ECLI:NL:RBGEL:2016:4410

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
05/840033-16, 05/840616-16 en 08/138708-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens belaging, bedreigingen en poging tot afpersing

Op 8 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 27-jarige man uit Nijverdal. De man werd veroordeeld voor belaging, bedreigingen en poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, een meisje, door haar te belagen via sms, WhatsApp, e-mail en telefonische bedreigingen. De verdachte heeft herhaaldelijk dreigende boodschappen gestuurd, waaronder bedreigingen met geweld en afpersing. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte voor enkele punten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de woon- en werkadressen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet alleen impact hebben gehad op het slachtoffer, maar ook op haar ouders en werkgeefster, die zich in een constante staat van angst verkeerden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840033-16, 05/840616-16 en 08/138708-14 (tul)
Datum uitspraak : 8 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. A. Foppen, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840033-16
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2015 tot en met 4 januari 2016, in de gemeente Hattem, en/of te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een meisje genaamd [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees
aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- een grote hoeveelhe(i)d(en) smsje(s)/whatsappje(s) en/of (messenger) Facebookberichten naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] gestuurd (inhoudende/bevattende (zeer) intimiderende en/of bedreigende en/of beledigende teksten) en/of
- een (of meer) email(s) naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- voornoemde [slachtoffer] gebeld en/of naar de huistelefoon van [slachtoffer] en/of de familie van [slachtoffer] gebeld en/of naar de werktelefoon van voornoemde [slachtoffer] gebeld en/of
- de baas/werkgever van die [slachtoffer] via Facebook en/of via de telefoon benaderd en/of
- die [slachtoffer] bij haar werkadres opgezocht en/of
- op een (of meer) andere manier(en) de aandacht van die [slachtoffer] getrokken/gevestigd en/althans contact gezocht met voornoemde [slachtoffer] ;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2015 tot en met 4 januari 2016, in de gemeente Hattem en/of te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, althans
in Nederland een meisje genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, gebeld (o.a. huistelefoon familie [slachtoffer] ) en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "jullie gaan er allemaal aan, ik maak jullie af" en/of " [voornaam 1] en [voornaam 2] (ouders van slachtoffer) jullie zien je dochter alleen nog terug in een afscheidsfilmpje" en/of "anders breek ik al jullie kankerenkels" en/of "volgende keer snij ik een kop eraf" en/of heeft verdachte een email naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd en daarbij opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd "Ik trap jou in je eerst werkweek het licht uit de ogen en dan snijd ik die kankerbek van je los in een smiley", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 4 januari 2016 in de gemeente Hattem en/of te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 2500 euro en/althans een (of meer) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, meermalen bedreigende taal geuit en naar die [slachtoffer] berichten verzonden, inhoudende onder meer dat die [slachtoffer] 2500 euro moet betalen anders zou hij, verdachte, er voor zorgen dat die [slachtoffer] ontvoerd wordt
