ECLI:NL:RBGEL:2016:3681

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
295484
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot aandelenoverdracht en boetebepaling

In deze zaak vorderden Eurotech B.V. en Tecstar B.V. (hierna: Eurotech c.s.) nakoming van een vaststellingsovereenkomst die was gesloten met de gedaagden, waaronder Voorstad Holding B.V. en een andere besloten vennootschap. De rechtbank Gelderland diende te oordelen of de vaststellingsovereenkomst vernietigd moest worden op grond van een wilsgebrek, zoals bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een wilsgebrek en dat de vaststellingsovereenkomst nagekomen moest worden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk moesten betalen aan Eurotech c.s. en dat de vordering tot betaling van een boete toewijsbaar was. De rechtbank wees de vorderingen in reconventie van de gedaagden af, omdat de gestelde feiten niet kwalificeerden als onrechtmatig handelen. De rechtbank veroordeelde de gedaagden in de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/295484 / HA ZA 16-12
Vonnis van 29 juni 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROTECH B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECSTAR B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOORSTAD HOLDING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
3.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.J. Peerboom te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Eurotech c.s. en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk zullen eisers aangeduid worden als Eurotech en Tecstar en gedaagden afzonderlijk als [gedaagde 1] , Voorstad en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 maart 2016
  • het verkort proces-verbaal van comparitie van 4 april 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 12 oktober 1999 is de besloten vennootschap Rinkel B.V. (hierna: Rinkel) opgericht. Rinkel hield zich bezig met activiteiten op de telecommarkt. Vanaf de oprichting van Rinkel zijn Eurotech en Tecstar elk houder geweest van 50% van de aandelen.
2.2.
Op 1 januari 2010 heeft er een bestuurswissel binnen Rinkel plaatsgevonden en is [gedaagde 1] enig statutair bestuurder van Rinkel geworden. Vervolgens is [gedaagde 2] in dienst getreden om met name de sales- en marketingactiviteiten aan te sturen.
2.3.
Voorstad is de persoonlijke holding van [gedaagde 1] . [gedaagde 2] heeft gebruik gemaakt van de persoonlijk holding Jewolar Beheer B.V. (hierna: Jewolar). Op 20 mei 2015 is Jewolar ontbonden.
2.4.
Op 26 april 2010 heeft [gedaagde 1] een e-mail gestuurd aan de bestuurders van Eurotech c.s. Hierin staat, voor zover relevant:
Doordat het voor mij persoonlijk onvoldoende perspectief biedt om op basis van een uurtarief aan deze kar te blijven trekken, heb ik een voorstel voor een overname van Rinkel BV. Ik zou samen met [gedaagde 2] (als commerciële man) in een klein team snel resultaat willen boeken, zodat 2010 zonder verlies kan worden afgesloten en zodat er in 2011 weer winst kan worden gemaakt. (…)
[naam 1] [bestuurder van Eurotech, toevoeging rechtbank] gaf al aan dat zijn voorkeur er naar uitgaat nog een pakket aandelen te behouden, en hierop is mijn volgende voorstel gebaseerd:
Voorstel:
 [naam 2] en [naam 3] [ [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , toevoeging rechtbank] nemen 70% van de aandelen Rinkel BV over per 1 januari 2010 (terugwerkende kracht).
 30% van de aandelen blijft bij (de holdings van) [naam 1] en [naam 4] [de bestuurders van Eurotech c.s., toevoeging rechtbank]
 (…)
Bij de e-mail zit als bijlage een PowerPointpresentatie waarin wordt ingegaan op de voorlopige resultaten van Rinkel over 2009.
Nog diezelfde dag heeft de bestuurder van Tecstar hierop gereageerd:
Ik mis een aantal belangrijke onderdelen:
- koopprijs aandelen
- gestelde zekerheden door [gedaagde 1] / [gedaagde 2]
- (…)
- waar blijft het eigen vermogen dat nu in de BV zit?
