsverzoek, een korte aanvulling op zijn verweerschrift ingediend.
1.5.
Het verzoek tot wraking is in aanwezigheid van mr. Gerrits, behandeld ter zitting van 18 april 2016. De kantonrechter is daarbij niet verschenen. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Namens verzoekster is – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
2.2.
Verzoekster stelt dat de kantonrechter mr. Gerrits bij het voordragen van zijn pleitnotitie tijdens de zitting op 13 april 2016 drie maal heeft onderbroken. De eerste keer heeft hij mr. Gerrits onderbroken om te vragen naar de relevantie van een voorbeeld dat mr. Gerrits onder de aandacht bracht. De tweede keer heeft hij mr. Gerrits onderbroken met een opmerking over de bespreking van nevenvorderingen, terwijl de procedure volgens de kantonrechter vooral de loonbetaling betreft. Verzoekster stelt dat, nadat mr. Gerrits had aangegeven dat hij pas op de helft van zijn betoog was, de kantonrechter mededeelde de opbouw van zijn pleidooi merkwaardig te vinden.
2.3.
De derde keer heeft de kantonrechter het pleidooi volgens verzoekster onderbroken door er (onder meer) op te wijzen dat eiser – hoewel dat in een kort geding helemaal niet noodzakelijk is – maar liefst twee deskundigenoordelen heeft ingebracht. Verzoekster stelt dat de kantonrechter vervolgens zonder voorbehoud of enige nuancering heeft gezegd dat de verzekeringsarts het oordeel van de bedrijfsarts tot tweemaal toe heeft “overruled”, terwijl mr. Gerrits daarvóór juist uitgebreid had gemotiveerd en onder verwijzing naar jurisprudentie had toegelicht dat en waarom de rechter vrij is om de verklaring van de deskundige naast zich neer te leggen of de deskundige om een nadere toelichting kan verzoeken en waarom dat in dit geval ook zou moeten. Nadat mr. Gerrits had gevraagd om akte te nemen van deze opmerkingen en de kantonrechter had vastgesteld dat de griffier deze opmerkingen niet (voldoende) had genoteerd, heeft de kantonrechter de griffier gedicteerd wat er opgenomen diende te worden, aldus verzoekster. Verzoekster stelt dat zij – bij monde van haar directeur – tijdens de korte schorsing van de zitting aan mr. Gerrits heeft aangegeven dat zij het gevoel had dat de kantonrechter zijn oordeel al klaar had.
Volgens verzoekster is het gedicteerde proces-verbaal veel genuanceerder dan de werkelijk door de kantonrechter gemaakte opmerkingen. Verzoekster stelt zich evenwel op het standpunt dat uit het gebruik van de termen “overruled” en “second opinion” die wél in het dictaat terugkomen, ook onmiskenbaar een waardeoordeel blijkt over de inhoud van het oordeel van de verzekeringsarts in relatie tot het oordeel van de bedrijfsarts. Daarmee heeft de kantonrechter, zeker in combinatie met de overige opmerkingen tijdens het pleidooi van mr. Gerrits, ten minste de schijn van partijdigheid gewekt, aldus verzoekster.

3.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het wrakingsverzoek gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Beoordeeld moet worden of de namens verzoeker aangevoerde gronden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden opleveren.
4.3.
De wrakingskamer stelt verder voorop dat een negatief ervaren beslissing, een onwelgevallige of zelfs een beslissing waarvan de juistheid ernstig moet worden betwijfeld, in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking is. Dit is anders, als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter.
4.4.
Voor zover verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag legt dat de kantonrechter mr. Gerrits drie keer heeft onderbroken in zijn pleidooi overweegt de wrakingskamer als volgt. Het is aan de rechter om te bepalen hoe de gang van zaken tijdens de zitting zal zijn: hij bepaalt de regie en waakt ervoor dat de voor de zitting uitgetrokken tijd niet wordt overschreden en dat partijen allen voldoende gelegenheid hebben om hun standpunten naar voren te brengen. Om die reden is het voor de rechter mogelijk (en soms noodzakelijk) een partij ter zitting te onderbreken in zijn betoog. Tegen deze achtergrond is het niet onbegrijpelijk dat de kantonrechter mr. Gerrits heeft onderbroken. Dat geldt te meer nu de kantonrechter in zijn verweerschrift stelt dat tijdens de zitting nagenoeg alleen mr. Gerrits het woord heeft gevoerd en hij circa 40 minuten na aanvang van zijn betoog is onderbroken. Dat de kantonrechter mr. Gerrits toen – en daarna nog twee maal – heeft onderbroken leidt naar het oordeel van de wrakingskamer niet zonder meer tot de conclusie dat die onderbrekingen zo zeer onbegrijpelijk zijn, dat deze moeten zijn ingegeven door vooringenomenheid van de kantonrechter.
