ECLI:NL:RBGEL:2016:386

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
286784
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en boekhoudplicht in faillissement van Power Job Uitzendorganisatie B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de gedaagde, die als bestuurder van de failliete vennootschap Power Job Uitzendorganisatie B.V. wordt aangesproken door de curator, Paulus Johannes Firmin Marie de Kerf. De curator stelt dat de gedaagde haar bestuurstaken onbehoorlijk heeft vervuld, met name door niet te voldoen aan de boekhoudplicht zoals vastgelegd in artikel 2:10 BW. De curator vordert dat de rechtbank verklaart dat de gedaagde aansprakelijk is voor het boedeltekort van Power Job en dat zij een voorschot op de schadevergoeding moet betalen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 28 oktober 2015 en een comparitie op 8 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een nauwe relatie bestond tussen Power Job en andere vennootschappen binnen een concern, en dat er vermoedens zijn van misbruik van de failliete vennootschap. De curator heeft diverse verzoeken gedaan om administratie en documenten van Power Job te overleggen, maar de gedaagde heeft niet volledig aan deze verzoeken voldaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk op 20 januari 2016 besloten dat de gedaagde de administratie van Power Job moet overleggen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en houdt in dat de gedaagde de bij haar in bezit zijnde administratie moet overleggen, waarna de curator de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/286784 / HA ZA 15-410
Vonnis van 20 januari 2016
in de zaak van
PAULUS JOHANNES FIRMIN MARIE DE KERF
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Power Job Uitzendorganisatie B.V.,
wonende te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. P.J.F.M. de Kerf te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Oploo,
gedaagde,
advocaat mr. A.F.Th.M. Heutink te Gennep.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 oktober 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 5 september 2001 is de latere failliet, Power Job Uitzendorganisatie B.V. (hierna: Power Job) opgericht. [gedaagde] is sindsdien bestuurder en indirect enig aandeelhouder van Power Job.
2.2.
De moeder van [gedaagde] , mevrouw [naam 1] , was/is in dezelfde bedrijfstak werkzaam en (indirect) aandeelhoudster van diverse vennootschappen binnen een concern genaamd DON.
2.3.
In mei 2010 zijn de bedrijfsactiviteiten van Power Job gestaakt.
2.4.
In juni 2010 is de vennootschap Power Job Flexwerk B.V. (hierna: Flexwerk) opgericht.
2.5.
Op 14 oktober 2011 is Power Job failliet verklaard bij vonnis van de rechtbank Arnhem. Dit vonnis is bij arrest van 24 november 2011 bekrachtigd. Aanvankelijk is mr. C.H. Houtman (hierna: mr. Houtman ) aangesteld als curator. Bij beschikking van 1 augustus 2013 is de curator als opvolgend curator aangesteld.
2.6.
Tussen mr. Houtman en [gedaagde] en vervolgens tussen de curator en [gedaagde] is gecorrespondeerd over (overhandiging van) de administratie van Power Job. Ook zijn er enkele besprekingen geweest waarbij (overhandiging van) de administratie onderwerp van gesprek was.
2.7.
Begin november 2011 heeft een medewerkster van mr. Houtman een deel van de administratie van Power Job in ontvangst genomen. Dit betrof in ieder geval bankafschriften met inkoopfacturen uit 2009, 2010 en 2011.
2.8.
Bij de stukken zit een verklaring van de desbetreffende medewerkster van mr. Houtman waarin zij verklaart nooit een digitale gegevensdrager met de administratie te hebben ontvangen.
2.9.
Op 16 november 2011 heeft [gedaagde] grootboekkaarten van 2010 digitaal aangeleverd.
2.10.
Bij brief van 7 november 2012 heeft mr. Houtman aan [gedaagde] geschreven, voor zover relevant:
Geconcludeerd kan worden dat er een zeer nauw verband bestond tussen Power Job Uitzendorganisatie BV en Don Europa BV. Gezien de correspondentie die ik heb aangetroffen, lijkt het erop dat naast u, als bestuurder van curanda, ook uw moeder mevrouw [gedaagde] [bedoeld is [naam 4] , opmerking rechtbank] feitelijk leiding gaf aan de vennootschap. Voorts geldt dat de administratie waarover ik beschik niet voldoet aan de eisen van artikel 2:10 BW aangezien ik onder andere geen debiteurenadministratie en salarisadministratie heb aangetroffen. Het lijkt er sterk op dat de kosten van de werknemers voldaan werden uit Power Job Uitzendorganisatie BV en de inkomsten die gegenereerd werden binnenvloeiden bij Don Europa BV. Ik kan dan ook niet anders concluderen dan dat er misbruik werd gemaakt van gefailleerde vennootschap. Daarbij geldt dat ik heb geconstateerd dat alle kosten tot op het laatst zijn voldaan door Don Europa BV behalve de vordering van de heer [naam 2] . Wat er met de klanten is gebeurd, kan ik vooralsnog niet nagaan. Ik kan enkel constateren dat er tot 2010 periodiek betalingen plaatsvonden door (steeds dezelfde) debiteuren welke later ophielden. Kennelijk bestond met hen wel een relatie voortvloeiende waaruit zij iets verschuldigd waren. Deze debiteuren waarover ik spreek komen ook terug in de rekeningafschriften die zien op de jaren 2009 en 2008.
2.11.
De advocaat van [gedaagde] heeft bij brief van 28 december 2012 hierop gereageerd en onder meer aangegeven dat van de doorbelasting van kosten door DON Detacherings Organisatie Nederland B.V. aan Power Job een duidelijke vastlegging beschikbaar is.