De volgende dag heeft [gedaagde 1] hierop geantwoord:
In de jaarstukken 2008 staat vermeld dat het eigen vermogen van de onderneming
€ 281.370,-- is. Wanneer de onderneming afgelopen jaar circa € 250.000,-- verlies heeft gemaakt ,is het eigen vermogen geslonken tot circa € 30.000,--. Hiervan is 70% door ons over te nemen. Met de maandelijkse € 5.000,-- (2,5K ieder) betalen we in drie jaar
€ 180.000,--. Dit is € 21.000,-- voor het eigen vermogen (70% van 30K), en € 159,000,-- voor 70% van de goodwill.
Gezien het resultaat van 2009 en de huidige stand van zaken van de onderneming denken wij dat een toegekende waarde van circa € 230.000,-- voor 100% van de goodwill, goed is. Ik zal zelf de waarde van de onderneming (lees: winstpositie) moeten gaan halen uit veranderingsprocessen en als “meewerkend voorman” de kar moeten trekken. (Ik ben er overigens van overtuigd dat de 30% van jullie aandeel in de toekomst hierdoor meer kan opleveren dat hetgeen je nu krijgt voor 70%.)
2.5.
Op 4 juli 2010 heeft een van de aandeelhouders van Rinkel abusievelijk een e-mailbericht ontvangen van ene Nabuurs. Uit de inhoud van dit e-mailbericht is hem gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] plannen maakten voor het opzetten van een vennootschap die ook activiteiten in de telecommarkt zou gaan uitvoeren. Als doelstelling van de op te richten vennootschap staat genoemd een mogelijke overname van Rinkel. Deze e-mail is voor de aandeelhouders van Rinkel reden geweest voor nader onderzoek naar de bedrijfsvoering van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en uiteindelijk tot op non-actief stelling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.6.
In juli 2010 zijn er koopovereenkomsten gesloten op grond waarvan Eurotech haar aandelen in Rinkel aan Voorstad heeft verkocht voor € 128.570,-- en Tecstar haar aandelen in Rinkel aan Jewolar voor eenzelfde bedrag heeft verkocht.
2.7.
Voorstad en Jewolar hebben elk € 50.000,-- van de koopsom voor de aandelen voldaan. De verbintenis tot betaling van het restant van de koopsom is voor beide omgezet in een verbintenis tot betaling uit hoofde van een geldlening. Deze geldleningen zijn op
26 juli 2010 vastgelegd in een geldleningsovereenkomst.
2.8.
Partijen bij de geldleningsovereenkomst zijn Eurotech en Tecstar al schuldeisers enerzijds en Voorstad en Jewolar anderzijds. Ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelf zijn partij bij de geldleningsovereenkomst. In de geldleningsovereenkomst is het volgende bepaald:
1.1
Onder de opschortende voorwaarde van effectuering van de aandelenoverdracht als bedoeld in de considerans sub a., verklaren Schuldenaren zich hierbij ieder voor zich en hoofdelijk wegens ter leen ontvangen gelden schuldig aan Schuldeisers een bedrag in hoofdsom groot € 157.400 onder de bepalingen en de bedingen als vastgelegd in deze overeenkomst. (…)
7.1
Partijen sub 3 tm 6 [ [gedaagden] en Jewolar, toevoeging rechtbank] bij deze overeenkomst verbinden zich hierbij ieder voor zich tot hoofdelijk medeschuldenaar jegens Schuldeisers voor de nakoming van alle verbintenissen van Schuldenaren jegens Schuldeisers uit hoofde van deze overeenkomst.
[gedaagde 1] heeft in dit kader ook een recht van hypotheek op zijn huis verstrekt.
2.9.
De aandelen in Rinkel zijn op 20 augustus 2010 bij notariële akte geleverd aan Voorstad en Jewolar. De geldleningsovereenkomst vormt een bijlage bij deze notariële akte.
2.10.
[gedaagden] en Jewolar hebben niet voldaan aan de aflossingsverplichtingen die voortvloeien uit de geldleningsovereenkomst. Na een sommatie tot betaling is er op
14 september 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin staat dat in hoofdsom nog verschuldigd is € 127.117,01 en de overeenkomst bevat een betalingsregeling en een boetebeding. Aan de betalingsregeling is niet (volledig) voldaan door [gedaagden] en Jewolar.
2.11.
Op 6 december 2011 is het faillissement van Rinkel uitgesproken.
2.12.
