ECLI:NL:RBGEL:2016:4099

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
05/880438-15 en 05/720194-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging doodslag met veroordeling tot gevangenisstraf en tbs met voorwaarden

Op 25 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en poging tot doodslag. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte, in de nacht van 4 op 5 maart 2015, in Wijchen, een conflict had met aangeefster [slachtoffer 1]. Tijdens dit conflict heeft de verdachte met een hakmes op de aangeefster ingehakt, wat resulteerde in een diepe snijwond en zenuwletsel aan haar linkerhand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit van zware mishandeling, maar sprak haar vrij van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de intentie had om de aangeefster te doden.

In een tweede incident op 28 augustus 2015 te Nijmegen, heeft de verdachte [slachtoffer 2] met een mes in de zij gestoken terwijl deze lag te slapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, omdat de handelingen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebrachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 329 dagen, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op herhaling.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld. De vordering van [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 1.750,00 werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te laten behandelen voor haar psychische problemen, met inachtneming van de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/880438-15 en 05/720194-15
Datum uitspraak : 25 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle,
raadsman: mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
8 december 2015, 01 maart 2016, 24 mei 2016 en 11 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer: 05/880438-15
1. primair
zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft ingehakt en/of ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond en/of zenuwletsel (waarbij een pees en/of handzenuw(en) zijn beschadigd) in linkerhand, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer 1] in te slaan en/of in te hakken;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft ingehakt en/of ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op deze [slachtoffer 1] in te slaan en/of in te hakken;
2. zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal (krachtig) in het gezicht heeft gestompt en/of met een maglite en/of zaklamp, althans een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (krachtig) in het gezicht te stompen en/of met een maglite en/of zaklamp, althans met een hard voorwerp op het hoofd te slaan;
parketnummer 05/720194-15
primair
zij, op of omstreeks 28 augustus 2015 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de (linker)zijstreek van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
zij, op of omstreeks 28 augustus 2015 te Nijmegen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in/bij de linkernier, heeft toegebracht door met een mes in de zijstreek van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] te steken;
meer subsidiair
zij, op of omstreeks 28 augustus 2015 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de (linker)zijstreek van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/880438-15
De feiten [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de avond en nacht van 4 op 5 maart 2015 was verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) aanwezig in haar woning te Wijchen tezamen met onder andere medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 05/720068-15) (hierna te noemen: [medeverdachte] ) en met [slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangeefster). In die nacht is een conflict ontstaan met aangeefster, waarbij er met een hakmes op haar is ingehakt. [2] Bij deze gebeurtenissen is aangeefster onder meer een snijwond toegebracht. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde en heeft geconcludeerd tot vrijspraak van deze onderdelen van de tenlastelegging. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
[verdachte] heeft iedere betrokkenheid bij het onder feit 1 tenlastegelegde ontkend. De verdediging heeft voor vrijspraak voor dit feit gepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte] aangeefster met het mes heeft aangevallen en dat zij heeft getracht tussenbeide te komen, waarbij zij een zaklamp heeft gehanteerd. Tijdens deze poging aangeefster te beschermen, heeft [verdachte] aangeefster (per ongeluk) met de zaklamp geraakt. Haar handelingen waren echter gerechtvaardigd, omdat zij aangeefster wilde beschermen tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval van [medeverdachte] . [verdachte] doet dan ook een beroep op noodweer.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft over de bewuste avond verklaard dat zij samen met [medeverdachte] naar zijn zus [verdachte] gingen. [verdachte] had een wijnfeestje waarbij ook [getuige 1] (getuige [getuige 1] ), [slachtoffer 2] (getuige [slachtoffer 2] ), [getuige 2] (getuige [getuige 2] ) en de zoon van [verdachte] [getuige 3] ( [getuige 3] ) aanwezig waren. Er werd die avond alcohol gedronken en harddrugs gebruikt. Aangeefster had niet gedronken, maar wel harddrugs gebruikt.