2.12.
Bij brief van 11 december 2013 heeft de curator [gedaagde] verzocht om diverse bescheiden waaronder de jaarrekeningen, klantenlijst, lijst van werknemers, debiteurenlijst, crediteurenoverzicht, notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders en een specificatie van de post “doorbelaste loonkosten DON Detacherings Uitzendorganisatie Nederland B.V.”.
2.13.
Vervolgens heeft er op 16 mei 2014 een bespreking plaatsgevonden tussen de curator en [gedaagde] waarbij [gedaagde] te kennen heeft gegeven na te zullen gaan of er nog administratie van Power Job is, waar die administratie zich bevindt, welke administratie dat is en of deze administratie in digitale vorm of papieren vorm aanwezig is. Bij brief van diezelfde datum heeft de curator de afspraak bevestigd dat [gedaagde] hem hierover uiterlijk 25 mei 2014 zou berichten.
2.14.
Bij brief van 1 december 2014 heeft de curator [gedaagde] aansprakelijk gesteld. Na daartoe verkregen verlof heeft de curator ter verzekering van zijn vordering diverse beslagen gelegd ten laste van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens de boedel van Power Job aansprakelijk is op grond van artikel 2:248 BW, alsmede dat zij uit dien hoofde jegens de boedel van Power Job aansprakelijk is voor het gehele boedeltekort, althans voor de door de boedel van Power Job geleden schade;
2. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het boedeltekort, zo nodig nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
3. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding ad
€ 20.000,--.
Tot slot vordert de curator een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente indien betaling binnen 14 dagen na het wijzen van vonnis uitblijft.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt de curator ten grondslag dat [gedaagde] haar bestuurstaken kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:248 BW. De curator verwijt [gedaagde] dat niet is voldaan aan de boekhoudplicht als bedoeld in artikel 2:10 BW.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan zijn stelling dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid in de zin van artikel 2:248 BW heeft de curator ten grondslag gelegd dat [gedaagde] niet aan de uit artikel 2:10 BW voortvloeiende boekhoudplicht heeft voldaan. Bij de beoordeling van de vraag of de bestuurder aan de boekhoudplicht van artikel 2:10 BW heeft voldaan geldt als maatstaf of de administratie zodanig is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en dat deze posities en de stand van de liquiditeiten, gezien de aard en de omvang van de onderneming een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie. Nu de curator schadevergoeding vordert van [gedaagde] , ligt het op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv. in beginsel op zijn weg te stellen, en in geval van voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat [gedaagde] niet aan haar boekhoudplicht heeft voldaan. Op [gedaagde] rust de verplichting haar verweer deugdelijk en concreet onderbouwd te motiveren, temeer omdat zij beter in staat moet worden geacht de benodigde feitelijke informatie te verschaffen.
4.2.
In de dagvaarding stelt de curator dat hij de lijst van klanten van Power Job, de lijst van werknemers, de debiteurenlijst, het overzicht doorbelaste loonkosten, notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 2007 tot en met faillissement, alsmede kopieën van de overeenkomsten van Power Job met haar opdrachtgevers en uitzendkrachten niet heeft ontvangen of aangetroffen. Hierdoor is hij niet in staat de juistheid van de wel ontvangen grootboekkaarten te controleren. De curator vermoedt dat Power Job overeenkomsten met opdrachtgevers en uitzendkrachten zonder enige vergoeding naar zustervennootschappen en/of Flexwerk heeft doen overgaan. Indien dat het geval is, is Power Job benadeeld doordat goodwill en onderhanden werk om niet is overgedragen, aldus de curator.
4.3.
In de conclusie van antwoord van [gedaagde] staat onder 2.41 dat na 12 juni 2014 de administrateur van Power Job, de heer [naam 3] , de eerder aan de medewerkster van mr. Houtman gegeven stukken nogmaals heeft verzameld en aan de curator heeft toegestuurd. Ook wordt betoogd dat alle basis administratie inclusief salarisadministratie, personeelsgegevens, debiteuren- en crediteurengegevens, oprichtingsakte en bijbehorende gegevens zijn verstrekt. Bovendien is volgens [gedaagde] een digitale gegevensdrager met daarop administratie van Power Job aan de medewerkster van mr. Houtman verstrekt.
4.4.
De rechtbank constateert dat partijen het niet eens zijn over wat wel en niet is verstrekt aan mr. Houtman en/of de curator. Het antwoord hierop kan nu in het midden blijven nu [gedaagde] zich zowel in de conclusie van antwoord onder 3.7 als ter zitting bereid heeft verklaard hetgeen zij heeft van de administratie van Power Job aan de curator te overhandigen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om [gedaagde] daartoe te bevelen ex artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [gedaagde] kan, voor zover zij wenst, hieraan voldoen door overlegging van een digitale gegevensdrager voorzien van (delen van) de administratie. Vervolgens zal de curator in de gelegenheid worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren. Hem wordt verzocht in ieder geval aan te geven of hij de ingestelde vorderingen handhaaft.
4.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt [gedaagde] de bij haar in het bezit zijnde administratie van Power Job over te leggen en bepaalt dat de zaak hiertoe weer op de rol zal komen van
17 februari 2016voor het nemen van een akte door [gedaagde] , waarna de curator op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer, mr. N.W. Huijgen en mr. M.A.M. Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016.