In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 13 juni 2016 het verzoek tot wraking van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker had geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen die objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. Het wrakingsverzoek voldeed niet aan de vereisten die aan een dergelijk verzoek worden gesteld. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet ontvankelijk was, waardoor een mondelinge behandeling werd overgeslagen, conform artikel 9.1 van het wrakingsprotocol.
Verzoeker had eerder al mr. Weerkamp-Beens gewraakt, maar de gronden die toen werden aangevoerd, hadden geen betrekking op het functioneren van de rechter. Dit leidde tot de conclusie dat het wrakingsinstrument niet op de juiste wijze werd gebruikt. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.
De procedure begon met een e-mail van verzoeker op 9 mei 2016, waarin hij het wrakingsverzoek indiende. Op 13 juni 2016 vond de behandeling van het verzoek plaats, waarbij de rechter aanwezig was, maar verzoeker niet. Na de behandeling werd het verzoek tot wraking afgewezen en het verzoek tot wraking van de gehele rechtbank buiten behandeling gesteld, omdat het niet specifiek gericht was op een bepaalde rechter. De rechtbank concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, wat leidde tot de beslissing om toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer te behandelen.