ECLI:NL:RBGEL:2016:4446

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
299104
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 april 2016 een wrakingsverzoek toegewezen. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat H.M. van Vliet, heeft de wraking ingediend tegen de rechter in een lopende procedure. De klacht van verzoekster richtte zich tegen de beslissing van de rechter om af te wijken van de gebruikelijke procedure door eerst een schriftelijke ronde te houden en enkel de verwerende partij hierover te informeren. Verzoekster werd niet op de hoogte gesteld van de inhoud van het verweerschrift en kreeg geen gelegenheid om te reageren, wat in strijd is met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank oordeelde dat deze gang van zaken verzoekster ten onrechte in de gelegenheid heeft gesteld om haar standpunt naar voren te brengen, wat de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. De rechter had verzuimd om verzoekster te informeren over de procedurele afwijkingen en haar niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op het ontvankelijkheidsverweer van de verwerende partij. De rechtbank concludeerde dat de vrees van verzoekster voor een gebrek aan onpartijdigheid gerechtvaardigd was, en dat de beslissing van de rechter zo onbegrijpelijk was dat deze de schijn van vooringenomenheid heeft opgewekt. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek toegewezen, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND, locatie [woonplaats]

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/05/299104 / KG RK 16/254
Beschikking van 14 april 2016
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking,
bijgestaan door H.M. van Vliet,
tegen
mr. [de rechter] , in haar hoedanigheid van kantonrechter in de zaken met de nrs. 4742805 AZ VERZ 16-2 en 4219836 AZ VERZ 15-39 tussen verzoekster en [verweerder] .
Partijen worden hierna ook aangeduid als verzoekster respectievelijk de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 28 februari 2016
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 7 maart 2016
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door H.M. van Vliet
- de rechter

