Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 januari 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 5 april 2016.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over een koopovereenkomst met betrekking tot een winkelruimte. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Lagerweij, heeft gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Diemel, aangesproken tot schadevergoeding omdat de verkochte winkelruimte niet voldeed aan de in de huurovereenkomst gestelde eis van een minimaal vloer draagvermogen van 500 kg/m2. Eiser vorderde primair een bedrag van € 180.664,58, dat bestond uit een schikking met de huurder, proceskosten en kosten van juridische bijstand. Subsidiair vorderde hij gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst en wijziging op grond van dwaling.
De rechtbank oordeelde dat de vloer niet voldeed aan de koopovereenkomst, omdat het draagvermogen niet aan de verwachtingen voldeed die eiser op basis van de huurovereenkomst mocht hebben. Gedaagde voerde aan dat eiser het pand in de feitelijke staat had aanvaard en dat hij niet aansprakelijk was voor verborgen gebreken. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat eiser niet op de hoogte was van de gebreken en gedaagde een expliciete toezegging had gedaan over het draagvermogen van de vloer. De rechtbank concludeerde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de gebrekkige winkelruimte.
De rechtbank heeft de vordering van eiser tot schadevergoeding toegewezen, inclusief de proceskosten en juridische bijstandskosten. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere uitlating door eiser over de specificaties van de advocaatkosten. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.A.M. Vaessen.