Op 12 juni 2014 heeft Eurotech c.s. de verjaring van haar vordering(en) op grond van de vaststellingsovereenkomst gestuit.
2.13.
Op 28 augustus 2015 heeft Eurotech c.s. [gedaagden] gesommeerd tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst.
2.14.
[gedaagden] heeft tot op heden in totaal € 144.677,62 aan Eurotech c.s. betaald voor de aandelen Rinkel.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Eurotech c.s. vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 162.743,67 en van € 50.693,65, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke handelsrente, (na)kosten en wettelijke rente over de kosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert samengevat – primair hoofdelijke veroordeling van Eurotech c.s. tot betaling van € 144.677,62 en tot betaling van € 940.000,--, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert [gedaagden] hoofdelijke veroordeling van Eurotech c.s. tot betaling van € 1.084.677,62 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag te vermeerderen met rente en kosten.
3.5.
[gedaagden] vordert het door haar reeds voor de aandelen betaalde bedrag ad
€ 144.677,62 terug als onverschuldigd betaald als gevolg van de ingeroepen vernietiging van de gesloten overeenkomsten en daarnaast vordert zij schadevergoeding ad € 940.000,-- op grond van onrechtmatige daad.
3.6.
Eurotech c.s. voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
De rechtbank zal de conventie en de reconventie gezamenlijk bespreken nu de vorderingen nauw samenhangen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer in conventie van [gedaagden] is dat de koopovereenkomst en akte van levering betreffende de aandelen, de geldlening, de hypotheekverstrekking en de vaststellingsovereenkomst tot stand zijn gekomen door bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling. De partij die de vernietiging inroept van een overeenkomst vanwege het bestaan van een wilsgebrek, draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het wilsgebrek en het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en dat wilsgebrek.
4.3.
[gedaagden] baseert haar verweer dat er sprake is van een wilsgebrek op het navolgende. Volgens [gedaagden] is [gedaagde 1] op enig moment bij de indirect aandeelhouders van Rinkel geroepen en hebben zij hem gedreigd aangifte te doen bij de politie omdat in de administratie van Rinkel een factuur was aangetroffen die feitelijk in Voorstad thuishoorde. [gedaagde 1] kon aangifte uitsluitend voorkomen door het kopen van de aandelen in Rinkel voor
€ 257.140,--, aldus [gedaagden] Onder deze druk hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de overeenkomsten (met tussenkomst van hun persoonlijke holdings) gesloten. Ter onderbouwing verwijst [gedaagden] naar een artikel in de koopovereenkomst dat luidt:
Verkopers verplichten zich jegens kopers af te zien van claims en/of strafrechtelijke aangifte ter zake van eventuele onregelmatigheden binnen (de onderneming van) de Vennootschap, waarbij Kopers c.q. één van hen dan wel [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] betrokken kunnen zijn geweest, zulks echter op voorwaarde dat onderhavige aandelentransactie correct en tijdig wordt geëffectueerd en dat kopers hun verbintenissen ter zake van de geldleningsovereenkomst correct en tijdig nakomen.
[gedaagden] voert aan dat zij op deze wijze is gedwongen om zonder due diligence de aandelen Rinkel te kopen voor een eenzijdig door de verkopers bepaalde en niet onderbouwde koopprijs, zich voor betaling daarvan hoofdelijk te verbinden en, wat [gedaagde 1] betreft, een recht van hypotheek op zijn woning te laten vestigen. Verzwegen zou zijn dat Rinkel technisch failliet was.
4.4.
Vervolgens zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] benaderd door een deurwaarderskantoor omdat Voorstad en Jewolar achterbleven met het betalen van de maandelijkse termijnen uit hoofde van de geldleningsovereenkomst. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] financieel geheel aan de grond zaten en de deurwaarder niet wilde meedenken in een haalbare oplossing, hebben zij geen andere mogelijkheid gezien dan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, aldus [gedaagden]
4.5.
