ECLI:NL:RBGEL:2016:3601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
05/840089-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het aanwezig hebben van GHB, diefstal van een auto en een telefoon, en rijden onder invloed

Op 1 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer drie liter GHB, diefstal van een auto en een telefoon, en het rijden onder invloed van GHB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 januari 2016 te Wapenveld, samen met anderen, opzettelijk ongeveer drie liter GHB aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft hij op 26 november 2015 in Zwolle een personenauto en een mobiele telefoon, beide toebehorende aan het slachtoffer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen. Op 27 november 2015 heeft de verdachte, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, een auto bestuurd en was hij onder invloed van GHB. De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft ook het reclasseringsrapport in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte leed aan een ernstige drugsverslaving en mogelijk persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 338 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling voor verslavingszorg. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd en de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840089-16
Datum uitspraak : 1 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/840089-16
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2016, althans op een (of meer) tijdstip(pen) in
of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 januari 2016, te Wapenveld, gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 liter (3, althans een (of meer)
fles(sen)), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur(GHB), zijnde
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Parketnummer 05/046913-16
1
hij, op of omstreeks 26 november 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk [naam 2] , kleur blauw, met kenteken [ [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2
hij, op of omstreeks 26 november 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk [naam 3] , kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3
hij, op of omstreeks 27 november 2015 te Heerde terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat] , als bestuurder een motorrijtuig, een personenauto met kenteken [kenteken 2] , van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
4
hij, op of omstreeks 27 november 2015 te Heerde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 85 cl, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (Gamma Hydroxy Butyraat/GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5
hij, op of omstreeks 27 november 2015 te Heerde als bestuurder van een voertuig, personenauto met kenteken [kenteken 2] , dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten 4-hydroxyboterzuur (Gamma Hydroxy Butyraat/GHB), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Parketnummer 05/840089-16
Op 8 januari 2016 kwam er bij de politie een anonieme melding binnen, dat er een vreemde chemische geur kwam uit de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [adres 2] te Wapenveld. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat op dit adres woonachtig is [medeverdachte] . Naar aanleiding van deze melding is een onderzoek ingesteld.
Parketnummer 05/046913-16
Op 27 november 2015 zagen verbalisanten dat een donkere personenauto hen tegemoet kwam rijden over de [straat] te Heerde. De auto reed stapvoets en kwam op hun weghelft. Nadat het voertuig een stopteken was gegeven, zagen verbalisanten de hen ambtshalve bekende [verdachte] als bestuurder (hierna: verdachte) en [naam 4] als bijrijder in de auto zitten. De personenauto bleek een [naam 2] voorzien van het kenteken [kenteken 2] welke als gestolen gesignaleerd stond. Beide personen waren niet aanspreekbaar en hadden een snurkende ademhaling. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat beide personen GHB-gebruikers zijn. Derhalve bestond het sterke vermoeden dat beide personen zwaar onder invloed waren van GHB. Beide personen werden aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 05/840089-16 tenlastegelegde en het op de dagvaarding met parketnummer 05/04391-16 onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840089-16 en de feiten 3,4 en 5 van parketnummer 05/043913-16 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de diefstal van de auto en de telefoon heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte heeft verklaard dat hij toestemming had van [slachtoffer] om de auto en de telefoon mee te nemen. Verdachte had niet het oogmerk om zich de auto en de telefoon toe te eigenen, want hij wilde de goederen naar [slachtoffer] terugbrengen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840089-16
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Bewijsmiddelen:
  • verslag van binnentreden woning ex artikel 10 Awbi, p. 30;
  • proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, los document, ongenummerd;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2016.
