ECLI:NL:RBGEL:2016:4380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
5135864
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever en toekenning van vergoedingen aan werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer tegen zijn werkgever, Van Voorden Castings B.V. De werknemer, die sinds 1990 in dienst was, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2016 wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werknemer stelde dat de werkgever tekort was geschoten in zijn zorgplicht, met name door zonder overleg zijn functie te wijzigen en geen uitvoering te geven aan een eerder vonnis in kort geding en een re-integratieadvies. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever inderdaad ernstig verwijtbaar had gehandeld door geen gevolg te geven aan het re-integratieadvies en het kort geding vonnis. Hierdoor was de werkgever tekortgeschoten in zijn zorgplicht. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 augustus 2016 en de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 76.000,00, een billijke vergoeding van € 15.000,00, en schadevergoedingen voor het ontnemen van het privégebruik van de bedrijfsauto, niet genoten verlofdagen en vakantietoeslag. Tevens is vastgesteld dat de werkgever geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten zijn voor de werkgever.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5135864 \ HA VERZ 16-190 \ 25115
uitspraak van 29 juli 2016
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. A.A.C. Stas
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Voorden Castings B.V.
gevestigd te Zaltbommel
verwerende partij
gemachtigde mr. M.C. Langenberg
Partijen worden hierna [verzoeker] en Van Voorden Castings genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties van 3 juni 2016, ingekomen op 6 juni 2016
- het verweerschrift met producties van 7 juli 2016
- de brief van mr. Stas van 14 juli 2016 met een productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juli 2016, ter gelegenheid
waarvan de gemachtigde van [verzoeker] pleitnotities heeft overgelegd.

2.2. De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 16 juli 1990 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Van Voorden Castings in de functie van verkoper buitendienst. Het was zijn taak om vanuit zijn woonplaats in België actief onder meer scheepswerven, schippers en reders te benaderen voor het plaatsen van orders voor scheepsschroeven die door Van Voorden Castings worden geproduceerd. De markt die [verzoeker] diende te bedienen was aanvankelijk enkel de Belgische scheepvaartbranche en nadien ook die van Zuid Nederland. Het salaris, gebaseerd op een 40-urige werkweek, bedraagt € 4.635,92 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een 13e maand. Voorts is aan [verzoeker] een bedrijfsauto ter beschikking gesteld die hij zowel zakelijk als privé mag gebruiken “totdat er voor de onderneming een algemene “autoregeling” wordt vastgesteld” (artikel 8 van de arbeidsovereenkomst). Op de arbeidsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing verklaard.
2.2.
Bij brief van 11 februari 2014 heeft Van Voorden Castings [verzoeker] als volgt bericht:
Als bevestiging van ons gesprek van heden berichten wij u, dat de in eerdere afspraken genoemde standplaats [woonplaats] per heden is komen te vervallen. De werkzaamheden die u verricht voor Van Voorden worden geacht te worden uitgevoerd vanuit Zaltbommel/Nederland.
De werkzaamheden zullen in onderling overleg met uw directe leidinggevende worden besproken.
Vast staat dat de buitendienstactiviteiten grotendeels komen te vervallen.
2.3.
Op 26 februari 2014 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld.
2.4.
Per 28 maart 2014 is aan [verzoeker] door de Belgische autoriteiten een uitkering toegekend wegens ziekte en heeft Van Voorden Castings de loonbetalingen gestaakt.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 21 juli 2014 is geoordeeld dat [verzoeker] recht heeft op volledige doorbetaling van zijn loon. Ten aanzien van de eenzijdige functiewijziging heeft de kantonrechter als volgt geoordeeld:
4.4
De eerste vraag die rijst is of de functie van [verzoeker] is komen te vervallen en, indien dat zo is, of Van Voorden in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het voorstel dat Van Voorden aan [verzoeker] heeft gedaan voor een andere functie redelijk is.
