ECLI:NL:RBGEL:2016:4202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
300642
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een echtscheidingsprocedure die aanhangig is in Duitsland. De vrouw heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de Duitse rechter rechtsmacht heeft over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. De vrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de man betrekking heeft op de afwikkeling van het huwelijksvermogen, en dat de Duitse rechter daarom bevoegd is. De man heeft echter betwist dat zijn vordering verband houdt met de afwikkeling van het huwelijkse vermogen, en heeft gesteld dat het door hem gevorderde bedrag voortvloeit uit een overeenkomst die vóór het huwelijk is ontstaan.

De rechtbank heeft de stellingen van de vrouw verworpen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de man niet gericht is op de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, maar op een schuld die de vrouw aan hem heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de Duitse rechter zal oordelen over de afwikkeling van het huwelijkse vermogen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag ligt, in Nederland moet worden uitgevoerd, wat de Nederlandse rechter rechtsmacht verleent.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van de vrouw afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 7 september 2016 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/300642 / HA ZA 16-178
Vonnis in incident van 27 juli 2016
in de zaak van
[De man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. O. Surquin te Arnhem,
tegen
[De vrouw],
wonende te [woonplaats 2] , Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 februari 2016
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

in het incident

2.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, althans de man in zijn vordering niet ontvankelijk verklaart met veroordeling van hem in de proceskosten. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat zij in 2014 in Duitsland (Amtsgericht Kleve, Familiengericht) een echtscheidingsprocedure is begonnen. Zij stelt dat de Duitse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling in het kader van de echtscheiding zodat deze rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vordering van de man. Voorts stelt de vrouw dat het onmogelijk is separaat te beslissen op de onderhavige vordering gelet op de samenhang tussen de echtscheidingsprocedure en de daarmee gepaard gaande vermogensrechtelijke afwikkeling.
Subsidiair voert de vrouw aan dat de Duitse rechter bevoegd, en de Nederlandse rechter dus onbevoegd, is omdat zij in Duitsland woont.
2.2.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Aan de stellingen van de vrouw in het incident ligt ten grondslag dat zij meent dat de vordering van de man ziet op de afwikkeling van het huwelijkse vermogen. De man heeft echter onweersproken gesteld dat het door hem gevorderde bedrag door de vrouw verschuldigd is geworden in 2009 en dus voordat partijen getrouwd zijn (in 2010). De verschuldigdheid van het bedrag zou voortvloeien uit een overeenkomst tussen partijen op grond waarvan de man een rekening-courant schuld van de vrouw heeft voldaan. Nu de vrouw dit in het incident niet heeft weersproken, zal de rechtbank daarvan vooralsnog uitgaan. Eveneens onweersproken is, en dat volgt ook uit de overgelegde huwelijkse voorwaarden, dat bij het aangaan van het huwelijk tussen partijen iedere gemeenschap behoudens die van inboedel is uitgesloten en dat bij het einde van het huwelijk slechts de overwaarde van de voormalige echtelijke woning moet worden verrekend tussen partijen. Voorshands wordt daarom aangenomen dat het karakter van de vordering door de huwelijk en de in dat kader opgemaakte voorwaarden niet is veranderd. Niet gesteld is dat de vordering van de man in enige (huwelijks-)gemeenschap is gevallen en dat is gezien het vorenstaande ook niet aannemelijk. Er is dus geen sprake van een vordering gericht op de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Dat de man een op grond van de huwelijkse voorwaarden door hem aan de vrouw in verband met de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning verschuldigd bedrag wil verrekenen, maakt dat niet anders.
2.4.
De stelling van de vrouw dat de Duitse rechter bij wie de echtscheiding aanhangig is uitsluitend bevoegd is om over de afwikkeling van het huwelijksvermogen en dus de onderhavige vordering te oordelen, kennelijk gegrond op artikel 19 lid 1 van de EG Verordening van 27 november 2003 met nummer 2201/2003 (Brussel II bis), faalt daarom. Daarbij komt dat de vrouw niet heeft gesteld dat de Duitse rechter zal oordelen over de afwikkeling van het huwelijkse vermogen. De vrouw heeft zonder toelichting een stukken overgelegd die zien op de procedure voor de Duitse rechter. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de afwikkeling van het huwelijkse vermogen, zo het door de man gevorderde bedrag al daaronder zou vallen, onderdeel is van de procedure voor de Duitse rechter. De vrouw heeft voorts niet toegelicht waarom de onderhavige vordering zodanig met het huwelijk en dus de echtscheiding verbonden is, dat daarover alleen de rechter die over de echtscheiding oordeelt een beslissing zal kunnen nemen.
2.5.
De vrouw heeft subsidiair gesteld dat de Duitse rechter bevoegd is omdat zij in Duitsland haar woonplaats heeft. Ook dit standpunt wordt verworpen omdat de man terecht heeft gesteld dat de door hem gestelde overeenkomst in Nederland moet worden uitgevoerd. Zo de verplichting van de vrouw wordt aangenomen, moet zij aan hem immers op zijn bankrekening in Nederland betalen. Het gaat hier om een brengschuld (artikel 6:116 van het Burgerlijk Wetboek). Dit geeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de EG Verordening van 27 november 2003 met nummer 1215/2012 (Brussel I) en artikel 6 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De man houdt voorts, zo is niet betwist, de overwaarde van de inmiddels verkochte en geleverde voormalige echtelijke woning onder zich. De rechtbank neemt voorshands aan eveneens op een in Nederland gehouden bankrekening. Zijn beroep op verrekening, zo dat wordt toegewezen, van dat bedrag met het door de vrouw verschuldigde maakt temeer dat uitvoering van de verbintenis in Nederland zal plaatsvinden.
2.6.
De incidentele vordering van de vrouw zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
2.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
2.8.
De vrouw kan een conclusie van antwoord nemen op de hierna te noemen datum. Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 september 2016voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016.