en in een kofferbak wordt gestopt en/of "Kankerhoer, je gaat betalen, dood ben je niets waard", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2016 tot en met 9 januari 2016 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland een meisje genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen een (of meer) politieambtena(a)r(en) tijdens de/het verho(o)r(en) over voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden/teksten toegevoegd : "als ik vrij kom heb je pas een zaak. Dan kunnen jullie een lijkzak meenemen" en/of "als ik vast komt te zitten is ze pas echt aan de beurt" en/of "Ik laat mij echt niet levend pakken. Als ik vrij kom pak ik [voornaam 3] . Als jullie dan komen schiet mij dan maar kapot want anders pak ik jullie ook" en/of "Een aantal jaren geleden drukte ik mensen een pistool in de mond. Ik zal dat pistool na al die jaren maar weer eens opgraven voor [voornaam 3] . Ik laat me dan ook niet aanhouden. Ik hoop dat dat politie mij
kapot schiet dan, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of welke bedreigende teksten/woorden voornoemde [slachtoffer] hebben bereikt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2015 tot en met 25 december 2015, in de gemeente Hattem en/of in de gemeente Zwolle en/of in de gemeente Hellendoorn, een persoon genaamd [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik kom jullie beiden nog wel te liegen en bedreiging.. je krijg nog wat je verdiend kankerhoere”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05/840616-16
Primair:
hij op of omstreeks 20 februari 2016, in de gemeente Hattem, en/of te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een meisje genaamd [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal een (of meer) email(s) in de nachtelijke uren naar die [slachtoffer] gestuurd bevattende
zeer bedreigende en/of intimiderende teksten als "jij denkt dat het klaar is Mop. Het begint nou pas net [voornaam 4] . We hebben rustig een paar jaar geduld nawat je hebt verteld en heb genaaid.! Het begint pas.. tot zaterdag bij reng deng deng en/of "Vast zitten stelt geen kanker voor! Met een glimlach. Maar jij kan altijd beter achter je blijven kijken.. een junk steek alles aan voor nog geen 3 pakkies" en/of (of meer) andere bedreigende en/of intimiderende teksten;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 20 februari 2016, in de gemeente Hattem en/of te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een (of meer) emails naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "jij denkt dat het klaar is Mop. Het begint nou pas net [voornaam 4] . We hebben rustig een paar jaar geduld nawat je hebt verteld en heb genaaid.! Het begint pas.. tot zaterdag
bij reng deng deng en/of "Vast zitten stelt geen kanker voor! Met een glimlach. Maar jij kan altijd beter achter je blijven kijken.. een junk steek alles aan voor nog geen 3 pakkies", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/840033-16 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 1 gaat de officier van justitie uit van de periode van 20 november 2015 tot en met 4 januari 2016. De officier van justitie is van mening dat de belaging wederrechtelijk werd op het moment dat aangeefster op 20 november 2015 te kennen gaf geen contact meer met verdachte te willen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat als periode aangenomen moet worden 23 november 2015 tot en met 4 januari 2016. Aangeefster heeft op 23 november 2015 aangifte gedaan. Volgens de verdediging kunnen de benaderingen van verdachte vanaf die datum als wederrechtelijk worden beschouwd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging bepleit dat enkel de bedreigingen op 30 en 31 december 2015 bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 3 en 5 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet daadwerkelijk het oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf. Hierdoor is geen sprake van een poging tot afpersing. Voorts kan volgens de verdediging ten aanzien van feit 5 de uitlating niet als bedreiging worden gekwalificeerd. Daarnaast valt niet uit het bericht af te leiden aan wie het is gericht.