4.5.
Voor het overige zien de wrakingsgronden op de wijze waarop en/of de bewoordingen waarmee de kantonrechter zich ter zitting heeft uitgelaten over de deskundigenrapporten. Verzoekster stelt dat de kantonrechter met de termen “overruled” en “second opinion” – die ook in het gedicteerde onderdeel van het proces-verbaal zijn opgenomen – onmiskenbaar een waardeoordeel wordt gegeven over de inhoud van het oordeel van de verzekeringsarts in relatie tot het oordeel van de bedrijfsarts. Volgens verzoekster blijkt daaruit dat de kantonrechter het oordeel van de bedrijfsarts naast zich neer heeft gelegd. Daarbij heeft verzoekster gesteld dat het dictaat veel genuanceerder is dan de werkelijk door de kantonrechter ter zitting gemaakte opmerkingen.
De kantonrechter stelt dat hij met de term “overruled” zeker geen waardeoordeel heeft gegeven over de deskundigenoordelen in kwestie, temeer niet omdat hij heeft aangegeven kennis te hebben genomen van de nodige kanttekeningen die verzoekster plaatste bij de deskundigenoordelen en de gevoerde verweren.
4.6.
Het gedicteerde onderdeel in het proces-verbaal van de zitting waarnaar verzoekster verwijst, luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Bij de toelichting van het verweer van gedaagde partij (…) stelt de voorzieningenrechter aan de orde dat niet naar voren is gebracht door de gedaagde partij dat, naar algemeen wordt aangenomen, in een kort geding in een zaak als de onderhavige een deskundigenoordeel niet als ontvankelijkheidseis wordt aangemerkt en dat in deze zaak de verzekeringsarts van het UWV blijkens de in het geding gebrachte stukken tot twee maal toe de beslissing van de bedrijfsarts heeft overruled, zij het dat de voorzieningenrechter ook heeft vernomen dat de gedaagde partij de nodige kanttekeningen plaatst bij het rapport van de verzekeringsarts van het UWV gegeven in het kader van de door Ubels verzochte second opinion.”
De wrakingskamer constateert dat uit dit geciteerde onderdeel van het proces-verbaal blijkt dat de kantonrechter op het woord “overruled” wél een nuancering heeft aangebracht (hij heeft de door gedaagde partij geplaatste kanttekeningen bij het rapport van de verzekeringsarts vernomen). Dat de term “overruled” zonder voorbehoud of enige nuance door de kantonrechter is gebruikt, wordt dan ook niet gevolgd. De stelling van verzoekster dat de kantonrechter ter zitting in werkelijkheid ongenuanceerder was dan uit het gedicteerde onderdeel van de proces-verbaal blijkt en pas bij het dicteren enige nuancering aanbracht, maakt dit niet anders. Wat de kantonrechter precies heeft gezegd, heeft verzoekster niet gesteld en is daardoor – en door afwezigheid van de kantonrechter bij de behandeling van het wrakingsverzoek – niet duidelijk geworden. Vast staat dat de kantonrechter in ieder geval op het moment van het dicteren van het geciteerde onderdeel van het proces-verbaal wél een nuancering heeft aangebracht op de term “overruled”. Verzoekster was van die nuancering dan ook op de hoogte vóórdat de zitting kort werd geschorst voor overleg, waarna zij de kantonrechter heeft gewraakt.
4.7.
Overigens kan de vraag of de kantonrechter met de termen “overruled” en “second opinion” al dan niet een waardeoordeel heeft uitgesproken naar het oordeel van de wrakingskamer in het midden blijven. Het staat een rechter vrij – met name ook in kort geding – om op enig moment tijdens de zitting op basis van een aan hem voorgelegd dossier en hetgeen ter zitting door partijen naar voren wordt gebracht, een voorlopige visie op de zaak te geven. Daardoor lijdt de rechterlijke onpartijdigheid nog geen schade. In elk geval kan daaruit niet worden afgeleid dat een rechter niet onpartijdig zal zijn. De wrakingskamer is van oordeel dat de wijze waarop de kantonrechter in dit geval van die ruimte gebruik heeft gemaakt, geen blijk geeft van vooringenomenheid.
4.7.
De door verzoekster aangevoerde stellingen leveren gelet op het voorgaande, zelfstandig en in onderling verband beschouwd, geen grond tot wraking van de kantonrechter op; er is geen sprake van de hiervoor onder 4.2. bedoelde uitzonderlijke omstandigheden. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen. De wrakingskamer beslist als hierna volgend.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van verzoekster van 13 april 2016 tegen de kantonrechter ongegrond;
- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek op 13 april 2016.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, voorzitter, M.C.J. Heessels en L.J.P. Lambooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2016
Griffier Voorzitter