4.5
Ten aanzien van de eerste vraag stelt de kantonrechter voorop dat het een werkgever vrij staat zijn onderneming zo in te richten als zij dat wenselijk of noodzakelijk acht. In dit geval is de kantonrechter voorshands van oordeel dat niet gezegd kan worden dat Van Voorden deze functie had moeten handhaven. Zij heeft haar keuze voor het gewijzigde beleid voldoende toegelicht ter zitting en de gegrondheid van deze keuze is op zichzelf niet gemotiveerd bestreden door [verzoeker] . Dat zijn functie door anderen is overgenomen is door Van Voorden gemotiveerd bestreden, en door [verzoeker] niet nader geconcretiseerd. De kantonrechter acht dit voorshands dan ook niet aannemelijk.
4.6
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter voorshands voldoende aannemelijk acht dat de functie van [verzoeker] is komen te vervallen en dat Van Voorden in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen […]
[…]
4.1
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat Van Voorden met het aanbod van de gewijzigde/nieuwe functie aan [verzoeker] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen als goed werkgever. De kantonrechter overweegt daarbij dat de functie niet duidelijk is omschreven, dat over de invulling daarvan geen overleg heeft plaatsgevonden met [verzoeker] , althans daarvan is onvoldoende gebleken, dat geen voorziening is getroffen in verband met de toegenomen reistijd voor [verzoeker] en dat [verzoeker] geen dag tijd is gegund om zich op deze wijziging voor te bereiden, nu hij met onmiddellijke ingang in Zaltbommel werd verwacht na 19 jaar vanuit huis te hebben gewerkt.
Van Voorden Castings is vervolgens op straffe van een dwangsom veroordeeld om een voorstel te doen voor een wijziging van de arbeidsovereenkomst en vervolgens daarover het overleg aan te gaan met [verzoeker] en zijn raadsman.
2.6.
Naar aanleiding van dit vonnis heeft de directeur van Van Voorden Castings [verzoeker] bij brief van 25 juli 2014 de keuze voor de eerder opgedragen werkzaamheden onder meer als volgt nader toegelicht:
Om een juiste plek te vinden zal eerst duidelijkheid moeten zijn welke capaciteiten je hebt en waar jouw eigen interesse ligt. Dit alles afgemeten naar de mogelijkheden die er binnen Van Voorden zijn. Momenteel is er geen functie beschikbaar, maar we weten niet wat de (nabije) toekomst brengt, niet in positieve maar ook niet in negatieve zin.
Ik kan dan ook niet anders dan tot de conclusie komen dat ik het niet eens ben met de conclusie van de rechter dat wij geen rekening (of althans niet genoeg rekening hebben gehouden met de belangen van [verzoeker] ). Wij hebben in onze ogen juist bijna uitsluitend gehandeld in jouw belang.
In het vervolg van de brief wordt [verzoeker] verweten aan te sturen op een afscheid “met een zo hoog mogelijke afkoopsom”. Tot slot wordt onder meer het volgende vermeld:
Wij zijn bereid tot nader overleg met jou en de heer Stas hieromtrent ondanks het feit dat jij reeds meerdere malen duidelijk hebt aangegeven hier niet voldoende aanknopingspunten voor een hervatting van de werkzaamheden in te zien. We betwijfelen dan ook of nader overleg zin heeft.
2.7.
In september 2014 hebben partijen een gesprek gevoerd dat niet tot overeenstemming heeft geleid.
2.8.
Op 13 januari 2015 heeft Van Voorden Castings de bedrijfsauto van [verzoeker] ingevorderd. [verzoeker] heeft zich daartegen verzet bij brief van 5 februari 2015 en aangegeven dat hij zich het recht voorbehoudt om de kosten als gevolg van het niet beschikbaar hebben van de auto te claimen. Vervolgens heeft [verzoeker] de leaseauto onder protest ingeleverd.
2.9.
Op 7 april 2015 heeft arbeidsdeskundige P. Boomsma verslag gedaan van een in opdracht van Van Voorden Castings uitgevoerd re-integratieonderzoek. Dat verslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
3.3.2
Overleg bedrijfsarts
Ter voorbereiding op het arbeidsdeskundig reïntegratieonderzoek heeft er een overleg plaats gevonden tussen bedrijfsarts en arbeidsdeskundige op 30-03-2015. De beperkingen zoals deze zijn vastgelegd in de LAB zijn doorgesproken. Bedrijfsarts de heer G.A.M. van Balen geeft aan dat de prognose ten aanzien van herstel voor eigen werk ongunstig is. De bedrijfsarts geeft aan dat werknemer niet kan terugkeren bij de huidige werkgever op medische gronden.
