Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[eiser 2],
[eiser 3],
[bedrijf],
[bedrijf],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 20 mei 2015
- de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [eisers]
- de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagden 1]
2.De procedure in de vrijwaring
- het tussenvonnis van 20 mei 2015
- de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagden 1]
- de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagden 2]
3.De verdere beoordeling
in de hoofdzaak en in de vrijwaring
Wat zijn de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, wil men spreken van een big/varken dat lijdt aan de aandoening PAR? Welke bacterie is het causale agens of welke bacteriën zijn de causale agentia voor de aandoening PAR? Is een besmetting met die bacterie/bacteriën gelijk te stellen met de aandoening PAR? Zo nee, wilt u dan precies omschrijven wat daartussen het verschil is en waaraan nog meer moet zijn voldaan wil men spreken van een PAR aandoening? Wilt u uw antwoord onderbouwen aan de hand van de literatuur.
Pasteurella multocidabacteriën. De diagnose PAR is dus gesteld wanneer bij een dier conchae atrofie is aangetoond en uit de neus toxine (DNT) producerende
Pasteurella multocidabacteriën zijn geïsoleerd of het DNT genoom is aangetoond. Wanneer alleen conchae atrofie wordt aangetoond en niet de aanwezigheid van DNT-positieve
Pasteurella multocida, kan men slechts spreken van atrofische rhinitis. Omgekeerd, wanneer men in de neus of keelholte van varkens DNT-positieve
Pasteurella multocidaaantoont, betekent dit niet dat deze dieren lijdende zijn aan atrofische rhinitis. De dieren en dus ook de groep of populatie waar ze uitkomen is dan geïnfecteerd met DNT-positieve
Pasteurella multocida, en al die dieren uit die populatie lopen daarom een vergroot risico op het ontwikkelen van PAR. Varkens kunnen besmet zijn met DNT-positieve
Pasteurella multocida, zonder dat deze kiem de neus heeft gekoloniseerd. De bacterie wordt dan meestal wel in de tonsillen gevonden. De bacterie kan slechts het neusslijmvlies koloniseren wanneer het slijmvlies beschadigd is. (…) Omdat
Pasteurella multocidawel de keel, maar niet zonder meer de neus koloniseert is het algemeen aanvaard dat slijmvliesbeschadiging nodig is voor de ontwikkeling PAR.
2. Wat is de incubatietijd van PAR?
3. Bestaat er over het voorgaande (vraag 1 en 2) overeenstemming onder de deskundigen op het terrein van de veterinaire gezondheid van varkens?
4. Welke conclusies kunt u trekken tot de aanwezigheid van PAR uit de laboratoriumuitslagen van 9 mei 2012 en 19 juni 2012 (onderzoek uitgevoerd op in totaal 12 monsters van varkens, afkomstig van het bedrijf [gedaagden 2] )? Wilt u bij het antwoord betrekken dat dierenarts [naam 2] op 13 april 2012 heeft waargenomen dat sommige biggen op het bedrijf [gedaagden 2] (afkomstig van [eisers] en via [gedaagden 1] geleverd op 11 april 2012) niesten en hoesten, traanogen vertoonden en een hok biggen diarree vertoonden.
Pasteurella multocidais getypeerd op aanwezigheid van DNT en monster 7 en 8 werden positief bevonden. Dus kan geconcludeerd worden dat de dieren met DNT-positieve
Pasteurella multocidabesmet waren en mogelijk lijdend aan PAR, dan wel een vergroot risico lopen op het ontwikkelen van PAR. (…)
5. Uit het onderzoek van [naam 3] en [naam 4] (uitgevoerd op een steekproef van in totaal 120 monsters van varkens afkomstig van het bedrijf van [eisers] ), gedateerd 25 juni 2012 en 24 augustus 2012, volgt dat geen besmetting met Pm+ is vastgesteld. Welke conclusie(s) kunt u daaruit trekken met betrekking tot de aan- of afwezigheid van de aandoening PAR op het bedrijf van [eisers] ?
Pasteurella multocida. De gevoeligheid van de test is beter dan de traditionele manier van isoleren van de bacterie, maar is wel beperkt. (…) Het “niet aantonen” van het DNT-gen met deze test is geen bewijs dat het bedrijf vrij is van DNT-positieve
Pasteurella multocida. De gevoeligheid van de test wordt negatief beïnvloed door medicatie met antibiotica, door vaccinatie met AR-T vaccin en door het poolen van monsters. Ook de leeftijd waarop de monsters genomen worden heeft invloed op de testgevoeligheid, (…). Dit gebrek aan gevoeligheid kan men ondervangen door meer dieren te bemonsteren en vaker te bemonsteren. Dit is ook gebeurd (…), en de uitslag op 24 augustus bleek wederom negatief (geen DNT-gen aangetoond). Uit de verstrekte informatie is op te maken dat op het onderhavige bedrijf gevaccineerd werd. Ook zijn monsters gepooled, zij het beperkt: swabs van 3 dieren zijn als een monster verwerkt. Onduidelijk is welke leeftijd de dieren hadden die zijn bemonsterd. Wanneer het bedrijf van [eisers] geïnfecteerd zou zijn met DNT-positieve
Pasteurella multocida, dan betreft dit geen zware infectie. Het feit dat men geen besmetting met PM+ (DNT-positieve
Pasteurella multocida) heeft vastgesteld is geen bewijs dat dit agens en dus ook PAR afwezig is op het bedrijf van [eisers] .
