ECLI:NL:RBGEL:2016:3761

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
05/820013-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 8 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 september 2015 in Dodewaard een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed met een te hoge snelheid en kwam in aanrijding met twee voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen. De rechtbank legde een werkstraf van 100 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte dat van iedere bestuurder verwacht mag worden dat hij anticipeert op verkeerssituaties, vooral met kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de artikelen 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en andere relevante bepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820013-16
Datum uitspraak : 8 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] , wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.G.N. de Jonge, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) komende vanuit de richting Dodewaard en gaande in de richting van Andelst, daarmee rijdende op de weg, de [straat] ,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers op de rechter zijde van de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg ( [straat] ) en/of in de aan die rijstrook grenzende (rechter) berm bevonden, en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte op die twee zich in de berm en/of aan de rechter zijkant van die weg (de [straat] )bevindende voetgangers niet werd beperkt, en/of
met een, gelet op de verkeerssituatie, te hoge snelheid een in die weg ( [straat] ) gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht, is ingereden, en/of
daarbij niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het zich voor hem bevindende verkeer, te weten voormelde voetgangers, en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de [straat] ) kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de Welystraat) is terechtgekomen, en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde voetgangers
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) komende vanuit de richting Dodewaard en gaande in de richting van Andelst, daarmee heeft gereden op de weg, de [straat] en
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers op de rechter zijde van de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de [straat] ) en/of in de aan die rijstrook grenzende (rechter) berm bevonden en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte op die twee zich in de berm en/of aan de rechter zijkant van die weg (de [straat] )bevindende voetgangers niet werd beperkt,
een in die weg(de [straat] ) gelegen, gezien, zijn verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht, is ingereden en/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de Welystraat) is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde voetgangers,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 september 2015 omstreeks 18.30 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto vanaf de Waalbanddijk de lager gelegen [straat] te Dodewaard in, komende vanuit de richting Dodewaard en gaande in de richting van Andelst.
Vanuit de rijrichting van verdachte gezien, liepen aan de rechterzijde van de [straat] in dezelfde richting als verdachte reed twee voetgangers, te weten mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2] , samen met hun hond. [2] Verdachte is met deze voetgangers in aanrijding gekomen. [3] Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 1] vier gebroken nekwervels, zeven gebroken ribben en twee gebroken onderbenen opgelopen. [4] [slachtoffer 2] heeft als gevolg van deze aanrijding een onderbeen gebroken. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, met dien verstande dat hij bewezen acht dat sprake is van aanmerkelijke schuld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde feit, nu schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: “WVW”) ontbreekt. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte volledig heeft geanticipeerd op het hem tegemoetkomende verkeer.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet de persoon is geweest die gevaar zou hebben veroorzaakt. Verdachte heeft op geen enkele manier de aanrijding kunnen voorkomen, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van achteren heeft aangereden als gevolg waarvan zij letsel hebben opgelopen.
De vraag die thans ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De verkeersongevallen dienst heeft onderzoek gedaan naar de sporen die ter plaatse zijn aangetroffen. Voor zover de verdediging heeft opgemerkt dat de aangetroffen bandensporen niet van verdachte zijn, merkt de rechtbank op dat zij geen reden ziet om aan de inhoud van het VOA-rapport te twijfelen, te meer nu de aangetroffen sporen leiden naar de plek waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt het volgende. Op de [straat] geldt ter plaatse een toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Het wegdek was vochtig. Het uitzicht van verdachte op tegemoetkomend verkeer werd, terwijl hij reed ter hoogte van het rechtsgelegen parkeerterrein, mogelijk belemmerd door links van de rijbaan aanwezig struikgewas. Het zicht op de rechts van de rijbaan aanwezige voetgangers werd op geen enkele wijze belemmerd. De berekende snelheid van het voertuig van verdachte bedroeg tijdens het doorrijden van de bocht circa 88 kilometer per uur. De minimaal gereden snelheid van de auto van verdachte aan het begin van het ABS-regelspoor bedroeg 57 kilometer per uur en de maximaal gereden snelheid bedroeg 61 kilometer per uur. Het is aannemelijk dat de personenauto van verdachte niet in botsing was gekomen met de voetgangers indien verdachte gereden zou hebben met een snelheid van 60 kilometer per uur en niet de grasberm was ingereden, maar op die plaats op de rijbaan krachtig zou hebben geremd. [6] Dat verdachte met een te hoge snelheid reed, komt eveneens naar voren uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . [7] In tegenstelling tot de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van getuige [getuige 1] , nu haar waarneming overeenkomt met objectief vastgestelde resultaten van de verkeersongevallenanalyse.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte met een te hoge snelheid over de [straat] heeft gereden en met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, maar ook dan ter plaatse veilig was, de onoverzichtelijke bocht in is gereden. Daarbij was bovendien sprake van een vochtig wegdek, wat een langere remweg met zich brengt. Hier had verdachte op bedacht moeten zijn en op moeten anticiperen door zijn snelheid te matigen. Verdachte is nog voor de bocht met de rechterwielen van zijn voertuig in de berm terecht gekomen. Uit dit gegeven blijkt wel dat verdachte onvoldoende controle heeft gehad over zijn personenauto.