Na een akkefietje tussen [getuige 2] en [medeverdachte] rond 02.00 uur is aangeefster naar boven gegaan en werd daar emotioneel. [4] Op een gegeven moment ging aangeefster naar beneden en is daar een tijdje later van haar stokje gegaan. Toen zij bijkwam, vertelde [medeverdachte] dat ze raar cq afwezig had gedaan. Hierop wilde [medeverdachte] dat aangeefster zou vertrekken. Zij is naar boven gegaan. [medeverdachte] kwam ook boven en was ‘kei link’, hij trapte zeker twee keer hard tegen een boksbal, waarbij hij zei dat aangeefster een heks was, dat hij zich niet voor gek liet zetten en dat zij respect moest tonen voor [verdachte] . Vervolgens ging aangeefster weer naar beneden om te vertrekken en begon ze haar laarzen aan te doen. Hierop kregen [medeverdachte] en [slachtoffer 2] ruzie, waarbij werd gescholden, geduwd en getrokken. [verdachte] en aangeefster hebben geprobeerd dit te sussen, [verdachte] hield [slachtoffer 2] tegen en aangeefster [medeverdachte] . Hierna liep [slachtoffer 2] naar de deur om te vertrekken. [verdachte] werd hier heel kwaad om en ze smeekte [slachtoffer 2] min of meer om te blijven slapen en ze gaf aan dat ze met hem wilde neuken. [slachtoffer 2] is echter vertrokken. [5]
Toen [verdachte] terug in de woning kwam, vloog ze [medeverdachte] aan met haar vuisten. [medeverdachte] weerde alleen af. Vervolgens keerde [verdachte] zich om naar aangeefster, zei: “het is ook jouw schuld” en sloeg haar op haar hoofd en gezicht. Aangeefster sloeg terug, waarop [verdachte] stopte. Na dit gebeuren ging aangeefster verder met het aantrekken van haar laarzen.
Vervolgens zag ze [verdachte] uit de keuken komen met een mes (een soort hakmes) in haar hand. Zij hield dit mes in haar rechterhand boven haar hoofd met een opgeheven hand en zette grote stappen in de richting van aangeefster. Op dat moment was [medeverdachte] niet in de woonkamer. Aangeefster kwam omhoog, sprong naar achteren en hief haar beide armen om haar gezicht te beschermen. [verdachte] haalde met het mes meerdere keren uit in haar richting. Door deze handelingen is aangeefster in haar hand geraakt. Hierna kwam [medeverdachte] en pakte [verdachte] van achteren bij haar middel beet en trok haar naar achteren, terwijl [verdachte] met het mes in de richting van aangeefster bleef maaien. Uiteindelijk is het [medeverdachte] gelukt het mes van haar af te pakken. [6]
Ondersteunende bewijsmiddelen
Mede gelet op de betwisting door [verdachte] van de juistheid (van onderdelen) van de verklaringen van aangeefster, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar zijn en door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Waargenomen letsel
Het letsel van aangeefster is beoordeeld en geïnterpreteerd door een forensisch arts FMG. Deze arts heeft geconcludeerd dat de verwonding van de linker hand zou kunnen passen bij afweerletsel, deze verwonding kan zijn ontstaan wanneer het slachtoffer zich tegen ‘het op haar in hakken’ verzet heeft. De snijwond aan de strekzijde van de linker hand past bij letsel opgelopen door het snijdend oppervlak van een scherp voorwerp, zoals bijvoorbeeld een (hak)mes. [7]
Verklaringen van [medeverdachte]
heeft bevestigd, in zijn verhoor als verdachte in deze zaak, dat hij die avond bij zijn zus, [verdachte] , was, waarbij ook aangeefster (vriendin van [medeverdachte] ), [slachtoffer 2] , [getuige 2] en [getuige 1] aanwezig waren. Op enig moment ging aangeefster naar boven. Toen aangeefster weer naar beneden kwam, ontstond er ineens een ruzie. Aangeefster kreeg op een gegeven moment een psychose. Haar gezicht trok wit weg en ze begon raar te doen. [verdachte] zei toen: “kijk daar, de exorcist”. [8] Aangeefster is toen naar boven gegaan, waar ze nog heeft overgegeven. Hier was [verdachte] boos over. Aangeefster kwam weer naar beneden. [medeverdachte] zag op enig moment dat aangeefster en [verdachte] aan het vechten waren en hij heeft ze uit elkaar gehaald. [medeverdachte] ging naar het toilet, zag vervolgens dat [verdachte] uit de keuken aan kwam stormen met een mes in haar rechterhand boven haar hoofd. [medeverdachte] zag dat [verdachte] op aangeefster begon in te hakken, dat aangeefster haar armen voor zich hield (met beide handen voor haar gezicht) en dat zij geraakt werd door dat mes in haar pols/hand. [9]