Parketnummer 05/043913-16
Feiten 1 en 2:
In haar aangifte heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte op 26 november 2015 omstreeks 19:20 uur bij haar in de woning in Zwolle was. Op een gegeven moment werd de sfeer minder prettig en ontstond er ruzie tussen hen. Ze stonden met messen tegenover elkaar. [getuige] was hierbij aanwezig. Verdachte is door [getuige] uit de woning gezet na deze ruzie en kort daarna hoorde zij een auto wegrijden en werd er geclaxonneerd. Toen verdachte uit de woning was, ontdekte aangeefster dat haar [naam 3] was weggenomen. Deze lag op de tafel in de woonkamer. Kort daarna ontdekte zij dat ook haar auto ontvreemd was. De autosleutels lagen in de keuken van haar woning. Zij heeft niemand toestemming gegeven haar auto en telefoon mee te nemen. [2] Uit de bijlage goederen, behorende bij de aangifte komt naar voren dat de auto van het merk [naam 2] was, type [naam 2] met kenteken [kenteken 2] . [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte bij aangeefster in de woning was. De sfeer werd onprettig en er ontstond ruzie. Verdachte en aangeefster stonden met messen tegenover elkaar. Getuige is er tussen gesprongen en heeft verdachte naar buiten geleid. Kort daarna hoorde getuige een auto wegrijden en werd er geclaxonneerd. Aangeefster kwam er toen achter dat verdachte de [naam 3] van haar had ontvreemd. Later bleek dat haar auto ook was ontvreemd. [4]
Uit het proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat verdachte op 27 november 2015 omstreeks 3:20 uur door de politie is aangehouden. Hij zat in de auto met kenteken [kenteken 2] , welke op dat moment als gestolen stond gesignaleerd. [5] Tijdens de veiligheidsfouillering troffen verbalisanten in de jaszak van verdachte een zwarte [naam 3] aan waarvan het beeldscherm gebarsten was. [6]
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft na een ruzie met aangeefster haar woning verlaten. Verdachte heeft bekend dat hij daarbij haar [naam 3] , haar autosleutels en vervolgens de auto heeft meegenomen. Verdachte is enige tijd later rijdend in de auto aangetroffen en de [naam 3] was toen in zijn bezit. Verdachte wilde de telefoon naar zijn zeggen bij de hand hebben in geval van brandstofgebrek. Verdachte heeft de goederen op deze wijze uit de feitelijke heerschappij van aangeefster gehaald, daarvan gebruik gemaakt (auto) danwel willen maken ( [naam 3] ) en aldus als heer en meester over de auto en de [naam 3] beschikt. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Niet gebleken is verder dat verdachte de goederen aan aangeefster terug had willen geven op een voor beoordeling van deze zaak relevant tijdstip.
Het verweer van de verdediging dat verdachte toestemming had de auto en de telefoon mee te nemen, wordt verworpen omdat dit niet aannemelijk is geworden. Er is geen steun voor in het dossier; integendeel: het is te minder aannemelijk dat verdachte kort na de ruzie toestemming zou hebben gekregen van aangeefster om de telefoon en auto mee te nemen.
Feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Bewijsmiddelen:
  • schriftelijk bescheid: het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van 28 november 2013;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2016.
Feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 12;
  • proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 46 en 47.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2016.
Feit 5:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen p. 11;
  • het proces-verbaal van bevindingen p. 25;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/840089-16 en het onder parketnummer 05/046913-16 onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/840089-16
1.
hij op 25 januari 2016 te Wapenveld, gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 liter zijnde
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Parketnummer 05/046913-16
1
hij op 26 november 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk [naam 2] , kleur blauw, met kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [slachtoffer] ;
2
hij op 26 november 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk [naam 3] , kleur zwart), toebehorende aan [slachtoffer] ;
3
hij op 27 november 2015 te Heerde terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat] , als bestuurder een motorrijtuig, een personenauto met kenteken [kenteken 2] , van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4
hij op 27 november 2015 te Heerde opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (Gamma Hydroxy Butyraat/GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op 27 november 2015 te Heerde als bestuurder van een voertuig, personenauto met kenteken [kenteken 2] , dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten 4-hydroxyboterzuur (Gamma Hydroxy Butyraat/GHB), waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840089-16:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van parketnummer 05/043913-16:
Feit 1: diefstal
Feit 2: diefstal
Feit 3: overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 5: overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/840089-16 en onder parketnummer 05-043913-16 onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 223 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en een werkstraf ter hoogte van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Het voorwaardelijke deel zoals door de officier van justitie geëist, dient naar de mening van de raadsvrouw gematigd te worden. Verdachte is bereid en in staat een werkstraf uit te voeren, echter moet ervoor worden gewaakt dat de werkstraf de behandeling niet in de weg gaat staan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 april 2016;
- voorlichtingsrapportages van Tactus verslavingszorg Zwolle, gedateerd 2 mei 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op 25 januari 2016 ongeveer drie liter GHB en op 27 november 2015 78 ml GHB aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat drugs ernstige schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat het gebruik van en de handel in drugs vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto en een [naam 3] . Ook heeft verdachte onder invloed van GHB een auto bestuurd, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Stuk voor stuk ernstige, hinderlijke maar ook deels gevaarlijke feiten, waarbij verdachte zijn eigen belang heeft laten prevaleren boven het belang van de maatschappij dan wel de maatschappelijke en verkeers-veiligheid.
