ECLI:NL:RBGEL:2016:3769

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
05/840695-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met bijl leidend tot ernstig letsel

Op 8 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 35-jarige man uit Leuvenheim veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 november 2014 in Zutphen, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin had afgezet bij het slachtoffer. Het slachtoffer, boos over de situatie, ging naar buiten en beschadigde de auto van de verdachte. Dit leidde tot een confrontatie waarbij de verdachte met een bijl zwaaide en het slachtoffer verwondde aan zijn gezicht en hand. De verwondingen waren ernstig, met een grote snee in het gezicht die leidde tot blijvend letsel en een fors litteken. De rechtbank oordeelde dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd en dat de verdachte meer straf verdiende dan de officier van justitie had geëist, omdat de ernst van het feit onvoldoende was weerspiegeld in de eis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.235,-. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de verwondingen en de omstandigheden van het incident, waarbij het slachtoffer zelf de confrontatie had opgezocht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840695-15
Datum uitspraak : 8 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman (niet bepaaldelijk gemachtigd): mr. B.J. Sanders, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 8 december 2015, 8 april 2016 en 24 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 8 april 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2014 tot en met 4 november 2014 te Zutphen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een grote wond/litteken over de gehele rechterwang en/of een wond aan linkerhand, heeft toegebracht door met een bijl, althans een scherp en/of hard voorwerp, (met kracht) in/tegen het gezicht van deze [slachtoffer] te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2014 tot en met 4 november 2014 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) met een bijl, althans een scherp en/of hard voorwerp, in/tegen het gezicht en/of tegen de linkerhand van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Verbalisanten zijn naar aanleiding van een melding op 4 november 2014 naar de woning van [slachtoffer] in Zutphen gegaan. Zij troffen hem daar aan, samen met [naam] (ambulant verpleegkundige). Zij zagen meerdere rode druppels op de grond in de gang en in de woonkamer en zij zagen dat de rechterzijde van het gezicht van [slachtoffer] in het verband zat. Hij vertelde dat hij met een hakbijl in het gezicht was geslagen door [verdachte] uit [woonplaats] , de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin [betrokkene] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (verder: aangever) heeft verklaard dat hij op 4 november 2014 in zijn woning aan de [adres 2] te Zutphen was. Rond 0.30 uur stond zijn ex-vriendin [betrokkene] aan de deur. Zij vertelde dat ze door haar nieuwe vriend was gebracht. Volgens aangever heet hij [verdachte] en woont hij in [woonplaats] . Aangever werd boos en is naar buiten gegaan. Hij heeft met zijn badslippers een trap tegen het achterportier van de auto van [verdachte] gegeven. Hij zag dat [verdachte] iets zocht. [verdachte] stapte uit de auto en had een hakbijl van ongeveer 25 centimeter, met een snijvlak van ongeveer 8 centimeter, in zijn hand. Aangever zag dat [verdachte] de bijl naar achteren haalde en in zijn richting sloeg. Aangever probeerde af te weren met zijn linker hand, waardoor hij een snee heeft in zijn linker duim. [verdachte] bleef zwaaien met de bijl. Na ongeveer een minuut stopte hij en reden hij en [betrokkene] weg. Aangever is naar huis gegaan. Hij voelde pijn aan zijn kaak en zag dat het bloed over zijn T-shirt droop. Aangever heeft een wond in zijn gezicht van net onder zijn rechter oog tot onder aan zijn rechter mondhoek. De wond is helemaal door de huid heen en is met zestien hechtingen gehecht. Aangever heeft verklaard twee liter bloed te hebben verloren. [2]
Aangever heeft later verklaard dat de achternaam van [verdachte] ‘ [verdachte] ’ is. [3]
Uit informatie van de huisarts komt naar voren dat aangever op 4 november 2014 bij de huisarts is geweest. Hij had een wond van ongeveer 10 centimeter die flink bloedde. De wond bleek door en door. [4]
Dr. F.J. Prakken heeft in de geneeskundige verklaring van 2 december 2014 aangegeven dat aangever op 4 november 2014 een snijwond in het aangezicht had en dat er sprake was van ernstig bloedverlies. Er is sprake van blijvend letsel, namelijk een litteken in het aangezicht. [5]
Forensisch arts R.P.A. van Valderen heeft in de letselrapportage van 16 januari 2015 aangegeven dat het letsel, gezien de locatie (verlopend van het jukbeen rechts over de rechter wang, langs de rechter mondhoek tot op de onderrand van de onderkaak rechts) niet potentieel dodelijk is. Er is echter wel sprake van aanzienlijk bloedverlies, door de chirurg gekwalificeerd als ‘ernstig’. Het beschreven letsel kan goed passen bij de aangegeven toedracht, namelijk het raken van de wang met een bijl of moker. [6]
[naam] - ambulant hulpverleenster van aangever - heeft op 17 december 2015 verklaard dat aangever nu een scheve mond heeft. Hij heeft logopedie nodig om de spieren te laten herstellen omdat praten slecht gaat. Verder gaat het eten slecht. Door de scheve mond loopt het eten en drinken uit zijn mond. Van de verpleegkundige in het ziekenhuis had zij destijds gehoord dat aangever ruim twee liter bloed had verloren. [7]
Het dossier bevat een afdruk van een foto van de linkerhand van aangever. Te zien is dat over de duim van aangever een rode streep loopt van enkele centimeters lang. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene] heeft afgezet in de buurt van de wijk van aangever. Aangever is naar buiten gekomen en heeft zijn auto helemaal rondom lopen vernielen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een bijl bij zich had in de auto en dat hij die bijl ook in zijn handen had toe hij ruzie had met aangever. [9] Aangever heeft op hem gezeten die nacht en wilde hem klappen geven. Verdachte heeft ook verklaard dat het snijvlak van de bijl 8-10 centimeter groot was. [betrokkene] kwam thuis en toen dacht hij: “oeps, ik heb een bijl in de auto, dat gaat voor problemen zorgen”. Hij heeft de bijl uit de auto gehaald. Hij heeft gekeken of er geen bloed aan de bijl zat. [10]
De rechtbank acht, de bewijsmiddelen in samenhang bezien, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat er een confrontatie is geweest tussen aangever en verdachte. Daarbij is aangever gewond geraakt aan zijn linkerhand en in zijn gezicht. Door de verwonding in aangevers gezicht is aangever veel bloed verloren en is een fors en blijvend ontsierend litteken ontstaan dat loopt van het rechterjukbeen over de rechterwang langs de mondhoek tot op de onderrand van de onderkaak. Ook had aangever zes weken na het toebrengen van de wond nog last van functiebeperking bij spreken en eten.
