ECLI:NL:RBGEL:2016:4442

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
05/740635-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een docent voor ontuchtige handelingen en poging tot dwang

Op 9 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Nijmegen, die als docent en stagebegeleider ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 16-jarig meisje en heeft geprobeerd een ander 16-jarig meisje te dwingen een foto van haar ontblote buik te sturen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. Daarnaast moet hij een schadevergoeding betalen aan een van de slachtoffers. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de slachtoffers, waarbij de verdachte via WhatsApp druk uitoefende op het tweede slachtoffer om een foto te sturen in ruil voor hulp bij haar stageopdracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van psychische druk en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De rechtbank achtte de poging tot dwang wettig en overtuigend bewezen, evenals de ontuchtige handelingen. De verdachte heeft geen eerdere strafbare feiten gepleegd en de rechtbank hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, maar vond de feiten ernstig genoeg om een straf op te leggen die recht doet aan de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740635-15
Datum uitspraak : 9 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij - als docent en/of stagebegeleider - in of omstreeks de maand september
2015 te Houten ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , door:
- ( in de slaapkamer van die [slachtoffer 1] ) voornoemde [slachtoffer 1] te (tong)zoenen en/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, stijve penis te leggen en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, stijve penis te laten betasten en/of te laten aftrekken;
2.
hij op of omstreeks 06 oktober 2015 te Culemborg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen (te weten het maken van één of meer
(naakt) foto('s) van haar ontblote buik, althans van (een) ontblo(o)t(e)
lichaamsde(e)l(en)), door voornoemde [slachtoffer 2] via whats-app te benaderen en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] één of meerdere bericht(en) te sturen inhoudende (onder meer) de navolgende
teksten: 'Ik wil je helpen met je opdrachten maar dat moet wel tussen ons blijven' en/of 'en wat ga ik er voor terugkrijgen?' en/of 'haha, hoe ver wil je gaan?' en/of 'moet wel zeker weten dat het tussen ons blijft' en/of 'we kunnen het gemakkelijker oplossen' en/of 'je kunt me ook iets sturen.....' en/of 'en dan zorg ik voor een voldoende' en/of 'ik kan het niet zeggen' en/of 'jij moet het zeggen...' en/of 'je weet wel wat je kunt sturen om me over te halen' en/of ' je kan beginnen met 1 in de spiegel maken van je buik? Dat je je shirt omhoog houd',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 49;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2016.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 oktober 2015 te Culemborg heeft verdachte in zijn hoedanigheid als stagebegeleider via WhatsApp een gesprek gevoerd met zijn leerling [slachtoffer 2] . Verdachte heeft de volgende tekstberichten naar aangeefster verzonden: 'Ik wil je helpen met je opdrachten maar dat moet wel tussen ons blijven', 'en wat ga ik er voor terugkrijgen?', 'haha, hoe ver wil je gaan?', 'moet wel zeker weten dat het tussen ons blijft', 'we kunnen het gemakkelijker oplossen', 'je kunt me ook iets sturen.....', 'en dan zorg ik voor een voldoende' en 'ik kan het niet zeggen', 'jij moet het zeggen...', 'je weet wel wat je kunt sturen om me over te halen', ' je kan beginnen met 1 in de spiegel maken van je buik? Dat je je shirt omhoog houd'. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van feit 2 gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. Uit de WhatsApp gesprekken vloeit voort dat sprake is van een enorme opbouw in het gesprek. De druk is opgevoerd. Verdachte heeft geprobeerd aangeefster te dwingen een foto van haarzelf te sturen. Er is sprake van poging tot dwang in de vorm van feitelijkheden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. De verdediging voert aan dat geen sprake is geweest van dwang in wettelijke zin. Nu sprake is van een poging, is de dwang kennelijk niet van dien aard geweest dat het druk heeft opgeleverd.
Voorts voert de verdediging aan dat niet gedwongen is met een feitelijkheid, maar met een verkapte beloning. Er is sprake geweest van een soort uitlokking.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte bekent de WhatsApp berichten zoals neergelegd in de tenlastelegging naar het slachtoffer te hebben gestuurd. De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is of sprake is van een poging het slachtoffer met een feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen.
Feitelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, te weten het via WhatsApp aan het slachtoffer vragen hem een foto van haar buik toe te sturen waarna hij zorgt voor een voldoende voor haar stage, van zodanige aard is dat het in de gegeven omstandigheden, te weten de afhankelijkheidsrelatie tussen de stagebegeleider en de leerling, leidt tot een zodanige psychische druk bij het slachtoffer dat zij hieraan geen weerstand kon bieden. Daarmee is sprake van een feitelijkheid in de zin van het tenlastegelegde artikel.
Dwang
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 6 oktober 2015 om 10:50 uur voor de eerste maal aan het slachtoffer aangeeft haar te willen helpen met haar stageopdracht. Hij geeft in het gesprek meermalen aan dat het slachtoffer haar stage niet zal halen/een onvoldoende zal krijgen. Hij geeft aan het makkelijker te kunnen oplossen en vraagt het slachtoffer wat hij voor zijn hulp terug gaat krijgen. Hij vraagt het slachtoffer uiteindelijk op dezelfde dag, om 15:39 uur, een foto van haar buik met haar shirt omhoog te sturen. [3]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het lange tijdsverloop waarin verdachte contact zoekt met het slachtoffer op dezelfde dag, het in intensiteit oplopend dwingend karakter van de uitlatingen van verdachte -door gedurende het gesprek aan te geven dat het slachtoffer een onvoldoende zou gaan halen voor haar stage, maar dat hij in ruil voor een foto kon zorgen voor een voldoende- in combinatie met de bestaande gezagsverhouding tussen verdachte en het slachtoffer, sprake is van het wederrechtelijk uitoefenen van psychische druk en daarmee van dwang in de zin van artikel 284 Sr. Dat het slachtoffer niet voor deze druk is bezweken doet er niet aan af dat er wel dwang door verdachte is uitgeoefend. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als stagebegeleider.
Poging
Nu aangeefster heeft getracht dwang uit te oefenen, maar het slachtoffer geen foto naar verdachte heeft verstuurd, is geen sprake van een voltooid delict maar van een poging, zoals is ten laste gelegd.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij - als docent en
/ofstagebegeleider - in
of omstreeksde maand september 2015 te Houten ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , door:
-
(in de slaapkamer van die [slachtoffer 1]
)voornoemde [slachtoffer 1] te
(tong
)zoenen en
/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en
/of (vervolgens
)op zijn, verdachtes, stijve penis te leggen en
/of (vervolgens
)
- voornoemde [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, stijve penis te laten betasten
en/of te laten aftrekken;
2.
hij op
of omstreeks06 oktober 2015 te Culemborg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , door
geweld of enige andereeen feitelijkheid
en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheidgericht tegen die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen (te weten het maken van één
of meer
(naakt)foto
('s)van haar ontblote buik,
althans van (een) ontblo(o)t(e) lichaamsde(e)l(en)), door voornoemde [slachtoffer 2] via whats-app te benaderen en
/of (daarbij
)die [slachtoffer 2]
één ofmeerdere bericht
(en
)te sturen inhoudende
(onder meer
)de navolgende teksten: 'Ik wil je helpen met je opdrachten maar dat moet wel tussen ons blijven' en
/of'en wat ga ik er voor terugkrijgen?' en
/of'haha, hoe ver wil je gaan?' en
/of'moet wel zeker weten dat het tussen ons blijft' en
/of'we kunnen het gemakkelijker oplossen' en
/of'je kunt me ook iets sturen.....' en
/of'en dan zorg ik voor een voldoende' en
/of'ik kan het niet zeggen' en
/of'jij moet het zeggen...' en
/of'je weet wel wat je kunt sturen om me over te halen' en
/of' je kan beginnen met 1 in de spiegel maken van je buik? Dat je je shirt omhoog houd',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Ontucht plegen als docent en/of stagebegeleider met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot: een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met als bijzondere voorwaarden op te leggen de meldplicht en de ambulante behandelverplichting bij de Waag. Voorts verzoekt de officier van justitie een beroepsverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De officier van justitie houdt bij zijn strafeis rekening met het gegeven dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie, met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn blanco justitiële documentatie en het gegeven dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten, met het gegeven dat verdachte na de feiten een zware tijd heeft doorgemaakt en dat hij vrijwillig in behandeling is gegaan. De verdediging verzoekt geen vrijheidsstraf op te leggen. Er zijn geen formele beletselen om af te zien van oplegging van een vrijheidsstraf. Artikel 22b Sr is niet van toepassing. Verdachte is bereid zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden te houden. Reclasseringscontact heeft echter geen meerwaarde. Het recidiverisico is laag ingeschat. Verdachte volgt reeds zeven maanden een behandeling bij de Waag. Wanneer behandeling als een verplichting wordt opgelegd, spreekt dat wantrouwen uit. Voorts zou wanneer een behandelverplichting wordt opgelegd, hieraan een diagnose ten grondslag moeten liggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 juni 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 26 juli 2016.
