ECLI:NL:RBGEL:2016:4064
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetprocedure bij kortgeding niet geregeld in Rv, analogische toepassing door rechter
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld tegen een vonnis in kort geding. De kantonrechter heeft op 20 juni 2016 een vonnis uitgesproken tussen de gedaagde partijen in verzet en de eisende partij in verzet. De eisende partij in verzet heeft op 28 juni 2016 verzet aangetekend tegen dit vonnis. De kantonrechter heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of hij bevoegd is om van het verzet kennis te nemen, zoals bepaald in artikel 72 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De kantonrechter heeft vastgesteld dat volgens artikel 259 Rv het verzet tegen een vonnis in kort geding moet worden behandeld door de voorzieningenrechter. Dit betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om het verzet te behandelen, en dat de verzetdagvaarding ten onrechte tegen de reguliere rolzitting is aangebracht. De kantonrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzet kennis te nemen.
Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat de zaak, met analogische toepassing van artikel 73 Rv, naar de voorzieningenrechter moet worden verwezen. Dit is in lijn met het stelsel van het burgerlijk procesrecht, waarbij een verkeerde aanvang van een procedure door de rechter kan worden hersteld. De kantonrechter heeft de zaak dan ook verwezen naar de voorzieningenrechter voor verdere behandeling van het verzet, met de opmerking dat de eisende partij in verzet een verzoek tot dagbepaling moet indienen.