ECLI:NL:RBGEL:2016:395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
05/820116-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onoplettendheid van vrachtwagenchauffeur

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man uit Waalwijk, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 april 2015 te Druten. De verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, reed met een snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur en had onvoldoende zicht door de zon. Hij botste tegen twee stilstaande voertuigen in een file, waarbij een van de bestuurders, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie eiste een werkstraf van 70 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De verdediging betwistte de schuld van de verdachte, maar de rechtbank concludeerde dat er sprake was van aanmerkelijke schuld. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820116-15
Datum uitspraak : 22 januari 2016.
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
Antoni Jacobus Andreas van Buul
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres]
Raadsman: mr. J.L.G. Gerrits, advocaat te Waalwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 8 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Druten in de gemeente Druten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), gaande in de richting Nijmegen, daarmee rijdende over de Maas en Waalweg (N322)) met een snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor hem, verdachte werd gehinderd door zonlicht,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of gekeken en/of is blijven letten en/of kijken op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Maas en Waalweg (N322))en/of
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdende of stilstaande andere motorrijtuigen de waarschuwingslichten van hun motorrijtuigen in werking hadden gesteld, ten einde het achteropkomende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Maas en Waalweg (N322)) een file was ontstaan,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig
(bedrijfsauto, trekker met oplegger) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee voor hem, verdachte uit op die weg (Maas en Waalweg (N233)) stilstaande andere motorrijtuigen, waarbij het eerste door hem, verdachte geraakte motorrijtuig ( [voertuig 1] ) werd gelanceerd en/of op de kop in een gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechts in die berm van die weg (Maas en Waalweg (N322))
zich bevindende sloot is terechtgekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Druten in de gemeente Druten, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), gaande in de richting Nijmegen, daarmee rijdende over de Maas en Waalweg (N322)) met een snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur,
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdende of stilstaande andere motorrijtuigen de waarschuwingslichten van hun motorrijtuigen in werking hadden gesteld, ten einde het achteropkomende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Maas en Waalweg (N322)) een file was ontstaan,
niet in belangrijke mate en/of tijdig de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger) heeft teruggebracht en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee voor hem, verdachte uit op die weg (Maas en Waalweg (N233)) stilstaande andere motorrijtuigen, waarbij het eerste door hem, verdachte geraakte motorrijtuig ( [voertuig 1] ) werd gelanceerd en/of op de kop in een gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechts in die berm van die weg (Maas en Waalweg (N322))
zich bevindende sloot is terechtgekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 april 2015 reed verdachte als bestuurder van een vrachtwagen op de Maas en Waalweg N322 te Druten in de richting van Nijmegen met een snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur. [2] Het zicht van verdachte werd gehinderd door de zon. [3] De N322 bestaat, in ieder geval ter hoogte van het ongeval, uit een rijbaan die door middel van twee doorgetrokken witte middenstrepen met daartussen een groene opvulling is verdeeld in twee rijstroken met daarnaast aan beide zijden een toe-/afritstrook. Links en rechts van de rijbaan is tevens een buitenberm gelegen met daarin een sloot. [4] Over een afstand van meer dan 3000 meter direct voor de plaats van het ongeval bevat de N322 geen bochten. [5]