[…]
Spoor 2 (externe reïntegratie)
Op basis van de onderzoeksbevindingen lijkt een terugkeer in eigen werk op de langere termijn niet meer te kunnen leiden tot een duurzame reïntegratie. Hierom is een traject naar ander werk aangewezen. Dit zal gestart worden met een oriënterende fase. Op basis van het verdere herstel gedurende dit traject zal vervolgens de bemiddeling plaats kunnen vinden naar ander werk. Hiervoor zal de bedrijfsarts een actueel beeld van de dan geldende belastbaarheid dienen op te stellen. Werknemer heeft aangegeven dat hij van mening is niet te kunnen deelnemen aan een dergelijk traject om medische redenen. Werknemer is toegelicht dat de inzet van een dergelijk traject niet betekent dat hij per direct actief gaat solliciteren. Hierom acht ik het mogelijk, in relatie tot de vastgestelde belastbaarheid dat de oriëntatiefase van een traject naar ander werk gestart kan worden.
Er is sprake van een afstand tot de arbeidsmarkt, onder andere als gevolg van de beperkingen in de belastbaarheid, leeftijd en zeer eenzijdige werkervaring. Dit betekent dat werknemer niet zonder meer bemiddelbaar is. Om deze reden wordt de inzet van een reïntegratiebedrijf geadviseerd.
Er zijn specifieke interventies nodig om werknemer bemiddelbaar te maken. De volgende interventies worden geadviseerd:
  • Sollicitatietraining: effectief leren solliciteren en netwerken. Structuur brengen in het zoekproces, verkennen van arbeidskansen. Optimaal gebruiken van vacaturebronnen en social media, voorbereiden en evalueren van sollicitaties.
  • Persoonlijkheids-, interesse- en capaciteitentests
  • Competentieonderzoek: verkennen van kwaliteiten en wensen en hierin keuzes maken en de conpetenties verwerken in het CV
  • Werkervaringsplaats
  • Gedurende het traject gesprekken met een reïntegratieadviseur en/of e-coaching
[…]
6.1
Conclusie
  • De werknemer is niet geschikt voor het eigen werk bij de eigen werkgever.
  • Aangezien gesteld is door de bedrijfsarts dat werknemer op medische gronden niet terug kan zijn huidige werkgever biedt aanvullend onderzoek naar mogelijkheden bij de eigen werkgever geen duurzaam re-integratieresultaat.
  • Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
  • De werknemer is op wel geschikt voor arbeid. Werkgever wordt geadviseerd om werknemer aanvullende ondersteuning te bieden door de inzet van een reïntegratiebureau.
6.2
Advies ten aanzien van vervolg
  • Werkgever en werknemer worden geadviseerd het plan van aanpak bij te stellen op basis van deze rapportage.
  • Als arbeidsdeskundige adviseer ik aanvullende ondersteuning bij reïntegratie. Hierbij is het aan te bevelen om gebruik te maken van een re-integratiebedrijf die eveneens beschikt over een netwerk in België. Dit kan zijn: Maasgroep (
  • Dit rapport kan bij de begeleiding als uitgangspunt worden genomen na goedkeuring van werknemer.
2.10.
Van Voorden Castings heeft geen re-integratiebedrijf ingeschakeld en [verzoeker] heeft daar ook niet om verzocht.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primairde arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 juli 2016 wegens ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Van Voorden Castings, onder toekenning van een transitievergoeding van € 76.000,00 en een billijke vergoeding van € 76.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
subsidiairde arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 juli 2016 wegens tekortkomingen van Van Voorden Castings in de nakoming van de arbeids-overeenkomst, onder toekenning van een schadevergoeding van € 152.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
Van Voorden Castings te veroordelen tot betaling van:
a) een bedrag van € 3.848,12 aan schadevergoeding voor het ontnemen van het
privégebruik van de bedrijfsauto;
b) een bedrag van € 8.742,21 bruto wegens niet genoten verlofdagen;
c) een bedrag van € 1.641,15 bruto wegens vakantietoeslag;
primairte verklaren voor recht dat Van Voorden Castings geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van verweerster;
subsidiairhet concurrentiebeding geheel, althans gedeeltelijk te vernietigen met, als het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk in stand blijft, vaststelling van een vergoeding van € 1.000,00 voor iedere maand dat het concurrentiebeding geldt;
kosten rechtens.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn vorderingen onder 1), samengevat, ten grondslag dat Van Voorden Castings:
a) heeft gehandeld in strijd met goed werkgeverschap door zonder voorafgaand overleg
op 11 februari 2014 zijn functie te wijzigen;
b) geen uitvoering heeft gegeven aan het kort geding vonnis;
c) geen uitvoering heeft gegeven aan het re-integratie advies van 7 april 2015;
d) eenzijdig het voordeel van het privégebruik van de leaseauto van [verzoeker] heeft ontnomen.