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 6 november 2015 haar relatie met verdachte heeft verbroken en dat zij tot 20 november 2015 normaal contact heeft gehad met verdachte. Op 20 november 2015 heeft aangeefster verdachte in haar telefoon geblokkeerd en hem verzocht haar met rust te laten. Vanaf dat moment bleef verdachte haar lastig vallen met telefonische oproepen, mailen, whatsappen en benaderen via Facebook. Verdachte gebruikte daarvoor ook de telefoons van zijn moeder en zusje. Daarnaast werd aangeefster op de huistelefoon van haar ouders gebeld en op het mobiele nummer van haar moeder. Verdachte is op 4 december 2015 bij het werk van aangeefster geweest. [2] Aangeefster en haar moeder hebben van mobiele nummer gewisseld en hebben een geheim huisnummer aangevraagd. Ook heeft aangeefster een ander e-mailadres aangemaakt. [3] Aangeefster heeft vanaf 23 november 2015 een logboek bijgehouden van de momenten waarop verdachte contact met haar zocht. [4]
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte op 30 december 2015 naar de huistelefoon heeft gebeld met een anoniem nummer. Zij hoorde verdachte zeggen: “Jullie gaan er allemaal aan, ik maak jullie af”. Direct daarna werd er weer anoniem gebeld naar de huistelefoon. Wederom hoorde aangeefster verdachte praten: “ [voornaam 1] en [voornaam 2] , jullie zien je dochter alleen nog terug in een afscheidsfilmpje”. [5] [voornaam 1] en [voornaam 2] zijn de ouders van aangeefster. Op 30 december 2015 kreeg aangeefster 1 eurocent gestort op haar bankrekening met daarbij de volgende omschrijving: “Ik zit weer bij de spoedeisende hulp! En jij vieze slet denk alleen aan jezelf en feesten en alles de red en je kan je handen thuis kan houd”. [6]
De vader van aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn dochter na het beëindigen van de relatie lastig begon te vallen via e-mail, Whatsapp en sms-berichten. Daarnaast heeft verdachte berichten gestuurd naar de werkgever van aangeefster. [7] Op 30 december 2015 werd er gebeld naar de huistelefoon. Hij herkende de stem van de beller als die van verdachte. Hij weet niet meer precies wat verdachte zei. Wel weet hij dat het dreigend en grof was. [8]
Ook de moeder van aangeefster heeft verklaard dat haar dochter sinds het beëindigen van de relatie lastig werd gevallen door verdachte. Dit gebeurde middels sms-berichten, e-mail en Facebook, nadat aangeefster verdachte geblokkeerd had op Whatsapp. [9] Voorts heeft zij verklaard dat zij de stekker van de huistelefoon er vaak uithaalden. Op het moment dat de stekker er inging, werden zij weer gebeld door verdachte. In de gesprekken hoorde zij verdachte onder meer zeggen: “Kankerlijers, ik maak je af, jullie gaan er allemaal aan” en “ [voornaam 1] en [voornaam 2] , jullie zien je dochter [voornaam 3] alleen nog terug in een afscheidsfilmpje, beloofd”. De moeder van aangeefster heeft een nieuw telefoonnummer moeten nemen en een geheim huisnummer aangevraagd. [10]
Aangeefster heeft diverse telefoongesprekken opgenomen. Van deze opnames is een proces-verbaal van bevindingen gemaakt. In de opname ‘telefoon B1.mp4’ heeft verbalisant het volgende gehoord: “Ja, vieze gore kankerlijers, je hoort me wel. Interesseert me niet wat je doet met die kankerpolitie. Jullie gaan er allemaal aan, ik zweer het je, ik maak jullie af! Kankerlijers”. In de opname ‘telefoon B2.mp4’ heeft verbalisant het volgende gehoord: “Ja hoor, met [voornaam 1] en [voornaam 2] , ik weet dat je dit hoort. Die kankerdochter [voornaam 3] gaat betalen of ze maakt jou af! Dan zien jullie haar alleen nog in een afscheidsfilmpje, vieze kankerlijers. (…) Jullie raken jullie dochter kwijt. Beloofd.”. [11]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij te veel contact met aangeefster heeft gezocht in de ten laste gelegde periode. Naar eigen zeggen waren al zijn remmen los. Hij weet echter niet meer wat hij precies heeft gezegd. Wel weet hij dat als hij belde, het niet voor een lief telefoontje was. [12]
Bij de stukken zitten diverse schermafdrukken van de telefoon van aangeefster met daarop de door verdachte gestuurde sms-berichten [13] en Whatsapp-berichten. [14]
Uit de stukken komt voorts naar voren dat er diverse e-mails naar aangeefster zijn verzonden door het account van [verdachte] [15] en vanaf het e-mailadres ‘ [e-mailadres 1] ’. [16] Van deze e-mails is een aantal bij het dossier gevoegd ter illustratie. Voorts is er op 31 december 2015 met het e-mailadres [e-mailadres 2] een e-mail naar aangeefster gestuurd met – onder meer – de volgende inhoud: “Ik heb me beste voornemens ooit voor volgend jaar ik trap jou in je eerste werkweek het licht uit de ogen snij die kanker bek vannje los in een smiley… weet iedereen wat voor vieze kanker rat je bent”. [17]
