ECLI:NL:RBGEL:2016:4098

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
05/720068-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor mishandeling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte, geboren in 1981 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. J. van Rooijen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de feiten zich hebben afgespeeld op 5 maart 2015 in Wijchen. De verdachte werd ervan beschuldigd met een hakbijl of scherp voorwerp op het slachtoffer in te hakken, wat leidde tot zware verwondingen. De officier van justitie eiste een veroordeling voor poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar oordeelde wel dat hij zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en de forensische rapporten die de verwondingen bevestigden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier weken op, rekening houdend met de ernst van de mishandeling en het strafblad van de verdachte. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het letsel aan de hand van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720068-15
Datum uitspraak : 25 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
thans uit andere hoofden gedetineerd te PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman: mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
8 december 2015, 01 maart 2016, 24 mei 2016 en 11 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.Primair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer] heeft ingehakt en/of ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond en/of zenuwletsel (waarbij een pees en/of handzenuw(en) zijn beschadigd) in linkerhand, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer] in te slaan en/of in te hakken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op die [slachtoffer] heeft ingehakt en/of ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een (slagers) hakbijl/hakmes, althans een scherp voorwerp op deze [slachtoffer] in te slaan en/of in te hakken;
2.Primair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal (krachtig) in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Wijchen [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (krachtig) in het gezicht te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de avond en nacht van 4 op 5 maart 2015 was verdachte (hierna te noemen: [verdachte] ) aanwezig te Wijchen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer: 05/880438-15) (hierna te noemen: [medeverdachte] ) tezamen met onder andere [medeverdachte] en met [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster). In die nacht is een conflict ontstaan met aangeefster, waarbij er met een hakmes op haar is ingehakt [2] en waarbij zij in haar gezicht is geslagen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde; poging zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
[verdachte] heeft iedere betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten ontkend. De verdediging heeft voor vrijspraak voor deze feiten gepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte] van vandaag tot het oordeel gekomen dat het [verdachte] (ook) tenlastegelegde onder feit 1 is begaan door [medeverdachte] . Derhalve zal de rechtbank [verdachte] van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de gedragingen van [verdachte] een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven hebben geroepen. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde als volgt.
Aangeefster heeft over de bewuste avond verklaard dat zij samen met [verdachte] naar een wijnfeestje bij zijn zus [medeverdachte] gingen. Er werd die avond alcohol gedronken en harddrugs gebruikt. Aangeefster had niet gedronken, maar wel harddrugs gebruikt. Op enig moment heeft [medeverdachte] aangeefster met een vleesmes aangevallen, waardoor zij gewond is geraakt aan haar linkerhand.
Na dit incident wilde [verdachte] de wond verbinden, maar aangeefster wilde dat niet. [verdachte] werd hier boos over en gaf aangeefster een duw, sloeg haar met kracht en met gebalde vuist op haar linkeroog en boven haar oor, waardoor er bloed begon te stromen. Aangeefster voelde pijn bij haar linkeroog. [4]
Het letsel van aangeefster is beoordeeld en geïnterpreteerd door een forensisch arts FMG. Deze arts heeft geconcludeerd dat de bloeduitstortingen in het gezicht, op de linker arm en achter het linker oor, en de wond op het behaarde hoofd passen bij het toepassen van stomp geweld op het gezicht en het hoofd. De door het slachtoffer opgelopen verwonding in het gezicht en de linker arm past bij één of meerdere slagen/klappen met een stomp voorwerp, bijvoorbeeld een vuist of de stompe kant van een voorwerp. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangeefster consistent en voldoende gedetailleerd verklaard. De rechtbank acht haar verklaringen dan ook voldoende betrouwbaar. Ook verdachte heeft verklaard ervan uit te gaan dat aangeefster de waarheid sprak. [6] Gelet op de verklaringen van aangeefster en de onderbouwing daarvan door de forensisch arts, volgt de rechtbank [verdachte] ontkenning in deze zaak niet. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2, subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2. Subsidiair
hij op
of omstreeks05 maart 2015 te Wijchen [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal(krachtig) in het gezicht te stompen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2, subsidiair,:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 2, primair, tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de periode van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het pleidooi voor vrijspraak heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 2 juni 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een forse mishandeling van zijn toenmalige partner. Uitermate grievend acht de rechtbank dat aangeefster eerst door de zus van verdachte tot bloedens toe met een vleesmes is aangevallen en dat verdachte vervolgens, dus op een moment dat aangeefster uiterst kwetsbaar was, haar heeft mishandeld. Verdachte was ten tijde van dit gebeuren onder invloed van diverse middelen. Het letsel, dat aangeefster door toedoen van verdachte aan haar hoofd heeft opgelopen, is pas enige weken later genezen.
De rechtbank houdt ook rekening met het forse strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor diverse gewelddelicten is veroordeeld. De rechtbank meent dat, alles in aanmerking genomen, een zware sanctie in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.750,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij met name ziet op het toebrengen van letsel aan haar hand. Nu verdachte voor dat feit vrijgesproken zou moeten worden, dient de vordering in de zaak van verdachte te worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak van het tenlastegelegde gepleit en heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De vordering ziet, gelet op de motivering daarvan, vooral op het letsel aan de hand. In het voorgaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte dit letsel niet heeft toegebracht. Om de vordering van de benadeelde partij in deze zaak ten volle te kunnen toetsen zou een aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden naar de mate waarin het handelen van verdachte, afgezet tegen het handelen van medeverdachte [medeverdachte] , immateriële schade heeft veroorzaakt. Een dergelijk aanvullend onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 en onder feit 2, primair, tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2016.
Mrs. Goossens en Van Onna zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummers: 2015109837 en 2015112596, gesloten op 19 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 166, 168, 170 en 171 en verklaringen van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2016.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 171.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 171.
5.Een letselrapportage, p. 188 en 189.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 374.