[medeverdachte] heeft vervolgens [verdachte] van achter vastgepakt en heeft geprobeerd het mes uit de handen van [verdachte] te pakken. Door deze handelingen heeft [medeverdachte] een snee in zijn rechter bovenbeen gekregen. Hij zag daarbij dat aangeefster aan het bloeden was. Hierna is [medeverdachte] weggegaan. [10]
In een nader verhoor heeft [medeverdachte] bevestigd dat hij woorden had met [slachtoffer 2] , waarna [slachtoffer 2] is weggegaan en daarna kregen aangeefster en [verdachte] ruzie waar [medeverdachte] tussenbeide is gekomen. Tevens heeft hij bevestigd dat [verdachte] hem aanvloog nadat [slachtoffer 2] de woning had verlaten. [11]
Bevindingen bij [medeverdachte]
Na de aanhouding van [medeverdachte] hebben verbalisanten bij [medeverdachte] een scheur in de rechterbroekspijp, een snee in zijn rechter bovenbeen en een snee in zijn linkerarm waargenomen. [12]
Tapgesprekken
In een waargenomen telefoongesprek tussen [medeverdachte] en aangeefster merkt [medeverdachte] op:
‘zij is extremer geworden (…), zij heeft alles verpest en alleen omdat ze niet kon neuken. Wat een kutwijf en daar ging het om. En die vent ging weg, die had het wel gezien. Omdat ik stampei met hem had omdat hij zei wat moet je met zo’n wijf, zo’n heks. (…) ja, de ex van de buurman (…) Ja, [slachtoffer 2] , hij zei wat moet je met zo’n heks van een vrouw.’ [13]
Verklaringen van getuige [slachtoffer 2]
heeft bevestigd dat er die bewuste avond wat is gebeurd tussen [medeverdachte] en hem. [slachtoffer 2] gaf [medeverdachte] weerwoord, omdat [slachtoffer 2] woorden had met [verdachte] . [verdachte] kwam nog tussen hem en [medeverdachte] . Verder weet [slachtoffer 2] nog dat hij boos wegging die avond. [verdachte] heeft in de loop van de avond gezegd dat ze wilde neuken, maar [slachtoffer 2] wist niet meer of zij ze dat had gezegd toen hij wegging. Tijdens de avond heeft ze dat wel een paar keer gezegd. [14]
Verklaringen van [verdachte]
Ook [verdachte] heeft op onderdelen de verklaringen van aangeefster (en van [medeverdachte] ) bevestigd. Zo heeft zij verklaard dat zij die avond een wijnfeestje gaf, waarbij alcohol werd gedronken en cocaïne werd gesnoven. Die avond kreeg aangeefster stuiptrekkingen, waarbij ze leek op de ‘exorcist’. Hierop kregen [medeverdachte] en aangeefster ruzie. [medeverdachte] zei tegen aangeefster dat ze zich moest gedragen. [15] Ook kregen [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) en [medeverdachte] kregen woorden, waarna [slachtoffer 2] is weggegaan. [16]
Concluderende overwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de weergegeven getuigenverklaringen en overige bewijsmiddelen, elkaar onderling en, de hiervoor vermelde verklaringen van aangeefster. Nu aangeefster voorts consistent en voldoende gedetailleerd heeft verklaard, zal de rechtbank uitgaan van haar verklaringen, zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank acht deze verklaringen voldoende betrouwbaar.
Alternatieve scenario
Als alternatief scenario heeft [verdachte] onder andere verklaard dat zij tijdens het incident sliep. Zij zou op die avond rond 02.00 – 02.30 uur naar bed zijn gegaan, direct nadat [slachtoffer 2] was vertrokken, en op 03.30 uur wakker zijn geworden van het lawaai beneden. Na het incident heeft zij [slachtoffer 2] gebeld. [17]
Allereerst overweegt de rechtbank dat deze verklaringen van [verdachte] niet stroken met de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. Voorts komt het door haar beschreven tijdspad niet overeen met getuigenverklaringen in het dossier. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij die avond na twaalven wegging en dat hij 10 a 15 minuten later werd gebeld door [verdachte] over het incident. [18] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij rond 24.00 uur is weggegaan en dat zij hoorde van [slachtoffer 2] dat hij een kwartier na haar is vertrokken. [19] [verdachte] heeft het vertrek van [getuige 1] rond middernacht bevestigd. [20] Tot slot komen de verklaringen van [verdachte] en haar zoon [getuige 3] , die heeft verklaard dat [medeverdachte] aangeefster zou hebben gestoken met het mes, op belangrijke punten niet overeen zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van [verdachte] bij het steekincident.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het alternatieve scenario van [verdachte] niet aannemelijk is geworden.