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij de volgende e-mailadressen heeft gebruikt: [e-mailadres 3] , [e-mailadres 4] en [e-mailadres 5] . Het e-mailadres [e-mailadres 2] kent verdachte niet. Op de vraag hoe verdachte bij de naam [naam 2] komt, antwoordde hij dat dit een verzonnen naam was en dat er op zijn werk [voornaam 5] tegen elkaar werd gezegd. [18] Voorts heeft verdachte – in eerste instantie - verklaard dat hij de volgende Facebook-accounts heeft gebruikt: [verdachte] en [naam 2] . [19]
[naam 1] (de werkgeefster van aangeefster) heeft verklaard dat er op 4 december 2015 met het nummer [telefoonnummer] naar de zaak werd gebeld. Toen er werd opgenomen, hoorde zij een manspersoon schelden met onder andere kankerhoer. Hierna werd met hetzelfde nummer nog diverse malen gebeld naar de zaak. [naam 1] heeft de telefoon niet meer opgenomen en zij zag dat de voicemail was ingesproken. Deze voicemailberichten heeft [naam 1] aan aangeefster laten horen. Aangeefster hoorde dat het de stem van verdachte was. [20] Naar aanleiding daarvan heeft [naam 1] de politie gebeld. Op 4 december 2015 is er een verbalisant langs geweest bij de zaak van [naam 1] . Daarop werd nogmaals de voicemail ingesproken. [naam 1] hoorde het volgende: “Godverdomme nu zie ik de politie naar binnen lopen, waar bemoei jij je mee?”. Op 6 december 2015 heeft [naam 1] een bericht gekregen op Facebook van het account [accountnaam] . In dit bericht zag zij een foto van de verbalisant die op 4 december 2015 bij haar in de zaak naar binnen liep. Hierna bleef zij berichten ontvangen op Facebook van de accounts [verdachte] en [accountnaam] . In deze berichten werden beledigingen geuit, gericht aan onder andere aangeefster. Ook zijn er berichten geplaatst op de Facebook van de zaak door [naam 2] . In deze berichten werden soortgelijke beledigingen geuit. [21] [naam 1] heeft telefoontjes en berichten ontvangen tot en met 24 december 2015. [22]
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 4 december 2015 bij het werk van aangeefster was. Hij heeft toen gebeld met de telefoon van zijn moeder en heeft toen onder meer kankerhoer gezegd. [23] De moeder van verdachte heeft verklaard dat het nummer [telefoonnummer] haar mobiele nummer is en dat verdachte haar mobiele telefoon heeft gebruikt. [24]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangeefster stelselmatig heeft lastig gevallen. Verdachte heeft een grote hoeveelheid sms-berichten, Whatsapp-berichten, Facebookberichten en e-mails naar aangeefster gestuurd, nadat zij had laten weten geen contact meer met hem te willen. Daarnaast heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact gezocht met aangeefster door haar te bellen op haar eigen nummer, het nummer van haar moeder, het nummer van haar werkgeefster en het huisnummer van aangeefster. Voorts is hij langs haar werk geweest en heeft Facebookberichten verzonden naar haar werkgeefster en naar de Facebookpagina van het werk van aangeefster.
Voor zover verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft ontkend dat hij e-mails en Facebook-berichten heeft verzonden vanaf de accounts van [naam 3] en [naam 2] , overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op verdachtes verklaring bij de politie gaat de rechtbank er vanuit dat berichten onder de naam [naam 2] van verdachte afkomstig zijn. Gelet op de inhoud van de teksten en de manier van schrijven, gaat de rechtbank er vanuit dat ook de teksten onder de naam [naam 3] door verdachte zijn geschreven. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat er in de e-mails specifieke informatie stond, die alleen personen uit de kring van aangeefster konden weten. Daarbij komt dat aangeefster voor de ten laste gelegde periode geen soortgelijke e-mails en berichten heeft ontvangen.