Ter hoogte van Druten stond het verkeer stil. De bestuurster van een [voertuig 2] moest ook stoppen en sloot achteraan. [6] Achter deze [voertuig 2] op dezelfde rijbaan reed de bestuurster van een [voertuig 1] , [slachtoffer] , die ook aansloot bij de file en stil stond [7] . Verdachte reed op dezelfde rijbaan maar kon zijn snelheid niet meer aanpassen en kwam met de voorzijde van zijn vrachtauto in botsing met de achterzijde van de voor hem stilstaande [voertuig 1] van [slachtoffer] . [8] Als gevolg van de klap werd de [voertuig 1] gelanceerd en kwam daarbij vervolgens op zijn kop in de sloot terecht. [9] Deze sloot was rechts naast de rijbaan gelegen. [10] Verdachte kwam daarna nog in botsing met de [voertuig 2] . [11]
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Verdachte is vrachtwagenchauffeur van beroep en heeft onvoldoende zicht gehouden op het verkeer voor hem en daarbij de file te laat opgemerkt. Ook heeft verdachte onvoldoende voorzorgsmaatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat hij goed zicht had op het verkeer voor hem. Naar de mening van de officier van justitie is verdachte dan ook aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest en kan hem schuld aan het ontstane verkeersongeval worden verweten. De officier van justitie is van mening dat uit het dossier blijkt dat het slachtoffer tijdelijk haar normale bezigheden niet heeft kunnen verrichten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van schuld nu een enkele onoplettendheid, het simpelweg “niet zien” van de stilstaande auto’s op de weg voor hem, niet kan lijden tot het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Er is naar de mening van de raadsman geen bijkomende omstandigheid die maakt dat er sprake is van verwijtbare schuld van de zijde van verdachte. Ook staat naar de mening van de raadsman niet onomstotelijk vast dat de klachten van het slachtoffer een gevolg zijn van het ongeval zodat niet kan worden bewezen dat zij tijdelijk haar normale bezigheden niet heeft kunnen verrichten als gevolg van het ongeval. Het subsidiair tenlastegelegde feit kan volgens de raadsman wel worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een stilstaande file voor hem stond op de N322. De getuige heeft verklaard dat hij op een gegeven moment rechts langs de voor hem stilstaande auto via de vluchtstrook kon rijden en dat hij dit deed omdat hij achter hem een vrachtwagen zag aankomen met een snelheid waarvan hij inschatte dat deze niet op tijd tot stilstand zou komen. [13]
De getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat zij achteraan sloot op een file op de Maas en Waalweg (
bedoeld wordt de N322: rechtbank), stil stond en haar alarmlichten had aan gedaan. In haar achteruitkijkspiegel zag ook zij een vrachtwagen naderen. De getuige heeft verklaard dat volgens haar de vrachtwagen behoorlijk hard reed omdat zij nog dacht ik moet van de weg af. De getuige had het stuur reeds ingedraaid om naar rechts uit te wijken. [14]
Zoals reeds in de vaststaande feiten is beschreven, vond het ongeval plaats op een recht stuk weg van de N 322 en zijn over een afstand van meer dan 3000 meter direct voor de plaats van het ongeval geen bochten. [15]
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat er nog een langere afstand moet zijn geweest tussen de vrachtwagen en de achterste auto van de file, zowel [getuige 1] als [verdachte] verklaren immers dat zij verdachte met een behoorlijke snelheid aan zagen komen op het moment dat zij aansloten bij de al stilstaande file. Dat betekent dat er nog voldoende tijd moet zijn geweest voor verdachte om de file op te merken en te remmen voordat zijn vrachtwagen in botsing kwam met de [voertuig 1] . De getuige [getuige 1] had immers ook nog de tijd om op tijd weg te komen voor de vrachtwagen van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het verkeer in de gaten heeft gehouden en dat hij met de verkeersstroom is meegereden. Verdachte heeft de file echter te laat opgemerkt [16]
Van iedere automobilist mag worden verwacht dat hij anticipeert op mogelijke verkeerssituaties en dat hij zich vergewist van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer. Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, blijkt dat verdachte al jaren veel kilometers maakt als beroepsvrachtwagenchauffeur. Als vrachtwagenchauffeur dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook bijzonder oplettend en voorzichtig te zijn. Verdachte heeft echter gelet op het voorgaande gedurende een langere tijd op een zeer overzichtelijk stuk weg zonder bochten een stilstaande file niet opgemerkt. Zijn eigen verklaring dat hij het verkeer in de gaten heeft gehouden strookt niet met de feiten, immers als dat zo was, had hij de stilstaande file zeker opgemerkt.