In voornoemde bocht liepen de voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met hun hond. Ondanks dat het zicht van verdachte op deze voetgangers niet werd belemmerd, heeft verdachte de voetgangers niet gezien. Hierdoor is verdachte in aanrijding gekomen met de voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hieruit volgt dat verdachte zijn voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de [straat] kon overzien en waarover deze weg vrij was. Dit is in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid heeft betracht, als gevolg waarvan een ernstig ongeval heeft plaatsgevonden. Dit is aan verdachte toe te rekenen, omdat verdachte met een te hoge snelheid de onoverzichtelijke bocht naderde en verdachte onvoldoende zijn aandacht bij de weg heeft gehad, nu hij de voetgangers in zijn geheel niet heeft gezien. Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op verkeerssituaties en dat deze zich vergewist van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer dat hij daarbij ontmoet, met name als het gaat om kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers. Dat verdachte niet had verwacht dat in de berm voetgangers zouden lopen, doet hier niet aan af. Verdachte had hierop bedacht moeten zijn, los van de omstandigheid aan welke zijde van de weg de voetgangers zich bevonden. Bovendien is verdachte bekend met de situatie ter plaatse, nu hij deze weg dagelijks naar zijn werk rijdt en heeft hij verklaard dat het daar een onoverzichtelijke situatie betreft en je een “zwart gat” inrijdt. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en het ongeval aan zijn schuld is te wijten.
Het letsel
Zoals vastgesteld hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn hieraan geopereerd. Gelet op de aard en de ernst van het letsel kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 september 2015 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) komende vanuit de richting Dodewaard en gaande in de richting van Andelst, daarmee rijdende op de weg, de [straat] ,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, gelet op verdachtes rijrichting, zich twee voetgangers op de rechterzijde van de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg ( [straat] ) en/of in de aan die rijstrook grenzende (rechter) berm bevonden,
en
/ofterwijl het zicht voor hem, verdachte op die twee zich in de berm en/of aan de rechter zijkant van die weg (de [straat] ) bevindende voetgangers niet werd beperkt, en
/of
met een, gelet op de verkeerssituatie, te hoge snelheid een in die weg ( [straat] ) gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht, is ingereden, en
/of
daarbij niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het zich voor hem bevindende verkeer, te weten voormelde voetgangers, en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de [straat] ) kon overzien en
waarover deze vrij was, en
/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto)
geheel ofgedeeltelijk in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de [straat] ) is terechtgekomen, en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met voormelde voetgangers
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel,
of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – voor het geval de rechtbank toch tot een veroordeling komt – primair verzocht tot oplegging van een geldboete en subsidiair tot oplegging van een werkstraf, beide geheel voorwaardelijk.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op een uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 april 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Door zijn onvoorzichtige en onoplettende handelen heeft hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun hond van achteren aangereden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Hun hond is een paar dagen later aan de gevolgen van de aanrijding overleden. Van het ongeluk ondervinden de slachtoffers nog dagelijks de gevolgen, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Verdachte heeft niet gehandeld zoals van hem als bestuurder mocht worden gevergd en is daarmee tekortgeschoten in de op hem als verkeersdeelnemer rustende zorgplicht jegens andere verkeersdeelnemers. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De door de officier van justitie geëiste werkstraf is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, nu verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. De rechtbank komt echter tot een hogere ontzegging van de rijbevoegdheid dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij in de geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid onvoldoende de ernst en omvang van de gepleegde feiten tot uitdrukking vindt gebracht. De rechtbank zal een gedeelte van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen met als doel om verdachte voor de toekomst extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder primair bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot 6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. W.J. Vierveijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015455861, gesloten op 9 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5; proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 18, alinea 5; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 20, alinea 7; proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 60, alinea 6.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 26 januari 2016, opgemaakt door arts drs. [naam] , p. 13.
5.Geneeskundige verklaring d.d. 26 januari 2016, opgemaakt door arts drs. [naam] , p. 17.
6.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 38-39, 42, 58-59.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 18, alinea 4; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 20, alinea 4 en 7.