Ten aanzien van de bedreigingen overweegt de rechtbank nog het volgende. Gelet op de inhoud van de berichten en de gemoedstoestand van verdachte – volgens zijn zeggen waren alle remmen los en voelde hij veel woede jegens aangeefster – kon bij aangeefster de redelijke vrees ontstaan dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou kunnen brengen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank verdachte vrijspreken van “anders breek ik jullie kankerenkels” en “volgende keer snij ik een kop eraf”, nu ten laste is gelegd dat verdachte dit gedaan heeft door te bellen en deze teksten zijn verzonden middels sms-berichten.
Ten aanzien van feit 3
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte € 2.500,- van haar wil krijgen. Aangeefster heeft diverse telefoongesprekken opgenomen. Van deze opnames is een proces-verbaal van bevindingen gemaakt. In de opname IMG_6503.mp4 heeft verbalisant het volgende gehoord: “Eerste beste keer dat we haar tegenkomen, wordt ze in een kofferbak gezet”. [25] In de opname ’22-12 telefoontjes b. 2e deel.m4a’ heeft verbalisant – onder meer – het volgende gehoord: “Kankerhoer je gaat betalen, dood ben je niets waard”. [26]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie onder meer het volgende verklaard: “Zonder het geld, stopt het niet. [27] (…) Als ik dat geld niet krijg, is het niet over. Je kunt me vastzetten, maar als ik vrij kom, is het niet over. [28] (…) Zij moet dit betalen omdat zij aanstichter is van de mishandeling waar ik slachtoffer van ben geworden. [29] (…) De zaak is pas klaar als ik mijn geld, antwoorden op vragen en excuses heb, of als ik haar kapot heb”. [30] Voorts heeft verdachte ten overstaan van de politie een berekening gemaakt van het bedrag dat aangeefster hem - naar eigen zeggen - schuldig is. Verdachte heeft vanaf mei 2015 € 80,- per week berekend voor verminderde inkomsten [31] en daarnaast tweemaal het eigen risico voor de zorgverzekering, samen € 755. In totaal is dit € 2.995. [32]
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. De rechtbank is van oordeel dat uit de wijze waarop verdachte aangeefster bedreigde, zoals hiervoor is omschreven, valt af te leiden dat verdachte heeft gehandeld met het ten laste gelegde oogmerk. Daarbij komt dat verdachte ten overstaan van de politie expliciet een bedrag heeft voorgerekend dat hij van aangeefster wil ontvangen en dat hij niet zal stoppen tot hij dat geld heeft gekregen. De rechtbank is dan ook op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gepoogd heeft aangeefster af te persen.
Ten aanzien van feit 4
Op 5 januari 2016 is verdachte verhoord door verbalisanten. Van dit verhoor is een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Uit dit proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte ten tijde van het verhoor – onder meer – het volgende over aangeefster heeft gezegd: “Als ik vrij kom heb je pas een zaak. Dan kunnen jullie een lijkzak meenemen. (…) Als ik vast kom te zitten is ze pas echt aan de beurt. (…) Ik laat mij echt niet levend pakken. Als ik vrij kom pak ik [voornaam 3] . Als jullie dan komen schiet mij dan maar kapot want anders pak ik jullie ook. Een aantal jaren geleden drukte ik mensen een pistool in de mond. Ik zal dat pistool na die jaren maar weer eens opgraven voor [voornaam 3] . Ik laat me ook dan niet aanhouden. Ik hoop dat de politie mij kapot schiet dan”. [33] Verbalisanten hebben deze uitlatingen aan aangeefster voorgehouden en zij heeft verklaard dat zij hier erg van is geschrokken en dat zij bang is. [34]
Gelet op de omstandigheden zoals ten aanzien van feiten 1 en 2 is beschreven, is de rechtbank van oordeel dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou kunnen brengen. De rechtbank acht feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is van oordeel dat het genoemde bericht in de tenlastelegging weliswaar schrik teweeg heeft gebracht, maar niet van dien aard is dat deze in het algemeen een redelijke vrees bij aangeefster [naam 1] moet hebben opgewekt, dat zijzelf slachtoffer van een misdrijf tegen het leven gericht zou worden.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 5 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/840616-16 [35]
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primaire feit, de belaging.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit in die zin dat het een bedreiging met brandstichting betreft.
