ECLI:NL:RBGEL:2016:4447

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
296480
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in kort geding

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. [de rechter], die als voorzieningenrechter optrad in een kort geding. De verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend omdat hij meende dat de rechter vooringenomen was, vooral naar aanleiding van de afwijzing van zijn verzoek om uitstel van de zitting. De verzoeker stelde dat hij door een ziekenhuisopname en het gebrek aan tijd om een advocaat te vinden, niet in staat was om zich adequaat voor te bereiden op de rechtszaak. De rechter had echter het verzoek om uitstel zonder motivatie afgewezen, wat de verzoeker als onterecht beschouwde.

De wrakingskamer oordeelde dat de klacht van de verzoeker in wezen gericht was tegen de beslissing van de rechter om het uitstel te weigeren. De rechtbank benadrukte dat de juistheid van deze beslissing niet door middel van een wrakingsverzoek kan worden aangevochten. De verzoeker had geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Het enkele feit dat de rechter in het nadeel van de verzoeker had beslist, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond en wees het verzoek tot wraking af. De rechtbank besloot ook dat er geen reden was om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verzoeker het middel van wraking enkel had gebruikt om de procedure te frustreren. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/296480 / KG RK 16/78
Beschikking van 28 januari 2016
in de zaak van
[verzoeker],
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. [de rechter],
in zijn hoedanigheid van voorzieningenrechter in de zaak met nr. L16000084 HH tussen [naam] onrechtmatige uitlatingen en bedreigingen op het internet en [verzoeker] .
Partijen worden hierna ook aangeduid als verzoeker respectievelijk de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 22 januari 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter.
1.2.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.3.
Op 28 januari 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker en de rechter zijn beiden – met bericht van verhindering – niet verschenen.
1.4.
De wrakingskamer heeft direct mondeling uitspraak gedaan.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek tot wraking van de rechter ten grondslag gelegd.
Op 29 januari 2016 dient een kort geding tussen [naam] onrechtmatige uitlatingen en bedreigingen op het internet en verzoeker. Op 21 januari 2016 heeft verzoeker verzocht om uitstel, of een schriftelijke behandeling, van het geding, omdat:
- verzoeker op 22 januari 2016 onderzoeken diende te ondergaan in het ziekenhuis, mogelijk gevolgd door een ziekenhuisopname.
- volgens verzoeker - die in Frankrijk woont - de tijd te kort is om in Nederland een goede advocaat te vinden en om die in de gelegenheid te stellen om zich in te lezen.
- er geen sprake is van een spoedeisende behandeling van de zaak, omdat de internetsite waar het geding op ziet al definitief van het internet verwijderd is.
Op 22 januari 2016 heeft de rechter het verzoek om uitstel zonder enige motivatie afgewezen en is de vraag om een schriftelijke behandeling niet beantwoord.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter hem op deze manier geen kans geeft op een eerlijk en zorgvuldig gevoerd proces.
2.2.
De rechter heeft verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of dat de vrees van een partij dat dat zo is, objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2.
De klacht van verzoeker is in wezen gericht tegen de beslissing van de rechter om het verzoek om uitstel van de zitting af te wijzen. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoeker of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker verder niet aangevoerd.
Uit het enkele feit dat de rechter, in ieder geval in optiek van verzoeker, in zijn nadeel heeft beslist kan de rechtbank dat niet afleiden. Dit zou slechts anders zijn als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken.
Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
3.3.
Het wrakingsverzoek zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen.
3.4.
De wrakingskamer zal niet bepalen – zoals wel verzocht door de rechter – dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is met onvoldoende zekerheid vast te stellen dat verzoeker het middel van wraking enkel heeft gebruikt met het doel om de voortgang van de procedure te frustreren.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, C. van Linschoten en A. Tegelaar, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.B. Wichman en in openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.