ECLI:NL:RBGEL:2016:4163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
05/840043-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en smaadschrift met impact op slachtoffer en haar kind

Op 26 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 41-jarige man uit Apeldoorn veroordeeld voor belaging en smaadschrift. De zaak kwam voort uit een reeks van intimiderende en bedreigende sms-berichten die de verdachte naar het slachtoffer heeft gestuurd, evenals berichten naar haar familie en vrienden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat leidde tot gevoelens van angst en onrust, niet alleen voor haar, maar ook voor haar dochter. De verdachte heeft zich gedurende een periode van zes maanden schuldig gemaakt aan deze gedragingen, die de rechtbank als ernstig beschouwde.

Daarnaast heeft de verdachte op Facebook valse beschuldigingen geuit over het slachtoffer, waarbij hij haar als een slechte moeder en seksverslaafd bestempelde. Dit leidde tot een ongewenste inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, die hierdoor gedwongen werd om verantwoording af te leggen aan derden. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke delicten, maar dat zijn gedrag een aanzienlijke impact had op het leven van het slachtoffer.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur geëist, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte ook een schadevergoeding op van € 1.000,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat de gedragingen van de verdachte niet alleen de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer hebben aangetast, maar ook de impact op haar kind niet te verwaarlozen was. De uitspraak werd gedaan in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840043-16
Datum uitspraak : 26 juli 2016
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1974 te [geboorteplaats], wonende te [adres 1],
7326 TJ Apeldoorn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2015 tot en met 9 november 2015 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- een grote hoeveelhe(i)d(en) smsje(s) naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] gestuurd (inhoudende/bevattende (zeer) intimiderende en/of bedreigende en/of beledigende teksten) en/of - een (of meer) berichten naar de familie en/of vrienden van die [slachtoffer] gestuurd en/of
- voornoemde [slachtoffer] gebeld (al dan niet anoniem en/of tijdens de nachtelijke uren) en/of
- ( al dan niet onopgemerkt) door de straat en/of langs de woning van die [slachtoffer] gereden en/of
- op een (of meer) andere manier(en) de aandacht van die [slachtoffer] getrokken/gevestigd en/althans contact gezocht met voornoemde [slachtoffer].
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2015 tot en met 9 november 2015 te Apeldoorn opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en) de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel (een) geschrift(en), althans bericht(en), verspreid door dit/deze te plaatsen/weer te geven op een (of meer) facebookpagina('s) te weten de facebookpagina "De Kinderkajuit" met ondermeer de tekst(en) - zakelijk weergegeven-:
"Laatste weken weet ik hoe [slachtoffer] echt is. Ze laat het lot over aan haar kind, [slachtoffer] laat haar kind rondlopen op Hart van Zuid, gevolg bijna onder een auto gekomen" en/of "[slachtoffer] laat haar kind echter uren rondlopen in een vieze luier,
maakt niet uit wat er in de luier zit" en/of "Ook schreeuwt ze hele dagen tegen haar kind of ze gooit haar kind op de bank, dit alles komt door haar mobiel ze heeft obsessie van kerels" en/of "Haar kind hangt over de reling van het balkon, moet er niet aan denken dat ze naar beneden valt, [slachtoffer] staat bij de deuropening van het balkon te roken en tegelijk met haar mobiel zonder om te kijken naar het kind" en/of "[slachtoffer] is sexverslaafd zo mag ik mister badoo zo noemen ze mij, ook over haar heen gaan" en/of "Ik ben wel eerlijk te zeggen dat [slachtoffer] geen goede moeder is, niks gaat in het belang van haar kind" en/of "[slachtoffer] zit vol met leugens waar ze in blijft hangen, onlangs heeft [slachtoffer] AMK over de vloer gehad"
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 18-19;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 63-64;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 90-95.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 63-64;
- overig schriftelijk bescheid: het facebookbericht, p. 32;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 95.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 17 mei 2015 tot en met 9 november 2015 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [slachtoffer],
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [slachtoffer],
in elk geval die ander te dwingeniets
te doen, niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
althans eenmaal,
- een grote hoeveelhe
(i
)d
(en)smsje
(s
)naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] gestuurd (inhoudende
/bevattende
(zeer
)intimiderende en
/ofbedreigende en
/ofbeledigende teksten) en
/of-
een (of meer)berichten naar de familie en
/ofvrienden van die [slachtoffer] gestuurd en
/of
- voornoemde [slachtoffer] gebeld (al dan niet anoniem en
/oftijdens de nachtelijke uren) en
/of
- ( al dan niet onopgemerkt) door de straat en
/oflangs de woning van die [slachtoffer] gereden
en/of - op een (of meer) andere manier(en) de aandacht van die [slachtoffer] getrokken/gevestigd en/althans contact gezocht met voornoemde [slachtoffer].
2.
hij omstreeks 17 september 2015 te Apeldoorn opzettelijk, door middel van verspreiding van
(een
)geschrift
(en)de eer en
/ofde goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel
(een
)geschrift
(en),
althans bericht(en),verspreid door dit
/dezete plaatsen
/weer te gevenop een
(of meer)facebookpagina
('s)te weten de facebookpagina "De Kinderkajuit" met onder meer de tekst
(en
)- zakelijk weergegeven-: "Laatste weken weet ik hoe [slachtoffer] echt is. Ze laat het lot over aan haar kind, [slachtoffer] laat haar kind rondlopen op Hart van Zuid, gevolg bijna onder een auto gekomen" en
/of"[slachtoffer] laat haar kind echter uren rondlopen in een vieze luier, maakt niet uit wat er in de luier zit" en
/of"Ook schreeuwt ze hele dagen tegen haar kind of ze gooit haar kind op de bank, dit alles komt door haar mobiel ze heeft obsessie van kerels" en
/of"Haar kind hangt over de reling van het balkon, moet er niet aan denken dat ze naar beneden valt, [slachtoffer] staat bij de deuropening van het balkon te roken en tegelijk met haar mobiel zonder om te kijken naar het kind" en
/of"[slachtoffer] is sexverslaafd zo mag ik mister badoo zo noemen ze mij, ook over haar heen gaan" en
/of"Ik ben wel eerlijk te zeggen dat [slachtoffer] geen goede moeder is, niks gaat in het belang van haar kind" en
/of"[slachtoffer] zit vol met leugens waar ze in blijft hangen, onlangs heeft [slachtoffer] AMK over de vloer gehad".