De rechtbank is op grond van het procesdossier van oordeel dat het verdachte is geweest die op 20 februari 2016 een aantal mails naar aangeefster heeft gestuurd. De rechtbank baseert dit op het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoons, waaruit blijkt dat er op de mobiele telefoon van verdachte is ingelogd op het account van het e-mailadres
[e-mailadres 6]. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat op zijn mobiele telefoon is ingelogd op het account en dat dit account op zijn mobiele telefoon vervolgens is verwijderd. Daarbij komt dat in de e-mails informatie staat, die alleen binnen de familie van aangeefster is besproken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen aan verdachte subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen dan wel dat zij zwaar zou kunnen worden mishandeld. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde berichten in de tenlastelegging weliswaar schrik teweeg hebben gebracht, maar niet van dien aard zijn dat deze in het algemeen een redelijke vrees bij aangeefster moeten hebben opgewekt, dat zij slachtoffer van een misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling zou worden. De inhoud van de berichten is immers niet zodanig concreet dat dit kan worden geduid als een bedreiging met zulke misdrijven. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank ook niet tot een wettig en overtuigend bewijs voor een bedreiging met brandstichting alleen al om de reden dat dit niet is ten laste gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 05/840033-16 het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, te weten dat:
1.
hij op
een (ofmeer) tijdstip
(pen) in
of omstreeksde periode van 20 november 2015 tot en met 4 januari 2016, in de gemeente Hattem, en/of te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
een meisje genaamd[slachtoffer] ,
in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en
/ofvrees
aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
althans eenmaal,
- een grote hoeveelhe
(i
)d
(en) smsje
(s
)/whatsappje
(s
)en
/of(messenger) Facebookberichten naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] gestuurd (inhoudende
/bevattende(zeer) intimiderende en
/ofbedreigende en
/ofbeledigende teksten) en
/of
-
een (of meer)email
(s
)naar die [slachtoffer] gestuurd en
/of
- voornoemde [slachtoffer] gebeld en
/ofnaar de huistelefoon van [slachtoffer] en
/ofde familie van [slachtoffer] gebeld en
/ofnaar de werktelefoon van voornoemde [slachtoffer] gebeld en
/of
- de baas/werkgever van die [slachtoffer] via Facebook en
/ofvia de telefoon benaderd en
/of
- die [slachtoffer] bij haar werkadres opgezocht en
/of
- op een
(of meer)andere manier
(en)de aandacht van die [slachtoffer] getrokken
/gevestigden
/althanscontact gezocht met voornoemde [slachtoffer] ;
2.
