ECLI:NL:RBGEL:2016:3602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
05/840090-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het aanwezig hebben van GHB en amfetamine met bijzondere voorwaarden

Op 1 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer drie liter GHB en het bezit van 26 gram amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de delicten in een proeftijd liep, waardoor een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken ten uitvoer zal worden gelegd.

De feiten kwamen aan het licht na een anonieme melding over een vreemde geur uit de woning van de verdachte. Bij binnentreding van de woning troffen verbalisanten de verdachte aan, die hen vrijwillig drie flessen GHB overhandigde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte zijn woning ter beschikking had gesteld voor de productie van GHB en zelf ook gebruik maakte van de GHB. De verdediging betwistte de opzet en de nauwe samenwerking met een medeverdachte, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte voldoende was om het medeplegen te bevestigen.

De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht, een klinische behandeling in de Piet Roordakliniek en een verbod op het gebruik van harddrugs, met middelencontroles ter ondersteuning van dit verbod. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van drugsgebruik, wat leidde tot de beslissing om een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840090-16
Datum uitspraak : 1 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Raadsman: mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2016, althans op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 januari 2016, te Wapenveld, gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 liter (3, althans een (of meer) fles(sen)), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur(GHB), zijnde
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2016, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 januari 2016 te Wapenveld, gemeente Heerde, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 8 januari 2016 kwam er bij de politie een anonieme melding binnen, dat er een vreemde chemische geur kwam uit de woning van [verdachte] aan de [adres] . Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat op dit adres woonachtig is [verdachte] (hierna: verdachte).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard dat de flessen GHB van [medeverdachte] waren en ook [medeverdachte] heeft verklaard dat de flessen zijn eigendom zijn. De verdediging betwist dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het opzettelijk voorhanden hebben van drie liter GHB. Uit het dossier volgt dat de enige betrokkenheid van verdachte bij het delict is dat de GHB in de woning van verdachte is geproduceerd. Het ter beschikking stellen van het gasfornuis en de wetenschap dat er GHB wordt gemaakt is onvoldoende om van een wezenlijke bijdrage te spreken. Gelet op het voorgaande kan het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Voorts heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van het opzettelijk aanwezig hebben van de GHB. Er waren zeer veel mensen in zijn woning aanwezig en meerdere mensen hadden een sleutel van zijn woning. Deze omstandigheid leidt er niet toe dat verdachte in strafrechtelijke zin een verwijt te maken valt voor alles wat in zijn woning wordt aangetroffen. Voor het opzettelijk voorhanden hebben is meer nodig dat het enkele aantreffen. Uit het voorgaande volgt dat opzet niet bewezen kan worden verklaard, ook niet in de voorwaardelijk opzet-variant.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op maandag 25 januari 2016 betraden verbalisanten, zonder toestemming van verdachte, maar met gebruik van de machtiging tot binnentreden de woning gelegen aan de [adres] . In de woning troffen verbalisanten verdachte aan. Zij hoorden verdachte zeggen dat hij GHB in de koelkast had staan. Verbalisanten zagen dat verdachte uit eigen beweging de koelkast opende en verbalisanten drie flessen, geschat drie liter, GHB overhandigde. Verdachte vertelde dat in de flessen GHB zat. [2]
De GHB is door verbalisant Dethmers in beslag genomen. [3]
De in beslag genomen GHB is onderzocht. In een fles gedestilleerd water met opdruk “Kruidvat” zat 1.054 ml kleurloze vloeistof, in een fles gedemineraliseerd water opdruk “RIO” zat 1.000 ml vloeistof en in een fles met opdruk “Cola AH Basic” zat 734 ml kleurloze vloeistof. Vanuit deze flessen zijn monsters genomen voor het onderzoek. De uitslag van de onderzochte vloeistoffen was positief, hetgeen een indicatie is dat het testmateriaal GHB bevat. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij in [adres] woont aan de [adres] . [5] Hij liet medeverdachte [medeverdachte] de GHB in zijn woning klaarmaken. In ruil daarvoor mocht hij GHB gebruiken. Hij wist dat de GHB in de koelkast werd bewaard. [6] De maatbeker en de pan die zijn gebruikt bij het vervaardigen van de GHB zijn van verdachte. [7]
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zijn huis aan medeverdachte [medeverdachte] ter beschikking gesteld voor het maken van GHB, omdat [medeverdachte] bij zijn ouders thuis geen GHB mocht maken. De GHB werd vervolgens in de koelkast in verdachtes woning gelegd; verdachte mocht (een deel van) die GHB ook zelf gebruiken en heeft dat ook gedaan. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van GHB en dat verdachte daarop ook het opzet heeft gehad.
Het onder 1 tenlastegelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 2
Er is ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het verslag binnentreden woning ex art. 10 Awbi, p. 30;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, los document, ongenummerd;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 25 januari 2016 te Wapenveld, gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 liter, zijnde 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 25 januari 2016 te Wapenveld, gemeente Heerde, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 gram, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van de feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische opname en controles ten aanzien van het middelengebruik. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hetgeen is beschreven in het reclasseringsrapport, heeft de raadsman bepleit om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel en oplegging van de door de reclassering omschreven bijzondere voorwaarden. Verdachte is bereid en in staat zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Voor de Piet Roordakliniek geldt een wachtlijst van drie tot zes maanden, maar in de tussentijd kan verdachte bij een goede vriend wonen. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 april 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, gedateerd 14 juni 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op 25 januari 2016, ongeveer drie liter GHB en 26 gram amfetamine aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat het gebruik van en de handel in drugs vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 april 2016 waaruit is gebleken dat verdachte eerder meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarnaast liep verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde in een proeftijd omdat hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van zijn proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de na te noemen bijzondere voorwaarden koppelen teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en dat verdachte zich laat behandelen en zich laat begeleiden door de reclassering. Deze bijzondere voorwaarden dienen als prikkel om recidive te voorkomen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van politierechter te Gelderland van 13 mei 2015 (parketnummer 05/840465-15) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
10 (tien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis moet melden bij Tactus verslavingsreclassering op het adres dr. Scholteweg 58, 8025 AX in Zwolle. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in de Piet Roordakliniek te Zutphen of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • wordt verboden om harddrugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontroles;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van politierechter te Gelderland van 13 mei 2015, te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van twee weken;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. S. Kropman en mr. S.W. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2016.
Mr. Kropman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/840090-16
Uitspraak d.d.: 1 juli 2016 te 13:30 uur
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016.
Tegenwoordig:
mr. Van Apeldoorn , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Fransen , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Zwolle,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden te Leeuwarden.
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 17 juni 2016 aangegeven
nietbij de uitspraak aanwezig te willen zijn.
De raadsman, mr. Poppe, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie eenheid Oost Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, basisteam Veluwe Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016042762, gesloten op 27 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 12.
3.Verslag van binnentreden woning ex art. 10 Awbi, p. 30.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, los document, ongenummerd.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49.