Poging doodslag
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn voor het oordeel dat de gedragingen van verdachte een aanmerkelijke kans op het doden van aangeefster in het leven hebben geroepen. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij het incident is aangeefster een snijwond toegebracht aan haar linkerhand met een lengte van 5,5 cm, welke snijwond van de strekzijde van de hand doorloopt tot aan de buigzijde van de hand onder de basis van de duim. [21] Ongeveer een maand na het incident had aangeefster ter plaatse van die wond een sterk verminderd/afwezig gevoel, welke differentiaal diagnostisch het best past bij een zenuwdoorsnijding. [22] Dit verminderde, dan wel dove, gevoel heeft in elk geval tot 27 juli 2015 aangehouden en de kans op verbetering is niet groot geacht. [23]
De rechtbank kwalificeert dit letsel van aangeefster, te weten een steekwond waarbij haar hand volledig is doorboort met blijvend zenuwletsel, als zwaar lichamelijk letsel. Derhalve komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank leest de tenlastelegging van feit 2 aldus dat deze betrekking heeft op de mishandeling van aangeefster nadat het steekincident (feit 1) heeft plaatsgevonden. Nu aangeefster heeft verklaard dat niet [verdachte] , maar medeverdachte [medeverdachte] , haar heeft geslagen, zal de rechtbank [verdachte] hiervan vrijspreken.
Het beroep op noodweer behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Ten aanzien van parketnummer 05/720194-15
De feiten [24]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 augustus 2015 te Nijmegen heeft verdachte [slachtoffer 2] (hierna: het slachtoffer) met een mes in de (linker)zijstreek van het bovenlichaam, ter hoogte vande linker nier, gestoken. [25]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij die bewuste avond is gaan slapen, nadat hij en verdachte een poging hadden gedaan seks te hebben. Op een gegeven moment werd hij wakker van een gevoel in zijn linker zij, waarop hij zag dat hij bloedde; ‘het bloed spoot eruit’. Toen hij alarmdiensten wilde bellen, probeerde verdachte hem hiervan te weerhouden. [26]
Verdachte heeft ook verklaard die avond seks te hebben gehad met het slachtoffer. Hierna ging verdachte (alleen) naar beneden, pakte daar een mes en stak zij het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zich hierbij niet verweerd. [27]
De rechtbank gaat ervan uit dat het slachtoffer lag te slapen op het moment dat verdachte hem stak. Het slachtoffer heeft dit verklaard en dit past ook bij de verklaring van verdachte dat het slachtoffer zich niet heeft verweerd.