hij op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 4 november 2015 tot en met 4 januari 2016, in de gemeente Hattem en/of te Nijverdal in de gemeente Hellendoorn, althans
in Nederland
een meisje genaamd[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal,gebeld (o.a. huistelefoon familie [slachtoffer] ) en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "jullie gaan er allemaal aan, ik maak jullie af" en
/of" [voornaam 1] en [voornaam 2] (ouders van slachtoffer) jullie zien je dochter alleen nog terug in een afscheidsfilmpje"
en/of "anders breek ik al jullie kankerenkels" en/of "volgende keer snij ik een kop eraf"en
/ofheeft verdachte een email naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd en daarbij opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd "Ik trap jou in je eerst werkweek het licht uit de ogen en dan snijd ik die kankerbek van je los in een smiley"
, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2015 tot en met 4 januari 2016 in de gemeente Hattem en/of te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 2500 euro
en/althans een
(of meer)geldbedrag
(en),
in elk geval van enig goed, geheel
of ten deletoebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,immers heeft hij, verdachte, meermalen bedreigende taal geuit en naar die [slachtoffer] berichten verzonden, inhoudende onder meer dat die [slachtoffer] 2500 euro moet betalen anders zou hij, verdachte, er voor zorgen dat die [slachtoffer] ontvoerd wordt en in een kofferbak wordt gestopt en
/of"Kankerhoer, je gaat betalen, dood ben je niets waard", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 5 januari 2016 tot en met 9 januari 2016 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland
een meisje genaamd[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen
een (ofmeer
)politieambtena
(a)r
(en
)tijdens
de/het verho
(o
)r
(en)over voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden
/tekstentoegevoegd : "als ik vrij kom heb je pas een zaak. Dan kunnen jullie een lijkzak meenemen" en
/of"als ik vast komt te zitten is ze pas echt aan de beurt" en
/of"Ik laat mij echt niet levend pakken. Als ik vrij kom pak ik [voornaam 3] . Als jullie dan komen schiet mij dan maar kapot want anders pak ik jullie ook" en
/of"Een aantal jaren geleden drukte ik mensen een pistool in de mond. Ik zal dat pistool na al die jaren maar weer eens opgraven voor [voornaam 3] . Ik laat me dan ook niet aanhouden. Ik hoop dat dat politie mij
kapot schiet dan,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of welke bedreigende
teksten/woorden voornoemde [slachtoffer] hebben bereikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840033-16
Ten aanzien van feit 1:
belaging
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
poging tot afpersing
Ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor het woon- en werkadres van aangeefster, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen goed, te weten de telefoon met goednummer: [goednummer 1] wordt verbeurd verklaard. Ten aanzien van de telefoons met goednummer: [goednummer 2] , goednummer: [goednummer 3] , goednummer: [goednummer 4] en goednummer: [goednummer 5] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 juni 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 20 januari 2016;
- een rapport van psychologisch onderzoek d.d. 14 april 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn ex-vriendin belaagd, bedreigd en gepoogd af te persen. Nadat zij de relatie had beëindigd, heeft hij haar bestookt met een zeer grote hoeveelheid telefoonoproepen, sms-berichten, Whatsapp-berichten en Facebook-berichten, met een veelal intimiderend, bedreigend en beledigend karakter. Daarnaast heeft hij haar indirect lastig gevallen middels haar moeder en werkgeefster. Zelfs nadat verdachte was aangehouden voor het ten laste gelegde onder parketnummer 05/840033-16, heeft hij de schorsingsvoorwaarden overtreden door mails naar aangeefster te sturen. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De gedragingen van verdachte hebben niet alleen veel impact gehad op het slachtoffer maar ook op haar ouders en werkgeefster. De gedragingen hebben hun levens beheerst en gevoelens van angst en onrust bij hen veroorzaakt.
Uit een trajectconsult van 29 februari 2016 van de psychiater blijkt dat er bij verdachte onder meer sprake lijkt te zijn van emotie- en agressieproblematiek en impulsiviteit. Meerdere deskundigen hebben geconcludeerd dat een psychologisch onderzoek noodzakelijk is om tot een gedegen plan van aanpak te komen. Reclassering Nederland acht dit nodig om te werken aan mindering van de kans op herhaling en aan gedragsverandering. Uit de processtukken blijkt dat verdachte op geen enkele wijze wil meewerken aan zo’n onderzoek. Ook ter terechtzitting heeft verdachte ondubbelzinnig aangegeven het nut van onderzoek niet in te zien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling die zien op reclasseringstoezicht of behandeling van verdachte geen toegevoegde waarde heeft. Anderzijds dient verdachte wel een stok achter de deur te hebben om hem ervan te weerhouden opnieuw zulke strafbare feiten te plegen. Een relatief fors voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een contact- en locatieverbod, acht de rechtbank daarvoor op zijn plaats. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding een proeftijd van drie jaren op te leggen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist. Enerzijds heeft dat te maken met het feit dat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, anderzijds houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Tot slot houdt de rechtbank – ten voordele van verdachte – rekening met zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het vorenstaande is een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk passend en geboden.