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat aangever zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank acht verder bewezen dat dit zwaar lichamelijk letsel en het letsel aan de linkerhand van aangever door verdachte met een bijl is toegebracht. In dit verband acht de rechtbank van belang dat aangever heeft verklaard dat verdachte een bijl in zijn hand had en daarmee heeft gezwaaid, dat de verwonding in zijn gezicht volgens de forensisch arts kan passen bij de aangegeven toedracht, te weten het raken van de wang met een bijl of moker en dat ook verdachte heeft verklaard een bijl in zijn hand te hebben gehad. Verdachte heeft bovendien gekeken of er geen bloed aan de bijl zat, hetgeen veronderstelt dat hij ook zelf de mogelijkheid niet uit sluit dat hij aangever met de bijl heeft geraakt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank niet alleen wettig maar ook overtuigend bewezen dat verdachte aangever met de bijl heeft geslagen en dat hij daarmee zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer] . Met dien verstande dat alleen het letsel in het gezicht als zwaar lichamelijk letsel wordt gekwalificeerd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 3 november 2014 tot en met 4 november 2014 te Zutphen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een grote wond/litteken over de gehele rechterwang en
/ofeen wond aan linkerhand, heeft toegebracht door met een bijl,
althans een scherp en/of hard voorwerp,(met kracht) in/tegen het gezicht van deze [slachtoffer] te slaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 19 mei 2016.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft met een bijl in de richting van het slachtoffer gezwaaid en hem daarbij geraakt in diens hand en gezicht. Ten gevolge hiervan heeft het slachtoffer een flinke snee in zijn gezicht opgelopen die door en door was. Hij heeft hierbij ongeveer twee liter bloed verloren. De verwonding heeft geleid tot fors en blijvend ontsierend letsel in zijn gezicht. Blijkens de verklaring van aangever herinnert dit litteken hem nog iedere dag aan wat er is gebeurd. Ook heeft hij schaamtegevoelens nu het litteken voor een ieder duidelijk zichtbaar is. Verder had het slachtoffer tot zes weken na het ontstaan van het letsel last van functiebeperkingen door de scheefstand van zijn mond, waardoor hij moeite had met praten en met eten en drinken.
Gelet op de ernst van de verwonding in het gezicht van het slachtoffer die bovendien zijn toegebracht met een wapen (bijl) zou de rechtbank gezien de richtlijnen een gevangenisstraf van één jaar een passende straf hebben gevonden. De rechtbank zal echter rekening houden met het feit dat het slachtoffer zelf een situatie van geweld heeft gecreëerd door naar buiten te gaan en tegen de auto van verdachte te trappen en vervolgens op verdachte af te stappen toen die uit zijn auto kwam. Gelet op het gegeven dat het slachtoffer de confrontatie is gaan opzoeken alsmede op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dit soort feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden meer op zijn plaats. Dit is een hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank in de vordering van de officier van justitie de ernst van het gepleegde feit onvoldoende tot uitdrukking vindt gebracht.
8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde
[slachtoffer]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 3.235,- te verhogen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit een bedrag van
€ 235,- voor materiële schade (kleding) en een bedrag van € 3.000,- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De vordering is niet betwist. De rechtbank acht de gevorderde schade ook overigens niet disproportioneel en zal de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente, daarom volledig toewijzen. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. J.C. van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2016.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Achterhoek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014150994, gesloten op 7 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 3-4.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
4.Informatie van ARCUS huisartsen, p. 21.
5.Geneeskundige verklaring van dr. F.J. Prakken, p. 13.
6.Letselrapportage door forensisch arts R.P.A. van Valderen, p. 15.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] , p. 30-31.
8.Schriftelijk bescheid inhoudende kopie van foto, p. 7.
9.Proces-verbaal van inverzekeringstelling van verdachte [verdachte] , p. 43.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 49-51.