Uit een rapportage van letselonderzoek bij het slachtoffer blijkt dat bij hem een 2-3 cm grote steekverwonding ter hoogte van de tiende rib op de flank is toegebracht. Er is in het bovenste gedeelte van de linker nier weefselbeschadiging, te weten een scheur door het kapsel van de nier, de nierschors tot in de verzamelbuis van de urine, aangetroffen. [28] De steekwond in de linkerflank heeft een slagaderlijke bloeding uit de linker nier tot gevolg gehad, waarvoor een embolisatie (het dichtmaken van het vat via de liesslagader) noodzakelijk was. [29]
De rechtbank overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het toebrengen van een steekwond, terwijl het slachtoffer ligt te slapen, met een dusdanige kracht dat het mes de linker nier kon beschadigen, levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer dodelijk wordt getroffen. Immers, met deze handelingen kunnen diverse vitale organen en slagaders in het bovenlichaam worden geraakt met zeer wel mogelijk fatale gevolgen.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm -minst genomen- kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het doden van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Daarbij komt dat verdachte na het steekincident ook nog heeft geprobeerd te verhinderen dat alarmdiensten werden ingeschakeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer: 05/880438-15 feit 1 subsidiair en het onder parketnummer 05/720194-15 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer: 05/880438-15
1. zij op
of omstreeks05 maart 2015 te Wijchen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond en
/ofzenuwletsel (waarbij
een pees en/ofhandzenuw
(en
)zijn beschadigd) in linkerhand, heeft toegebracht door meermalen,
althans eenmaalmet een (slagers) hakbijl/hakmes
, althans een scherp voorwerpop die [slachtoffer 1] in te slaan en/of in te hakken;
parketnummer 05/720194-15
zij, op
of omstreeks28 augustus 2015 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de (linker)zijstreek van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/880438-15 feit 1 subsidiair:
Zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/720194-15:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het beroep op noodweer komt erop neer dat verdachte stelt dat zij aangeefster tegen de aanval met het mes door [medeverdachte] heeft willen beschermen. Nu de rechtbank, gelet op bovenstaande bewijsoverwegingen, ervan uitgaat dat het verdachte, en niet [medeverdachte] , was die het mes heeft gehanteerd, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op noodweer niet kan slagen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder onder parketnummer 05/880438-15 feit 1, subsidiair, en het onder parketnummer 05/720194-15, primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 329 dagen met aftrek van de periode van voorarrest en tot de maatregel van terbeschikkingstelling onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet onwelwillend tegenover de maatregel van terbeschikkingstelling onder de voorwaarden staat. Ze wil echter niet in de FPK de Woenselse Poort worden opgenomen. Wel vraagt verdachte zich af of een klinische opname niet mogelijk is binnen een voorwaardelijk strafdeel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 april 2016;
- reclasseringsrapporten, gedateerd 11 maart 2015, 4 mei 2015, 9 oktober 2015, 19 mei 2016 en 6 juli 2016;
- een multidisciplinair rapport van mr.drs. R.A. Sterk, psycholoog, gedateerd 18 mei 2016 en van T.S. van der Veer, psychiater in samenwerking met M. Popal, psychiater in opleiding, gedateerd 3 mei 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee ernstige geweldsmisdrijven. Zij heeft in een periode van ongeveer een half jaar tot twee maal toe een slachtoffer gemaakt door met een mes op hen in te steken. Beide feiten zijn gepleegd onder invloed van diverse middelen. Zeer klemmend acht de rechtbank dat bij het feit op 5 maart 2015 de 11-jarige zoon van verdachte in de woning aanwezig was. Hij heeft moeten meemaken dat zijn moeder fors onder invloed was, dat iemand in zijn woning ernstig gewond is geraakt en dat zijn woning besmeurd met bloed was. Uiteindelijk is het deze 11-jarige jongen geweest die de alarmdiensten heeft ingeschakeld. Met betrekking tot het feit op 28 augustus 2015 acht de rechtbank stuitend dat verdachte op haar toenmalige vriend heeft ingestoken, terwijl deze lag te slapen en dat zij vervolgens heeft getracht te voorkomen dat de alarmdiensten werden ingeschakeld.
Over verdachte is door een psycholoog en een psychiater gerapporteerd, zoals hiervoor vernoemd. Uit deze rapporten komt, samengevat weergegeven, naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van misbruik van diverse middelen. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau. Deze psychische problematiek was aan de orde ten tijde van het tenlastegelegde. Vergeleken met iemand die over haar normale geestvermogens beschikt, kon verdachte minder adequaat handelen, leidend tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De kan op herhaling van dergelijke feiten wordt vanuit het oogpunt van psychopathologie als verhoogd ingeschat. Centraal in deze verhoogde kans op herhaling staat de borderline persoonlijkheidsstoornis in combinatie met haar middelengebruik.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek achten beide deskundigen behandeling geïndiceerd, welke behandeling zich dient te richten op de borderline persoonlijkheidsstoornis, meer specifiek haar emotie- en agressieregulatie-problemen en haar middelengebruik. De problematiek is ernstig en moeilijk bewerkbaar mede omdat verdachte niet erg intrinsiek gemotiveerd lijkt voor behandeling. Zowel de psycholoog als de psychiater achten behandeling in een in aanvang gesloten klinische setting geïndiceerd. Zij adviseren oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met een klinische start van het behandeltraject.
