5.3De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat eiser op punt 4.14 van de FML beperkt wordt geacht, zodat hij in staat wordt geacht ongeveer 5 kilogram te tillen of te dragen. Op punt 4.16 is eiser echter in het geheel niet beperkt geacht, zodat hij in staat moet worden geacht frequent lasten te hanteren van ongeveer 15 kilogram. Blijkens de Basisinformatie CBBS moet onder ‘hanteren’ worden verstaan ‘het hanteren door tillen en het hanteren door dragen’. De rechtbank acht het zonder nadere motivering dan ook onbegrijpelijk dat de beperking die eiser kennelijk heeft in het tillen en dragen uitsluitend is neergelegd onder punt 4.14 en niet eveneens onder punt 4.16.
6. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige A. Lubbers van 15 juni 2015 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep B. Altena van 11 november 2015. Uitgaande van de FML van 7 oktober 2015 wordt eiser op de datum in geding in staat geacht de functies productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code 111172), productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) en inpakker (sbc-code 111190) te vervullen.
7. De rechtbank heeft reeds geconstateerd dat de FML van 7 oktober 2015 niet ongewijzigd in stand kan blijven en dat de geschiktheid van de geduide functies onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. De rechtbank stelt voorts vast dat in de functie met sbc-code 111180, evenals in de ten overvloede geduide functie van medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) sprake is van een kenmerkende belasting op punt 3.6. Dit geeft temeer aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van deze functies.
8. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit diverse gebreken bevat. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen deze gebreken te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
Om de gebreken te herstellen dient verweerder de FML opnieuw te laten beoordelen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarbij moeten de beperkingen die eiser ervaart als gevolg van de astmatische aanleg in de FML worden neergelegd op een wijze die zich verdraagt met de jurisprudentie van de CRvB en die de arbeidsdeskundige in staat stelt om op inzichtelijke wijze te kunnen beoordelen of de geduide functies op dit punt passen binnen de belastbaarheid van eiser. Ook moet worden beoordeeld of de beperkingen met betrekking tot het tillen en dragen dienen te leiden tot een beperking op punt 4.16.
Verweerder dient de gewijzigde FML daarna voor te leggen aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, zodat deze de geschiktheid van de geduide functies opnieuw kan beoordelen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twee weken na de verzending van deze tussenuitspraak. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.