Eurotech c.s. ontkent deze aantijgingen. Zij wijst allereerst op de e-mailwisseling zoals hiervoor onder 2.4. geciteerd en stelt op grond daarvan dat juist [gedaagden] het initiatief tot de koop van de aandelen heeft genomen en dat het [gedaagden] is die als eerste een prijs heeft becijferd. Van een dwingen door Eurotech c.s. om zonder due diligence de aandelen Rinkel te kopen voor een eenzijdig door Eurotech c.s. bepaalde en niet onderbouwde prijs, is dus geen sprake, aldus Eurotech c.s. Ook heeft Eurotech c.s. nimmer gedreigd met het doen van aangifte jegens [gedaagden] Tot slot stelt Eurotech c.s. dat het [gedaagden] is geweest die de hiervoor onder 4.3. geciteerde passage in de koopovereenkomst heeft doen opnemen.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat om een vordering tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en dat gelet op het verweer de vraag voorligt of de vaststellingsovereenkomst dient te worden vernietigd op grond van een wilsgebrek. Van belang is daarmee het al dan niet aanwezig zijn van een wilsgebrek ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Enig wilsgebrek rond het sluiten van de vaststellingsovereenkomst gesteld noch gebleken. Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard dat hij voor het laatst enkele weken voor het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst contact heeft gehad met de bestuurder van Tecstar. Die heeft hem toen gezegd dat hij de zaak uit handen had gegeven aan een deurwaarder. [gedaagde 2] heeft rond het tekenen van de vaststellingsovereenkomst in het geheel geen contact gehad met Eurotech c.s. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen andere mogelijkheid zagen dan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst kwalificeert niet als een wilsgebrek.
4.7.
Ter zitting heeft [gedaagden] een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6:229 BW over de vernietigbaarheid van een voortbouwende overeenkomst. Nu niet gezegd kan worden dat de rechtsverhouding tussen partijen waarop de vaststellingsovereenkomst voortbouwt, ontbreekt, gaat dit betoog niet op. De rechtbank acht de overeenkomsten waarop de vaststellingsovereenkomst voortbouwt niet vernietigbaar, omdat van wilsgebreken geen sprake is. Het standpunt van [gedaagden] dat zij is gedwongen om zonder due diligence de aandelen Rinkel te kopen voor eenzijdig door de verkopers bepaalde en niet onderbouwde koopprijs is niet vol te houden op grond van de hiervoor onder 2.4. geciteerde mailwisseling. Daaruit blijkt voldoende dat het juist [gedaagden] was die het initiatief tot de aandelenkoop heeft genomen en dat het ook [gedaagden] was die een berekening heeft gemaakt van de koopprijs van (70% van) de aandelen. De uiteindelijke koopprijs voor het totale aandelenpakket is gelet op de hoogte hiervan, ook op deze berekening van [gedaagde 1] gebaseerd. Bovendien heeft te gelden dat ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst [gedaagde 1] en [gedaagde 2] al enige tijd werkzaam waren binnen de onderneming van Rinkel, zodat zij in ieder geval enig inzicht moeten hebben gehad in het reilen en zeilen van de onderneming.
4.8.
Dit betekent dat [gedaagden] de vaststellingsovereenkomst dienen na te komen en dat de vordering in conventie in zoverre toewijsbaar is. Echter, [gedaagden] heeft terecht het verweer gevoerd dat Tecstar geen partij is bij de vaststellingsovereenkomst, zodat haar vordering dient te worden afgewezen. Het beroep dat namens Tecstar ter zitting is gedaan op economische samenhang tussen Eurotech en Tecstar en derdenwerking is onvoldoende onderbouwd om daar aan af te doen. Dit betekent dat de vordering van Tecstar zal worden afgewezen, maar de vordering van Eurotech toewijsbaar is.
4.9.
Tot slot heeft [gedaagden] erop gewezen dat de vaststellingsovereenkomst een boetebepaling behelst en dat de thans door Eurotech c.s. gevorderde bedrag ad € 50.693,65 boete is. Zij voert aan dat de vaststellingsovereenkomst zo geredigeerd is dat de boete verschuldigd is aan het deurwaarderskantoor en niet aan Eurotech c.s. Tot slot voert zij aan dat toewijzing van de boete in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt.
4.10.
De relevante passage uit de vaststellingsovereenkomst luidt:
Partijen komen overeen dat debiteur een direct opeisbare boete verschuldigd is aan Groenendaal & Van Krijl gerechtsdeurwaarders voor iedere overtreding op deze overeenkomst. In het bijzonder heeft te gelden een te late betaling, waarvan reeds sprake is bij een voldoening één dag na het verstrijken van de termijn. Per feit bedraagt de boete
€ 1.000,00.