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de feit 2:
Smaadschrift

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen met het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 mei 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende zes maanden schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer], door wie verdachte als een goede vriend werd gezien. Verdachte heeft haar lastig gevallen door haar te bestoken met een zeer grote hoeveelheid sms-berichten en telefoonoproepen, met een veelal intimiderend, bedreigend en beledigend karakter. Daarnaast heeft hij ook berichten naar personen binnen de familie- en vriendenkring van aangeefster gestuurd en reed hij meerdere malen langs haar woning. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De gedragingen van verdachte hebben niet alleen veel impact gehad op aangeefster zelf, maar ook op haar dochter. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de belaging een lange tijd hun leven heeft beheerst en gevoelens van angst en onrust heeft veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte zich in diezelfde periode schuldig gemaakt aan smaadschrift. Verdachte heeft publiekelijk onder een valse naam op Facebook het verwijt gemaakt dat aangeefster geen goede moeder is en dat zij seksverslaafd is. Dit vormt een ongewenste inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het slachtoffer kan immers door derden met het verwijt worden geconfronteerd, wat haar dwingt daarover jegens derden ongewild verantwoording af te leggen. Door het bericht te plaatsen op een internetpagina als Facebook, bestaat bovendien de kans dat, ondanks dat het bericht inmiddels van Facebook is verwijderd, het nog steeds en mogelijk nog lange tijd vindbaar is op het internet. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Aangeefster heeft door middel van ‘Slachtoffer in beeld’ geprobeerd om de gebeurtenissen een plek te geven, echter heeft verdachte hier niet aan mee willen werken. Aangeefster is thans nog steeds bezig met het verwerken van de gebeurtenissen.
De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, na de confrontatie met de redactie van het televisieprogramma ‘Gestalkt’, geen contact meer heeft gezocht met het slachtoffer.
Alles overziend kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft gesteld dat door de gedragingen van verdachte bij haar psychische schade is ontstaan. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,- voor immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002 (NJ 2002, 240) is voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In het arrest van 9 mei 2003 (NJ 2005, 168) heeft de Hoge Raad de hieraan te stellen eisen gepreciseerd. Hierin is bepaald dat de partij die zich op aantasting van de persoon beroept voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat naar objectieve maatstaven het bestaan van het geestelijk letsel is of kan worden vastgesteld. In de regel zal dit betekenen dat rapportage door een deskundige onontbeerlijk is. De benadeelde partij heeft de door haar beschreven psychische gevolgen niet onderbouwd met zo een rapportage. Ook ontbreken andere objectieve maatstaven. Wel heeft ze verklaard dat ze, na afloop van de strafzitting, wil kijken naar de mogelijkheden voor een psychologische behandeling. Gelet op de inhoud van de berichten en wat benadeelde heeft vermeld, is de rechtbank van oordeel dat het ontstaan van enig psychische schade bij de benadeelde partij wel aannemelijk is. Nu er echter geen deugdelijke onderbouwing is, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag bepalen. De rechtbank zoekt aansluiting bij wat in soortgelijke zaken wordt toegekend.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Die rechtbank stelt die schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Het meergevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2015.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 261 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald:
  • dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] en wonende aan de [adres 2] te [woonplaats 2].
De beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt de veroordeelde ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 1.000,- (duizend) euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,- (duizend) euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen, mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016029509, gesloten op 18 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.