ECLI:NL:RBGEL:2016:3531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
05/881524-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Moldavische mannen voor woningoverval met dodelijke afloop

Op 28 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen van 28 en 29 jaar uit Moldavië. De mannen werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 7 en 15 jaar voor hun betrokkenheid bij een gewelddadige woningoverval in Winterswijk op 2 juli 2014, waarbij de bewoner, [slachtoffer 1], om het leven is gebracht. Een derde medeverdachte was eerder in Moldavië veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de mannen [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en dat er geweld is gebruikt tijdens de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij verantwoordelijk was voor de verstikking van [slachtoffer 1]. De rechtbank achtte de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de diefstal met geweld wel bewezen. De officier van justitie had vrijspraak voor de doodslag bepleit, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 jaar aan de verdachte op, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij geen strafblad had. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881524-14
Datum uitspraak : 28 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol Huis van Bewaring te Badhoevedorp.
Raadsman: mr. D.G Geerdink, advocaat te Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 7 december 2015, 29 februari 2016, 18 april 2016 en 14 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven
heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 1] tegen de mond en/of kin en/of hals
en/of mondbodem geslagen en/of geschopt en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben afgesloten, waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of
vastgetaped (ook over neus en/of mond) en/of vastgebonden en/of geslagen en/of
geschopt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
art 282 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas
(Mountain Peak) en/of een bankpas en/of een mobiele telefoon en/of (met de
bankpas gepinde) 250 Euro, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan naam [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn/haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond dreigend vragen naar
sieraden en/of een bankpas en/of een pincode en/of uit het vastbinden en/of
(vast)tapen aan een stoel van die [slachtoffer 2] en/of
uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of het
(vast)tapen van de handen en/of de voeten en/of uit het (dicht)tapen van de
mond en/of neus van die [slachtoffer 1] , waardoor de ademhaling werd belet of
belemmerd, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft
gehad.
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor feit 1 primair, de doodslag. Hij meent dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van verstikking door het afplakken van de mond en/of neus van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de tape niet aangebracht op het gezicht van [slachtoffer 1] en daarvan ook geen wetenschap gehad, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1 subsidiair, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en 2, de diefstal met geweld wel bewezen, behoudens het kwalificerende element van het overlijden van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor de doodslag bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ontkend [slachtoffer 1] te hebben geslagen. Daarbij meent de raadsman dat het enkel slaan en/of schoppen tegen de mond, kin, hand, hals en/of mondbodem niet kan hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] uiteindelijk is overleden ten gevolge van het dichtplakken van de mond. Verdachte is echter volgens de raadsman niet verantwoordelijk voor het aanbrengen van tape in het gezicht van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft betoogd dat verdachte de wederrechtelijk vrijheidsberoving en de diefstal met geweld bekent, maar niet voor zover deze feiten de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg hebben gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De verklaringen van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de conclusie dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van verstikking door inwerking van stomp geweld. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] dus is overleden als gevolg van het feit dat zijn mond en/of neus was dicht getapet. Zij overweegt in dit verband dat [medeverdachte 2] degene is die is teruggegaan naar [slachtoffer 1] en zijn mond heeft getapet, terwijl [medeverdachte 1] naar de bank was om geld te gaan pinnen en verdachte bij de vrouw in de woning was. Niet is gebleken dat verdachte ervan op de hoogte was dat [medeverdachte 2] naar [slachtoffer 1] ging om diens mond en/of neus dicht te tapen. Gelet hierop kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag.
De rechtbank acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving -het subsidiair tenlastegelegde- bewezen. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2016 en bij de politie [2] .