[verzoeker] acht dit voldoende grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens
ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Van Voorden Castings op grond van artikel
7:671c BW danwel wegens een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst
op grond van artikel 7:686 BW. Indien Van Voorden Castings een ernstig verwijt treft, is zij
de wettelijke transitievergoeding van artikel 7:673 BW verschuldigd, die [verzoeker] bepaalt
op het maximum ad € 76.000,00. Alsdan is volgens [verzoeker] ook een billijke vergoeding op
zijn plaats ter hoogte van hetzelfde bedrag. Zijn inkomensschade begroot [verzoeker] op meer
dan € 152.000,00.
3.3.
[verzoeker] baseert zijn vorderingen onder 2) op nakoming van de arbeidsovereen-
komst en legt aan zijn vorderingen onder 3) ten grondslag dat bij ontbinding van de
arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van Van Voorden Castings
door haar geen rechten kunnen worden ontleend aan het concurrentiebeding ex artikel 7:653
lid 4 BW, dan wel, ingeval van ontbinding wegens een tekortkoming, dat een
belangenafweging vernietiging vereist op grond van lid 5 van dat artikel.
3.4.
Van Voorden Castings voert gemotiveerd verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover relevant voor de beoordeling, in het navolgende ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 7:671c BW kan een arbeidsovereenkomst worden ontbonden op verzoek van de werknemer wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De kantonrechter begrijpt het primaire verzoek onder 1) van [verzoeker] aldus, dat hij op die grond ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wil onder de voorwaarde dat tevens wordt vastgesteld dat Van Voorden Castings dienaangaande een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat Van Voorden Castings ter zitting heeft erkend dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het door haar ingewonnen re-integratieadvies. De kantonrechter is van oordeel dat Van Voorden Castings daarmee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens [verzoeker] . Zij is immers verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding, waarbij wordt verwacht dat zij al het mogelijke doet wat redelijkerwijs van haar verwacht kan worden. De kantonrechter is van oordeel dat de inschakeling van een re-integratiebureau voor de begeleiding naar ander werk daar in de gegeven omstandigheden onder valt. In dat verband is van belang dat het oordeel van de bedrijfsarts dat re-integratie van [verzoeker] bij Van Voorden Castings op medische gronden uitgesloten was, door partijen niet gemotiveerd is betwist. Als re-integratie in het eigen bedrijf niet lukt, zoals in het geval van [verzoeker] , heeft als uitgangspunt te gelden dat de werkgever op zoek moet gaan naar passende arbeid bij een andere werkgever. Gelet op het langdurige dienstverband en de daarmee samenhangende eenzijdige arbeidservaring van [verzoeker] , mocht van Van Voorden Castings zonder meer worden verwacht dat zij zou zorgen voor het door de arbeidsdeskundige geadviseerde competentieonderzoek en sollicitatiebegeleiding. Dat de Nederlandse werknemersverzekeringen niet op [verzoeker] van toepassing zijn, maakt dat niet anders. Ook het feit dat [verzoeker] zelf niet op begeleiding bij zijn re-integratie bij andere werkgevers heeft aangedrongen, doet aan de zorgplicht van Van Voorden Castings niet af.