De rechtbank stelt vast dat beide bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die een gevaar opleveren voor of een krenking zijn van de lichamelijke integriteit van een of meer personen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gezien de ernst van de begane feiten, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat een behandeltraject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende waarborgen lijkt te bieden in het geval van verdachte. Uit vernoemde deskundigenrapporten blijkt van een lage motivatie bij verdachte en verdachte kon ter terechtzitting niet onverkort akkoord gaan met de haar voorgehouden voorwaarden.
De ter zitting gehoorde reclasseringswerker heeft aangegeven slechts beperkt vertrouwen te hebben in de kans van slagen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, gelet op de houding van verdachte. Hoewel het thans bewezenverklaarde een bevel tot verpleging van overheidswege kan rechtvaardigen, zal de rechtbank daartoe niet overgaan. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben een terbeschikkingstelling met voorwaarden als afdoende ingeschat. Daarnaast betrekt de rechtbank hierbij dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. De rechtbank zal verdachte de kans bieden om in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan haar problematiek te werken.
De psychiater heeft in zijn rapport overwogen dat in het intensieve behandelaanbod van zowel verdachte als haar behandelaren een lange adem wordt gevraagd. Gelet hierop en op de weinig intrinsieke motivatie bij verdachte, acht de rechtbank niet uitgesloten dat het klinische deel van de behandeling de nodige tijd in beslag zal nemen. Nu voorts van belang is dat verdachte spoedig met haar behandeling kan starten, zal de rechtbank geen langere gevangenisstraf opleggen dan de periode waarin zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en zal zij de officier van justitie in haar eis volgen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/720194-15 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.091,78.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/880438-15 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.750,00.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn vordering heeft ingetrokken. Ter staving van dit standpunt heeft de verdediging ter terechtzitting van 11 juli 2016 een brief, kennelijk afkomstig van deze benadeelde partij, overhandigd. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, zodat de vordering moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] heeft de verdediging gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel te worden gematigd. Niet is gebleken dat de schade bij [slachtoffer 1] blijvend is. Ten aanzien van de psychische problematiek bij [slachtoffer 1] dient rekening te worden gehouden met reeds eerder bestaande problematiek. Voorts dient rekening te worden gehouden met het aandeel van medeverdachte [medeverdachte] bij het toebrengen van de schade. De verdediging stelt dat een bedrag van € 100,00 aan immateriële schadevergoeding afdoende is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen voldoende zijn onderbouwd en kunnen worden toegewezen, waarbij de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
De vordering van benadeelde [slachtoffer 2] kan, ondanks de overgelegde brief, worden toegewezen. De brief is door de gemachtigde van verdachte opgesteld en kennelijk is [slachtoffer 2] op diens kantoor geweest. Het is niet aan de verdediging rechtstreeks contact op te nemen met een benadeelde partij ten einde een intrekking van de vordering te bewerkstelligen. Nu [slachtoffer 2] tevens niet ter terechtzitting aanwezig is, kan niet gecontroleerd worden of [slachtoffer 2] wist wat hij tekende en of hij de vordering daadwerkelijk wilde intrekken, aldus de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 2]
Door de verdediging is een schrijven overgelegd waaruit zou moeten volgen dat [slachtoffer 2] zijn vordering intrekt. Ter terechtzitting is gesteld dat de raadsman van verdachte deze vordering heeft opgesteld, waarna [slachtoffer 2] deze, op het kantoor van deze raadsman, heeft ondertekend. Benadeelde [slachtoffer 2] was niet ter terechtzitting aanwezig.
De rechtbank overweegt dat benadeelde [slachtoffer 2] naast een onderbouwde vordering ook een schriftelijke slachtofferverklaring heeft ingediend. De inhoud van deze vordering en verklaring stroken niet met een intrekking van de vordering van de benadeelde partij.