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] [3] ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [4] ;
Feit 2
De rechtbank acht ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] [5] ;
- de verklaring van [slachtoffer 2] [6] ;
- de verklaring van [medeverdachte 1] [7] ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2016 en bij de politie [8]

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader
(s
)die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of vast getapet
(ook over neus en/of mond)en/of vastgebonden
en/of geslagen en/of geschopt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op
of omstreeks2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas (Mountain Peak) en
/ofeen bankpas en
/of een mobiele telefoon en/of(met de bankpas gepinde) 250 Euro,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan
naam [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn
/haarmededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit dreigend vragen naar sieraden en/of een bankpas en/of een pincode en/of uit het vastbinden en/of
(vast
)tapen aan een stoel van die [slachtoffer 2] en
/of uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/ofhet
(vast
)tapen van de handen en
/ofde voeten
en/of uit het (dicht)tapen van de mond en/of neusvan die [slachtoffer 1]
, waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden;
Feit 2:
Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft is en met de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 2 mei 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 12 augustus 2015.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij geweld is gebruikt. Hij heeft daarbij puur uit financieel gewin gehandeld. Verdachte en de medeverdachten zijn naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegaan met het doel te kijken of ze geld en/of goederen konden ontvreemden. Ze hadden een rugzak bij zich met handschoenen en twee rollen tape. Een van die rollen was dezelfde dag voorafgaand aan de overval gekocht. Toen ze ter plaatse door [slachtoffer 1] werden overlopen hebben ze [slachtoffer 1] met geweld naar de grond gebracht en hem getapet aan handen en voeten. Ze hebben hem weerloos en bedekt door een kleed of zeil achtergelaten. Ze hebben zich geen moment om de gezondheidssituatie van [slachtoffer 1] te bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan te meer nog nu hij had gezien dat [slachtoffer 1] in zijn broek had geplast en zijn gezicht roder was dan daarvoor. Verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens de woning binnen gegaan en hebben [slachtoffer 2] vast getapet aan een stoel en tape op haar mond en ogen gedaan. Met hun handelen hebben verdachte en de medeverdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een traumatische ervaring bezorgd. Gedurende ruim een half uur heeft [slachtoffer 2] angst moeten uitstaan over wat haar zou worden aangedaan. Hoe groot de impact van hun handelen is geweest en nog is, heeft [slachtoffer 2] ter terechtzitting van 14 juni 2016 in een emotionele en roerende slachtofferverklaring verwoord.
Een incident als het onderhavige is een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Op een geweldsdelict als het onderhavige kan slechts worden gereageerd door middel van oplegging van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 7 jaar passend en geboden. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat hij first offender is.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde
[slachtoffer 2]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van:
  • € 459,18 voor materiële schade;
  • € 12.500,- voor immateriële schade;
  • € 11.326,62 voor nabestaandenschade in verband met het overlijden en de uitvaart van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing (hoofdelijk) van de gevorderde materiële en immateriële schade met uitzondering van de vergoeding voor nabestaandenschade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om in geval van een gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering af te zien van toepassing van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft in dit kader naar voren gebracht dat op voorhand al vaststaat dat verdachte niet in staat zal zijn de schade te vergoeden. Toepassing van artikel 36f voornoemd zou er alleen maar toe leiden dat hij langer vast moet zitten.
Beoordeling door de rechtbank
Nabestaandenschade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van het feit dat zijn mond en/of neus was dicht getapet en dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer 1] . Gelet hierop ontbreekt het causaal verband tussen de aan verdachte verweten gedragingen en de dood van [slachtoffer 1] . De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover dat de nabestaandenschade betreft en kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Materiële en immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering voor zover dit betreft de materiële schade (€ 459,18) volledig toewijzen nu de vordering is onderbouwd en hiertegen geen verweer is gevoerd. Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank een bedrag van € 7.500,- toewijzen. De vordering zal gelet op het voorgaande tot een bedrag van € 7.959,18 worden toegewezen.
Verdachte is naar burgerlijk recht
hoofdelijkhiervoor aansprakelijk.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank ziet nu geen aanleiding af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47, 57, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2016.
Mr. Goossens en mr. Van Hoof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881524-14
Uitspraak d.d.: 28 juni 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.
Tegenwoordig:
mr. Gielissen , rechter,
mr. , officier van justitie,
en Jansen , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De gedetineerde verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol Huis van Bewaring te Badhoevedorp,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Ter terechtzitting van 14 juni 2016 heeft de verdachte aangegeven
nietbij de uitspraak aanwezig te willen zijn.
De raadsman, mr. D.G. Geerdink, is wel / niet verschenen.
Verder zijn nabestaanden van [slachtoffer 1] verschenen.
De rechter spreekt de beslissing uit.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014089884, gesloten op 8 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2016 en
3.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 101.
4.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 171-172.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 450-452.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 457-458.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 103-104.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2016 en