4.3.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Van Voorden Castings ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens [verzoeker] door geen gevolg te geven aan het kort geding vonnis, in die zin dat zij bij brief van 25 juli 2014 (2.6) te kennen heeft gegeven dat zij – anders dan de kantonrechter – vindt dat zij met het doen van het aanbod van tijdelijke werkzaamheden ter ondersteuning van de binnendienst, wel heeft gehandeld als goed werkgever. Van Voorden Castings handhaaft in feite haar eerdere aanbod, waarvan de kantonrechter reeds had vastgesteld dat dit aanbod de toets van goed werkgeverschap niet kan doorstaan. Nu Van Voorden Castings niet in hoger beroep is gegaan tegen dit vonnis, stond het haar niet vrij dit vonnis naast zich neer te leggen.
4.4.
Nu uit hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 volgt dat Van Voorden Castings in ernstige mate heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap, is de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Nu Van Voorden Castings dienaangaande een ernstig verwijt treft, zal het primaire verzoek tot ontbinding dan ook met ingang van 1 augustus 2016 worden toegewezen en wordt aan het subsidiaire verzoek niet meer toegekomen.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat Van Voorden Castings een transitievergoeding van verschuldigd is (artikel 7:673 lid 1 aanhef en onder b2 BW). Niet in geschil is dat de hoogte daarvan moet worden bepaald op het maximumbedrag ad € 76.000,00, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.6.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Van Voorden Castings wegens haar handelwijze een billijke vergoeding verschuldigd is (artikel 7:671c lid 2 aanhef en onder b BW). Gelet op alle omstandigheden van het geval, bepaalt de kantonrechter de billijke vergoeding op € 15.000,00. In het bijzonder betrekt de kantonrechter daarbij dat terugkeer bij Van Voorden Castings wegens medische redenen niet meer tot de mogelijkheden behoorde, zodat een einde van het dienstverband zonder meer in het verschiet lag. Naar Nederlands sociaal zekerheidsrecht zou Van Voorden Castings echter wegens het nalaten van een zogenaamd 2e spoor traject naar alle waarschijnlijkheid een loonsanctie opgelegd hebben gekregen. Om die reden is bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening gehouden met de kosten die Van Voorden Castings zou hebben gemaakt ingeval van aanvulling van eisers Belgische uitkering gedurende een extra jaar alsmede met de kosten van re-integratie. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding is niet meegewogen dat de langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] volledig zou zijn toe te rekenen aan de handelwijze van Van Voorden Castings, zoals [verzoeker] stelt, nu deze stelling niet met medische stukken is onderbouwd.
4.7.
De nevenverzoeken onder 2) komen eveneens voor toewijzing in aanmerking. De verschuldigdheid van de bedragen onder 2b) en 2c) ingeval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst is niet betwist. De verschuldigdheid van het bedrag onder 2a) wel, maar aan dit verweer gaat de kantonrechter voorbij. Van Voorden Castings heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedrijfsauto op grond van bedrijfsbeleid wordt ingenomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid, maar niet is gesteld dat dit beleid is vastgelegd in een autoregeling als bedoeld in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst. Ter zitting heeft Van Voorden Castings nog gesteld dat er een abc boekje is waarin alle regels van het bedrijf zijn opgenomen, maar de kantonrechter gaat daaraan als onvoldoende concreet gesteld voorbij. Niet betwist is dat Van Voorden Castings bij brief van 5 februari 2015 in dit verband in gebreke is gesteld, zodat zij in verzuim is en dus schadeplichtig. De hoogte van de gestelde schade is evenmin betwist.
4.8.
Dan resteert het verzoek ten aanzien van het concurrentiebeding. Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van Van Voorden Castings, kan zij op grond van artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. De primair onder 3) verzochte verklaring voor recht zal derhalve eveneens worden toegewezen.
4.9.
Van Voorden Castings wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2016;
5.2.
veroordeelt Van Voorden Castings tot betaling aan [verzoeker] van:
- € 76.000,00 transitievergoeding;
- € 15.000,00 billijke vergoeding;
- € 3.848,12 schadevergoeding voor het ontnemen van het privégebruik van de bedrijfsauto;
- € 8.742,21 bruto wegens niet genoten verlofdagen;
- € 1.641,15 bruto wegens vakantietoeslag;
5.3.
verklaart voor recht dat Van Voorden Castings geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding;
5.4.
veroordeelt Van Voorden Castings in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoeker] begroot op € 79,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde
;
5.5.
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2016.