6. Op het bedrijf van [eisers] is 21 jaar geleden de aandoening PAR geconstateerd. Deze besmetting is destijds gecoupeerd door inzet van het antibioticum oxytetracycline en het instellen van een entregime tegen PAR met behulp van de entstof Porcilis AR-T van de firma Intervet, thans MSD. Dit entregime wordt thans 20 jaar lang gecontinueerd, aangevoerde gelten en zeugen worden 2,4 keer per jaar tegen PAR gevaccineerd. [eisers] mest op zijn bedrijf zelf ook eigen biggen tot vleesvarken af. Een recidief van PAR is na de besmetting nimmer waargenomen/gediagnosticeerd bij het bedrijf. Gelet op het voorgaande, hoe groot acht u de kans dat thans op het bedrijf van [eisers] de aandoening PAR voorkomt, dan wel een besmetting plaatsvindt met de bacterie die PAR veroorzaakt?
Pasteurella multocidaen dus PAR. (…) Vaccinatie tegen PAR beschermt vooral de biggen, omdat de immuniteit die van het moederdier wordt opgenomen een halfwaardetijd heeft circa drie weken, zodat na 12 weken de immuniteit grotendeels zal zijn verdwenen. De kans dat na 21 jaar nog DNT-positieve
Pasteurella multocidaaanwezig zijn is niet in percentages aan te geven. (…) Ik neem aan dat gedurende die 20 jaar de noodzaak voor vaccinatie wel enige keren is geëvalueerd en dat men een risico inschatting op het ontwikkelen van PAR bij biggen heeft gemaakt, wanneer met vaccinatie zou zijn gestopt.
7. Voor zover het antwoord op vraag 4 luidt dat de varkens van het bedrijf van [gedaagden 2] leden aan de aandoening PAR, kunt u dan thans nog vaststellen op welke locatie deze varkens besmet zijn met de betrokken bacterie? Zo ja, kan deze besmetting dan afkomstig zijn van het bedrijf van [eisers] , daarbij mede in aanmerking genomen het antwoord op de vragen 5 en 6. Als daarover geen 100% uitsluitsel kan worden gegeven, kunt u dan met een percentage aangeven hoe groot u de kans acht dat deze besmetting afkomstig is van het bedrijf van [eisers] en gemotiveerd aangeven hoe u tot dit antwoord komt?
Pasteurella multocidain is aangetoond ook positief zijn op het DNT-gen. Op basis hiervan kan men verwachten dat bij veel biggen in deze groep ook DNT-positieve
Pasteurella multocidavoorkomt en de besmetting op 11 april al bij de biggen aanwezig was.
8. Voor zover het antwoord op vraag 4 luidt dat de varkens van het bedrijf van [gedaagden 2] leden aan de aandoening PAR, wat zijn volgens u andere (anders dan afkomstig van het bedrijf van [eisers] ) mogelijke besmettingsbronnen van PAR? Acht u het mogelijk en waarschijnlijk dat de besmetting tijdens het transport is ontstaan?
Pasteurella multocidalopen varkens doorgaans op door contact met andere varkens. (…) De kans dat de besmetting vanuit bronnen anders dan varkens is voortgekomen wordt uiterst klein geacht.
9. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
Pasteurella multocida. Het is minder verrassend dat er na vaccinatie van zeugen geen PAR ontwikkelt bij de biggen.
Pasteurella multocida. In retrospectief kan men dus moeilijk deze stelling onderbouwen en hooguit stellen dat er geen verschijnselen zijn waargenomen die wezen op PAR.
Pasteurella multocidageschieden vooral door dier-dier contact tussen varkens. Wanneer aanwezigheid van andere varkens kan worden uitgesloten wordt het zeer aannemelijk dat de geleverde varkens besmet waren.
Pasteurella multocidais wel essentieel voor het ontwikkelen van PAR, maar niet alle geïnfecteerde dieren ontwikkelen PAR. Het is daarom goed een onderscheid te maken tussen de besmetting (infectie) en de aandoening (PAR).
Pasteurella multocidaop een mestbedrijf worden aangetoond, betekent dit dat een van de toeleverende bedrijven met de biggen ook de infectie heeft binnengebracht.
Pasteurella multocida.Influenza virus (griep) heeft doorgaans een acuut verloop en de verschijnselen verdwijnen na enige tijd. PAR daarentegen is een aandoening die zich progressief verergert. Op welke infectie of infecties deze vroege verschijnselen, die door [naam 2] zijn gemeld, berusten is onduidelijk.
verdenkingvan dikke gezwollen neuzen met huidplooien, niet om een constatering. De deskundige heeft in de overgelegde stukken en rapporten geen bevestiging gevonden van de diagnose PAR. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de deskundige op dit punt.
2.034,00(4,5 punten × tarief € 452,00)
4.De beslissing
6 juli 2016voor uitlating door [gedaagden 2] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden augustus tot en met oktober 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,