Over het door de officier van justitie gevorderde contact- en gebiedsverbod oordeelt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 14e, eerste lid, Sr, kan de rechter bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn indien er
ernstigrekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dienaangaande merkt de rechtbank op dat het misdrijf “belaging” niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als zo een misdrijf. Voor het misdrijf “bedreiging” kan dat anders zijn. De rechtbank houdt op basis van de processtukken en verhandelde ter zitting weliswaar rekening met het feit dat verdachte in herhaling kan vallen, maar hoeft hier niet
ernstigrekening mee te houden nu verdachte na 20 februari 2016 zich niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig misdrijf. Dit geldt eens temeer nu de verdachte de gevolgen van zijn handelen heeft ervaren. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet bevelen.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen (goednummer: [goednummer 2] , goednummer: [goednummer 3] , goednummer: [goednummer 4] , goednummer: [goednummer 5] en goednummer: [goednummer 1] ) aan verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [slachtoffer] , heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 05/840033-16 en ten aanzien van parketnummer 05/840616-16 in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij heeft gesteld dat zij door de gedragingen van verdachte schade heeft geleden. Gevorderd wordt een bedrag van € 278,24 voor materiele schade en een bedrag van € 1.750 voor immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 1.843. Volgens de officier van justitie kunnen de kosten van het niet behaalde examen niet toegewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Volgens de verdediging levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot € 30,73 aan materiele schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de materiële schade, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu dat deel van de vordering in een te ver verwijderd verband van het bewezen verklaarde staat.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank stelt die schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 500, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken wordt toegekend. Het meergevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Door de officier van justitie is op 27 juni 2016 een vordering na voorwaardelijke veroordeling ingediend, betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de politierechter in het arrondissement Overijssel van 25 augustus 2014 (parketnummer 08/138708-14).
De rechtbank is van oordeel dat, nu is bewezen dat verdachte zich de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, de bij vonnis van de rechtbank te Overijssel van 25 augustus 2014 (parketnummer 08/138708-14) voorwaardelijke opgelegde werkstraf ten uitvoer gelegd dient te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 24a, 36f, 45, 57, 285, 285b, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/840033-16 vrij van het onder 5 ten laste gelegde feit;
 spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/840616-16 vrij van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf te weten 5 (vijf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven naar of zal bevinden aan/op of in de directe omgeving van de [adres 2] en de [adres 3] ;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
De beslissing ten aanzien van het beslag
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: de mobiele telefoons met goednummer: [goednummer 2] , goednummer: [goednummer 3] , goednummer: [goednummer 4] , goednummer: [goednummer 5] en goednummer: [goednummer 1] .
De beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt de veroordeelde ten aanzien van het bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 550, 73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 530,73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 11 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Overijssel van 25 augustus 2014, te weten: een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2016.
mr. S.A. van Hoof en D. Waizy zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016005623-13, gesloten op 10 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 55.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 56.
4.Logboek aangeefster, p. 72-74.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 55.
6.Het proces verbaal van verhoor van aangeefster, p. 60 en bankafschrift aangeefster, p. 62.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 106.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 107.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 108.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 109.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 51.
13.Schermafdrukken sms-berichten, p. 76-81.
14.Schermafdrukken Whatsapp-berichten, p. 82-94.
15.Emailberichten, p. 85-86 en 95-98.
16.Emailberichten, p. 99-104.
17.E-mailbericht, p. 68.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47.
19.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49.
20.Het proces-verbaal van aangifte, p. 122.
21.Het proces-verbaal van aangifte, p. 123.
22.Het proces-verbaal van aangifte, p. 124.
23.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 38.
24.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 112.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
27.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 43.
28.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44.
29.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 51.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
31.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 43.
32.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
34.Het proces-verbaal van aangifte, p. 120.
35.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016087150, gesloten op 8 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.