In deze zaak vordert DRC International B.V. (hierna: DRC International) betaling van DRC B.V. (hierna: DRC) en Tombouctou Beheer B.V. (hierna: Tombouctou) op basis van zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking. DRC International stelt dat zij kosten heeft gemaakt voor de boekhouding en administratie van DRC, en dat DRC ongerechtvaardigd is verrijkt door de werkzaamheden die DRC International heeft verricht. De rechtbank Gelderland heeft op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank overweegt dat DRC International niet kan worden aangemerkt als behartiger van een ander belang, zoals vereist voor zaakwaarneming volgens artikel 6:198 BW. DRC International is immers een voortzetting van de werkzaamheden van DRC en heeft niet aangetoond dat er sprake is van schade die DRC zou moeten vergoeden. Daarnaast heeft DRC International onvoldoende onderbouwd dat DRC ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van DRC International. De rechtbank wijst de vorderingen van DRC International af, omdat deze niet toewijsbaar zijn op basis van de aangevoerde gronden.
De rechtbank veroordeelt DRC International in de proceskosten van zowel DRC als Tombouctou, die zijn begroot op € 7.416,50 per partij. De kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, en de wettelijke rente is van toepassing over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.