4.11.
Eurotech c.s. heeft betoogd dat deze passage zo moet worden begrepen dat de boete is verschuldigd aan haar, maar dat de boete betaald dient te worden aan de deurwaarder. In dat kader wijst zij erop dat ook voor het restant van de hoofdsom is bepaald dat die in maandelijkse termijnen overgemaakt dient te worden naar de deurwaarder.
4.12.
De passage zal dienen te worden uitgelegd met behulp van de Haviltex-maatstaf. Dit houdt kort gezegd in dat bij de uitleg van bepalingen in de overeenkomst waaromtrent partijen een geschil hebben, dient te worden bezien welke betekenis partijen over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen, rekening houdend met elkaars gerechtvaardigde verwachtingen en belangen, mochten hechten. Daarbij is de letterlijke tekst van de bepalingen niet doorslaggevend, al zal daaraan, in bepaalde gevallen gezien de hoedanigheid van partijen en hun adviseurs, en de aard van de overeenkomst, in het licht van hun verwachtingen, de nodige waarde mogen worden gehecht. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de door Eurotech c.s. aangehaalde omstandigheid dat de maandtermijnen verschuldigd waren aan haar, maar betaald dienden te worden op de bankrekening van de deurwaarder, maar ook de omstandigheid dat niet de deurwaarder maar Eurotech als crediteur partij is bij de overeenkomst in dit geval maken dat [gedaagden] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij de boete verschuldigd zou zijn aan de deurwaarder en niet aan Eurotech. Zij had in het licht van deze omstandigheden moeten begrijpen dat ze de boete verschuldigd zou raken aan Eurotech. Dit betekent dat ook het gevorderde boete bedrag toewijsbaar is. Het enkele feit dat [gedaagden] de boete niet kan betalen is onvoldoende aanleiding om de boete te matigen. [gedaagden] heeft zijn stelling dat toewijzing van de boete tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt, niet onderbouwd.
4.13.
In reconventie heeft [gedaagden] gesteld dat Eurotech c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door de gestelde bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling en dat [gedaagden] als gevolg van dat onrechtmatig handelen schade heeft geleden. Dit betoog gaat niet op nu de door [gedaagden] gestelde feiten waaruit de onrechtmatigheid zou bestaan, indien ze zouden komen vast te staan, niet kwalificeren als onrechtmatig. Het staat immers eenieder vrij om aangifte te doen bij de politie net zoals het eenieder vrijstaat om te dreigen met een rechtszaak of daadwerkelijk een rechtszaak aan te spannen. Het dreigen met het doen van aangifte is om die reden niet onrechtmatig. Dat [gedaagden] vervolgens onder druk hiervan zich gedwongen voelde de aandelen te kopen tegen de genoemde prijs is vervolgens iets dat voor haar rekening en risico komt. Zij kan Eurotech c.s. hierin geen verwijt maken. Om die reden zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
4.14.
De wettelijke handelsrente is als contractueel overeengekomen rente over de hoofdsom toewijsbaar. De gevorderde contractuele rente is gelet op het bepaalde in artikel 6:119 lid 2 BW niet toewijsbaar over de reeds berekende rente voor zover deze niet over een geheel jaar verschuldigd is en niet toewijsbaar over de boete, nu niet is gesteld dat partijen een verdergaande verschuldigdheid zijn overeengekomen.
4.15.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eurotech worden begroot op:
- dagvaarding € 79,47
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.982,47
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.17.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eurotech c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat €
2.000,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 2.000,00)
Totaal € 2.000,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Eurotech te betalen een bedrag van € 162.743,67 (éénhonderdtweeënzestig duizendzevenhonderddrieënveertig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 162.743,67 met ingang van 28 augustus 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Eurotech te betalen een bedrag van € 50.693,65 (vijftigduizend zeshonderddrieënnegentig euro en vijfenzestig eurocent),
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Eurotech tot op heden begroot op € 7.982,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Eurotech c.s. tot op heden begroot op € 2.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.