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
De feiten
  • Verzoekster heeft op 9 januari 2016 een verzoekschrift ingediend.
  • Vervolgens heeft de rechter de advocaat van de verwerende partij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op dit verzoekschrift te reageren.
  • In het verweerschrift van 3 februari 2016 heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk diende te worden verklaard wegens termijnoverschrijding.
  • Verzoekster is niet van deze gang van zaken en de inhoud van het verweerschrift op de hoogte gesteld door de rechter en haar is niet de gelegenheid geboden om hierop te reageren. - In een brief van 3 februari 2016 heeft de griffier aan verzoekster medegedeeld dat de beschikking uiterlijk 2 maart 2016 door de rechter zou worden gewezen.
  • Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster in een brief van 8 februari 2016 vragen gesteld aan de rechter. Hierop is geen antwoord gekomen, ook niet na een schriftelijke herinnering op 15 februari 2016.
  • Eerst per brief van 19 februari 2016 (door verzoekster ontvangen op 25 februari 2016) heeft de griffier verzoekster bericht naar aanleiding van de brieven van 8 en 15 februari 2016. In deze brief werd medegedeeld dat de uitspraak op 29 februari 2016 zou plaatsvinden. Tevens werd medegedeeld dat er vooralsnog geen mondelinge behandeling van de zaak was gepland, gelet op de inhoud van het verweer, te weten niet-ontvankelijkheid, en de rechter zich genoodzaakt zag om eerst daarop te beslissen. Bij afwijzing van dat verweer zou er alsnog een mondelinge behandeling worden gehouden.
  • In een brief van 23 februari 2016 heeft verzoekster de rechter verzocht om een zitting te houden om het verzoek nader toe te lichten en de andere stemgerechtigden de gelegenheid te geven hun standpunt naar voren te brengen.
  • Op de brief van 23 februari 2016 heeft de rechter tot het moment van indienen van het wrakingsverzoek van 28 februari 2016 niet gereageerd.
Wrakingsgrond
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de rechter, door op deze wijze te handelen, haar benadeeld heeft. Verzoekster is immers niet in de gelegenheid gesteld om haar reactie te geven op het standpunt van de verwerende vereniging dat het verzoekschrift niet tijdig zou zijn ingediend. Het beginsel van hoor en wederhoor is zeer belangrijk en kent een fundamenteel belang waarvan de naleving essentieel is voor een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. De schending van dit recht en het doen en nalaten van de rechter zijn dermate onbegrijpelijk dat de rechter de schijn heeft niet onpartijdig te zijn.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd.
De rechter stelt zich op het standpunt dat zij binnen haar bevoegdheid als kantonrechter om proceseconomische redenen is afgeweken van de gewone procedure. Bij lezing van het verzoekschrift bleek haar aanstonds dat er een grote kans bestond dat verzoekster niet-ontvankelijk zou worden verklaard in haar verzoek vanwege termijnoverschrijding(en). Gelet hierop leek het de rechter – ook gelet op de schaarse middelen van de rechtbank – raadzaam om eerst een schriftelijke ronde te houden. De rechter heeft dus de verwerende partij verzocht een verweerschrift in te dienen. Zulks geschiedde en zij beriep zich inderdaad op niet-ontvankelijkheid van het inleidend verzoek. Als de rechter tot de conclusie zou zijn gekomen dat verzoekster wel ontvankelijk was, dan zou zij alsnog een mondelinge behandeling hebben gelast. De rechter erkent dat ze verzoekster niet in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op het verweerschrift van de advocaat van de verwerende partij. Dat de rechter niet heeft gereageerd op de brief van 23 februari 2016 vindt zijn verklaring in de omstandigheid dat de rechter vanwege vakantie tot 29 februari 2016 afwezig was.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een
rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De klacht van verzoekster is in wezen gericht tegen de beslissing van de rechter om af te wijken van de gewone procedure door eerst een schriftelijke ronde te houden, enkel de verwerende partij hierover te informeren en in de gelegenheid te stellen te reageren en vervolgens de datum van de uitspraak te bepalen zonder verzoekster op de hoogte te hebben gesteld van de inhoud van het verweerschrift en nader gehoord te hebben.
3.4
Uit het verweer van de rechter kan worden opgemaakt dat zij bij lezing van het verzoekschrift direct het sterke vermoeden had dat het verzoekschrift niet tijdig was ingediend en niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Hierop heeft zij besloten om vooralsnog geen mondeling behandeling te gelasten, maar een schriftelijke ronde te houden. De rechter heeft verzoekster hier niet van op de hoogte gesteld en enkel de verwerende partij verzocht om een verweerschrift in te dienen. Toen bleek dat ook de verwerende partij zich op het standpunt stelde dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk diende te worden verklaard, heeft de rechter besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. Per brief van 3 februari 2016 (nog dezelfde dag als waarop het verweerschrift is ingediend) is verzoekster bericht over de uiterlijke datum waarop de beschikking zou worden gegeven. De rechter heeft verzoekster hierbij niet geïnformeerd over de reden van de afwijking van de normale procedure of van de inhoud van het verweerschrift en heeft verzoekster niet in de gelegenheid gesteld om te reageren, ook niet na meerdere brieven van verzoekster met nadere vragen en een uitdrukkelijk verzoek om een mondelinge behandeling.
3.5
Door deze gang van zaken is verzoekster ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld stelling te nemen tegen het ontvankelijkheidsverweer van verweerster. Het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor brengt evenwel mee dat dit wel had gemoeten. Van de zijde van de rechter is daarover opgemerkt dat het wrakingsverzoek in wezen ziet op een onjuist geachte processuele beslissing, waartegen alleen door het rechtsmiddel van hoger beroep kan worden opgekomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, met name gelet op de hiervoor onder 3.4 geschetste gang van zaken deze beslissing zo zeer onbegrijpelijk is dat deze beslissing redelijkerwijs de schijn van vooringenomenheid heeft kunnen opwekken en klaarblijkelijk ook hééft opgewekt. De bij verzoekster ontstane vrees was naar het oordeel van de rechtbank te meer gerechtvaardigd doordat verzoekster geen reactie meer kreeg op haar uitdrukkelijk verzoek om alsnog, vóór de aangekondigde datum van uitspraak, in een mondelinge behandeling te mogen reageren. Dat het gebrek aan reactie achteraf blijkt te zijn veroorzaakt door afwezigheid van de rechter wegens vakantie doet daar niet aan af.
3.6.
Het wrakingsverzoek zal gelet op het vorenstaande worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester-Bik, T.P.E.E. van Groeningen en F.J.H. Hovens in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.B. Wichman en in openbaar uitgesproken op 14 april 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.