Verdachte heeft zich tijdens zijn werkzaamheden als docent en stagebegeleider schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van 16 jaar en het pogen een meisje van 16 jaar te dwingen een foto van haar ontblote buik toe te sturen in ruil voor een voldoende voor haar stage. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de impact die zijn handelen op de jonge slachtoffers zou kunnen hebben en ook heeft gehad. Het behoeft geen betoog dat voornoemd handelen zeer nadelige gevolgen voor de betrokken minderjarigen kan hebben (in de zin van psychische en emotionele schade) en zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Het betreffen ernstige feiten. Temeer nu de slachtoffers aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd, zij zich bij hem veilig zouden moeten kunnen voelen en verdachte hen juist voor grensoverschrijdend gedrag had behoren te behoeden.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 15 juni 2016 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is alles overziende van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 26 juli 2016. Daaraan is gekoppeld een door de rechtbank op te leggen proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht, gelet op de aard en ernst van de feiten, behandeling en een beroepsverbod geboden en zij zal verdachte dan ook als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting opleggen, alsmede een verbod om een beroep in het onderwijs uit te oefenen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 751,12.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 751,12 toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot dit bedrag. De officier van justitie brengt naar voren dat sprake is van redelijke en voldoende onderbouwde kosten, passend bij het gepleegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat de loonkosten van de vader van aangeefster niet voor vergoeding in aanmerking komen en verzoekt deze kosten af te wijzen. De verdediging verzoekt het bedrag aan immateriële schade te matigen en geen wettelijke rente te berekenen over de proceskosten.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde ‘proceskosten’ geen proceskosten maar materiële schade betreft. Proceskosten zijn de kosten die verbonden zijn aan de voorbereiding van de voeging en de behandeling ter terechtzitting alsmede de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het toegewezen schadebedrag nog moeten worden gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde loonkosten van de vader van het slachtoffer in voldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde en zal deze kosten dan ook toewijzen.
De rechtbank zal de vordering immateriële schade ad € 500,00 geheel toewijzen, nu zij dat bedrag redelijk en billijk acht. Uit de overgelegde stukken kan worden vastgesteld dat de gebeurtenis een enorme impact heeft gehad op het leven van het slachtoffer.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 oktober 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 57, 249 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten
1 (één) dag, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
199 (honderdnegenennegentig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis tussen 09:00 uur en 10:30 uur zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan nadere diagnostiek en behandeling bij De Waag te Utrecht, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijke problematiek;
- gedurende de proeftijd verboden wordt om directe of indirecte uitoefening van een beroep in het onderwijs te verrichten;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. S. Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van E.A. Sluijters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2016

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, sectie zedenzaken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015493450, gesloten op 4 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van informatief gesprek met [slachtoffer 2] d.d. 13 oktober 2015, p. 62; proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [slachtoffer 2] d.d. 21 oktober 2015, p. 66; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 oktober 2015, p. 28; proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2015, p. 129-136 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2016.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2015, p. 129-136