Door slachtofferhulp is deze vordering op 19 mei 2016 nog aan de rechtbank toegestuurd via e-mail. Op dat moment was slachtofferhulp dan ook niet bekend met een eventuele wens van [slachtoffer 2] om de vordering in te trekken. Nu benadeelde [slachtoffer 2] niet ter terechtzitting van 11 juli 2016 aanwezig was, was het niet mogelijk de intrekking te verifiëren. Een nadere beoordeling van de (intrekking van de) vordering door [slachtoffer 2] zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Derhalve zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren. Dit heeft ook tot gevolg dat hij de mogelijkheid behoudt zijn vordering alsnog aan te brengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/880438-15 feit 1 bewezen verklaarde tot het gevorderde bedrag van € 1.750,00 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
7b. het beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vleesmes, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder parketnummer 05/880438-15, feit 1, bewezenverklaarde is begaan.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven zaklamp (Maglite, rood), volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, zal de teruggave aan verdachte worden gelast, nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/880438-15, feit 1, primair, en feit 2 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 329 (driehonderd negenentwintig) dagen
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op de geschorste voorlopige hechtenis;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de
volgende algemene en bijzondere voorwaardenbetreffende het gedrag van de veroordeelde;
1. veroordeelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
2. veroordeelde zal, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken;
3. veroordeelde zal, ingeval zij wegens het feit, waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan onttrekken.
4. veroordeelde zal zich zal laten opnemen en verblijven in FPK De Woenselse Poort, teneinde zich klinisch te laten behandelen, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van FPK De Woenselse Poort zullen worden gegeven;
5. na afloop van de klinische behandeling, zal veroordeelde zich conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot een traject richting begeleid of beschermd wonen;
6. na afloop van de klinische behandeling zal veroordeelde zich conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot dagbesteding;
7. na afloop van de klinische behandeling zal veroordeelde zich conformeren aan de afspraken die worden gemaakt met betrekking tot een ambulant behandeltraject;
8. veroordeelde verschaft inzicht in haar financiële situatie en zal controle hierop door de reclassering accepteren. Zij werkt mee aan bewindvoering/ budgetbeheer;
9. veroordeelde zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik. Zij werkt mee aan alcohol- en drugscontroles.
10. veroordeelde geeft openheid omtrent haar sociale contacten en in het specifiek haar familiaire contacten. Verdachte stelt zich voor de reclassering open en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen uit haar sociale netwerk, die in deze voorwaarden met name worden genoemd. Tevens geeft zij aan deze personen/instellingen toestemming informatie uit te wisselen met de reclassering;
11. veroordeelde geeft openheid omtrent haar partnerrelatie. Zij werkt mee aan relatietherapie en/of systeemgesprekken;
12. veroordeelde neemt de medicatie in zoals voorgeschreven door haar behandelend arts/ psychiater;
13. indien noodzakelijk wordt veroordeelde voor een time-out teruggeplaatst naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven, of soortgelijke instelling. Deze time-outplaatsing duurt in ieder geval zolang als nodig is om verdachte op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out, maar maximaal zeven weken. Deze periode kan eenmaal met zeven weken worden verlengd. Tijdens de time-out zullen partijen in overleg beslissen of en op welke wijze voortzetting van het traject al of niet mogelijk en haalbaar is.
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vleesmes;
  • gelast de
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
  • verklaart de
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/880438-15, feit 1 subsidiair, tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2016.
Mrs. Goossens en Van Onna zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummers: 2015109837 en 2015112596, gesloten op 19 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 166, 168, 170 en 171 en verklaringen van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2016.
3.Een letselrapportage, p. 187 en 188.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p 168.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p 169 en 170.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p 170 en 171.
7.Een letselrapportage, p. 188 en 189.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 359 en 360.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 366 en 367.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 360 en 361.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 375.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37 en 38.
13.Een uitwerking van een getapt telefoongesprek, p. 360 en een proces-verbaal van stemherkenning, p. 255.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 152 en 154.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 307 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2016.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 313.
17.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2016.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p.156.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 151.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 307.
21.Een letselrapportage, p. 187 en 188.
22.Een medische verklaring, opgesteld door [naam 1] , plastisch chirurg, d.d. 11 mei 2015.
23.Een medische verklaring, opgesteld door [naam 1] , plastisch chirurg, d.d. 27 juli 2015.
24.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer: 2015420902, gesloten op 15 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
25.Proces-verbaal van aangifte, p. 12, en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2016.
26.Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 107, 110 en 111.
28.Een rapportage Letselonderzoek d.d. 15 oktober 2015, opgesteld door drs. [naam 2] , forensisch arts fmg, tweede pagina.
29.Een geneeskundige verklaring d.d. 30 september 2015, opgesteld door mr.drs. [naam 3] , SEH-arts KNMG.