Voor zover verdachtes zicht slechter was door de zon had verdachte hier eerder op moeten acteren en zijn snelheid hierop moeten aanpassen, temeer nu verdachte stelt dat hij gedurende de rit constant werd gehinderd door de zon en dit niet slechts een enkel moment het geval was. Op grond van onderzoek van verbalisanten stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is geweest van een plotselinge verblinding. [17] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook onvoldoende maatregelen genomen om te anticiperen op een mogelijke file en is er sprake van een langdurige onoplettendheid en niet slechts een enkel moment van onoplettendheid. De rechtbank kwalificeert dit als een aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] , overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat zij een kneuzing aan haar rechter onderbeen heeft opgelopen en spierscheuringen. [18] Ook heeft zij nekklachten en mogelijk een whiplash trauma. [19] Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel te kwalificeren als zodanig letsel dat daaruit een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van [slachtoffer] is ontstaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de stelling van de raadsman dat onduidelijk is of het letsel van het slachtoffer het gevolg is van het ongeval als volgt. Uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] blijkt dat zij na het ongeval tot 24 augustus 2015 niet heeft kunnen werken. [20] De rechtbank concludeert hieruit dat zij tot het ongeval normaal heeft kunnen werken en dat haar pijnklachten en de verhindering in haar normale bezigheden derhalve (mede) een gevolg zijn van het ongeval.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 april 2015 te Druten in de gemeente Druten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), gaande in de richting Nijmegen, daarmee rijdende over de Maas en Waalweg (N322)) met een snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor hem, verdachte werd gehinderd door zonlicht,
niet, althansin onvoldoende mate heeft gelet en
/ofgekeken en
/ofis blijven letten en
/ofkijken op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de Maas en Waalweg (N322))en
/of
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg langzamer rijdende of stilstaande andere motorrijtuigen de waarschuwingslichten van hun motorrijtuigen in werking hadden gesteld, ten einde het achteropkomende verkeer te waarschuwen dat op die weg (de Maas en Waalweg (N322)) een file was ontstaan,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig
(bedrijfsauto, trekker met oplegger) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met twee voor hem, verdachte, uit op die weg (Maas en Waalweg (N233)) stilstaande andere motorrijtuigen, waarbij het eerste door hem, verdachte, geraakte motorrijtuig ( [voertuig 1] ) werd gelanceerd en
/ofop de kop in een gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechts in die berm van die weg (Maas en Waalweg (N322))
zich bevindende sloot is terechtgekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van zeventig uren werkstraf, te vervangen door vijfendertig dagen hechtenis en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman wijst op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verzoekt de rechtbank, gelet op de werkzaamheden van verdachte, een geldboete aan hem op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 november 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout gemaakt. Hij heeft langere tijd niet goed op het verkeer voor hem gelet en is met zijn vrachtwagen ingereden op een stilstaande file. Als gevolg van deze aanrijding heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen.
Daar staat tegenover dat verdachte ter terechtzitting de volle verantwoordelijkheid voor zijn nalatigheid in het verkeer heeft genomen. Hij heeft te kennen te gegeven dat hij veel spijt heeft van het ongeluk. Ook heeft verdachte aangegeven voor zijn werk en inkomen volledig afhankelijk te zijn van zijn rijbewijs; zonder rijbewijs geen werk en dus ook geen inkomen.
Uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte weliswaar eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie maar dat dit reeds langere tijd geleden is.
Gelet op deze omstandigheden, de persoonlijke omstandigheden alsmede gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank dan ook de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal de rechtbank dan ook een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren opleggen alsmede een werkstraf voor de duur van zeventig uren. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een geldboete, zoals door de raadsman is verzocht, niet passend.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
70 (zeventig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, District Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015167465, gesloten op 22 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal tachograafdata onderzoek, derde alinea, p. 54.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016.
4.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 2.1.2, p. 24.
5.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 4.4. p. 39.
6.Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [naam 2] , eerste twee alinea’s, p. 6.
7.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , vijfde regel, p. 8.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016 en het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , zevende alinea, p. 8.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , laatste alinea, p. 4.
10.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 1.3, p. 23.
11.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, tweede alinea, p. 13.
12.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , eerste alinea, p. 9 en een geneeskundige verklaring, p. 11.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige W. J. [getuige 1] , eerste zes regels, p. 3.
14.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , eerste negen regels, p. 8.
15.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 4.4. p. 39.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016.
17.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 4.4. p. 39.
18.Een geneeskundige verklaring, p. 11 en het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , eerste alinea, p. 9.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van [naam 3] , bij het parket ingekomen op 2 oktober 2015, ongenummerd.
20.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor benadeelde [slachtoffer] , vijfde alinea op de eerste pagina van dit verhoor, bij het parket ingekomen op 2 oktober 2015, ongenummerd.