De rechtbank heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 april 2016 waaruit is gebleken dat verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest.
Uit de reclasseringsrapportage d.d. 2 mei 2016 komt naar voren dat het recidiverisico, gelet op de forse verslavingsproblematiek, hoog is. Bij verdachte is sprake van een zeer ernstige drugsverslaving en mogelijk van persoonlijkheidsproblematiek.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek waarvan 338 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de na te noemen bijzondere voorwaarden koppelen, zoals deze volgen uit het reclasseringsadvies van 2 mei 2016, teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en dat verdachte zich laat begeleiden door de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, mede gelet op verdachtes strafblad, een langer voorwaardelijk strafdeel rechtvaardigen dan door de officier van justitie geëist. Met een langer voorwaardelijk strafdeel wordt de inmiddels al aangevangen behandeling van verdachte niet doorkruist, hetgeen van belang is met het oog op voorkomen van recidive.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder de feiten 1 en 2 van parketnummer 05/043913-16 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.857,95.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 300 euro aan immateriële schade voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige dient de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de opgevoerde kosten voor de Tom Tom is de officier van justitie van mening dat de Tom Tom niet in de aangifte wordt genoemd. Het is onduidelijk of de Tom Tom in de auto heeft gelegen. De [naam 3] is teruggegeven aan aangeefster. De [naam 3] was al beschadigd en de overige schade welke door verdachte zou zijn toegebracht is onvoldoende onderbouwd. De kosten van de auto zijn door de verzekering vergoed.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De kosten voor de auto zijn vergoed door de verzekering. Ten aanzien van de Tom Tom mist de onderbouwing dat deze in de auto heeft gelegen. Ten aanzien van de schade aan de [naam 3] ontbreekt de onderbouwing waaruit die schade bestaat en wat de kosten zijn. Ten aanzien van de immateriële schade is de raadsvrouw van mening dat mocht een schadevergoeding op zijn plaats zijn, de benadeelde partij deze bij de civiele rechter kan vorderen. Partijen hebben immers nog gewoon contact met elkaar.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Bovendien is ten aanzien van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij door deze diefstal psychische schade heeft geleden. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 365
(driehonderdvijfenzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
338dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Betrokkene wordt hiertoe na de uitspraak op de rechtszitting uitgenodigd door de reclassering voor een eerste meldplichtafspraak. Hierna moet betrokkene zich gedurende de door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht
- zich dient te conformeren aan een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek JusTact van Verslavingszorg Tactus te Zwolle, ook als dit inhoudt een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de GI-GGZ leefstijltraining, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
- dient mee te werken aan dagbesteding gedurende de periode dat hij contacten heeft met de reclassering;
- dient mee te werken aan een bloedonderzoek, urineonderzoek, blaasonderzoek of een ander controlemiddel;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. S. Kropman en mr. S.W. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2016.
Mr. Kropman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/840089-16 en 05-043913-166
Uitspraak d.d.: 1 juli 2016 te 13:30 uur
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016.
Tegenwoordig:
mr. Van Apeldoorn , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Fransen , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Heerde,
wonende te [adres 1] .
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsvrouw, mr. Broekhuizen, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 05/840089-16 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , brigadier van de politie eenheid Oost Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, basisteam Veluwe Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016042762, gesloten op 27 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 16.
3.Bijlage goederen, behorend bij de aangifte van [slachtoffer] , p. 18.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 19.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.