ECLI:NL:RBGEL:2016:352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
280761
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over de plaats van de schutting tussen percelen

In deze zaak, die zich afspeelt in Nijmegen, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de plaats waar de schutting tussen hun percelen in de achtertuin moet staan. De eiser, wonende te Nijmegen, stelt dat de huidige schutting door de gedaagde op een andere plaats is gezet dan de oude schutting, die volgens hem op de kadastrale erfgrens stond. De rechtbank heeft op 6 januari 2016 vonnis gewezen in deze zaak, waarbij de eiser werd opgedragen te bewijzen dat de huidige schutting niet op de kadastrale erfgrens staat. De gedaagde, ook wonende te Nijmegen, betwist deze stelling en voert aan dat de schutting altijd op dezelfde plaats heeft gestaan. De rechtbank heeft de procedure in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld, gezien de nauwe samenhang tussen de vorderingen van beide partijen. De eiser heeft een grensreconstructie laten uitvoeren door het Kadaster, waaruit blijkt dat de huidige schutting niet op de kadastrale erfgrens staat. De rechtbank heeft de eiser de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van zijn stellingen, waarbij de bewijslast op hem rust.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/280761 / HA ZA 15-180
Vonnis van 6 januari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te Nijmegen,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.C.J.M. Weijers te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.T.W. Verhaagh te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 januari 2016
- de brief namens [eiser] met (nogmaals) de producties 1, 3, 4 en 5,
- de akte overlegging productie 2 namens [gedaagde]
- het proces-verbaal van comparitie van 16 november 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn buren. [gedaagde] woont sinds [jaar] aan de [adres 1] te Nijmegen. [eiser] is sinds 2008 eigenaar van de woning aan de [adres 2] te Nijmegen.
2.2.
In 2009 is de schutting in de achtertuin tussen de percelen van [eiser] en [gedaagde] vernieuwd.
2.3.
In de periode van 2009 tot 2012 heeft [eiser] niet in zijn woning aan de [adres 1] gewoond.
2.4.
Bij brief van 15 oktober 2013 heeft [eiser] aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Uit de kadastrale tekeningen blijkt dat de afstand van mijn schuurmuur tot de stenen pilaar 3.29 m dient te zijn, echter bij opmeting blijkt dat de afstand 3.08 m is; m.a.w. de schutting eindigt 21 cm bij mij in de tuin.
(…)
Ik verzoek U om binnen 4 weken in gezamenlijk overleg de schutting te verplaatsen. (…)”
2.5.
Daarna is tussen partijen gecorrespondeerd over de erfgrens en de plaats van de schutting.
2.6.
Op 24 april 2014 heeft [eiser] een grensreconstructie laten uitvoeren door het Kadaster. In het veldwerk hieronder is het perceel van [gedaagde] aangeduid met “3818” en het perceel van [eiser] met “4029”. Daarin is voorts met “ht sch” de plaats aangegeven van de huidige schutting in de achtertuinen tussen de percelen van partijen.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de schutting aan de achterzijde in de achtertuin niet te plaatsen op de kadastrale erfgrens maar op de grond en eigendom van [eiser] ,
II. [gedaagde] zal veroordelen tot verwijdering van de door hem geplaatste schutting aan de achterzijde van de woningen van partijen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
III. [gedaagde] zal veroordelen tot terugplaatsing van de schutting op de kadastrale erfgrens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 941,25,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hierna zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht zal verklaren (i) dat de grens tussen de percelen gelegen aan de achterzijde van de woningen van partijen wordt vastgesteld volgens de lijn die wordt gemarkeerd door het midden van de schutting zoals die thans is geplaatst, althans volgens een rechte lijn die loopt van het midden van de scheidsmuur aan de zijde van de woningen van partijen tot het midden van (het achterste deel van) de muurpost in de bedoelde achtertuinen, (ii) dat de huidige schutting mandelig is en (iii) dat het perceel van [gedaagde] zich uitstrekt tot aan de aldus vastgestelde erfafscheiding,
b. [eiser] zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 904,00,
met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[eiser] voert verweer. Hierna zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Tussen partijen is in geschil op welke plaats de schutting tussen de percelen in de achtertuin dient te staan. [eiser] stelt dat de oorspronkelijke schutting was geplaatst op de kadastrale erfgrens tussen de percelen en dat de huidige schutting, die in 2009 is geplaatst, niet meer op die plaats staat. Hij stelt dat de nieuwe schutting in 2009 door [gedaagde] aan de achterzijde van de achtertuin ongeveer 20 cm op zijn perceel is geplaatst. [gedaagde] voert aan dat de huidige schutting in 2009 op dezelfde plaats is neergezet als de schutting die er daarvoor stond en dat er al sinds 1985 een schutting op die plaats heeft gestaan. [gedaagde] voert aan dat de schutting altijd vanaf de scheidingsmuur aan de achterzijde van de woningen heeft gelopen tot aan het midden van de muurpost aan de achterzijde van de achtertuin. Hij stelt dat de schutting de erfgrens tussen de percelen aangeeft. Voor zover de erfgrens in het verleden anders heeft gelegen, beroept [gedaagde] zich op verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring.
5.3.
Als niet, althans onvoldoende weersproken is het volgende komen vast te staan.
In 1988 is [gedaagde] eigenaar geworden van de woning aan de [adres 2] . In de achtertuin tussen de percelen aan de [adres 2] en de [adres 1] stond toen reeds een schutting. Die schutting is in 1998 afgebroken en door [gedaagde] vervangen door een andere schutting. In 2008 heeft [eiser] de woning aan de [adres 1] gekocht. In 2009 is de oude schutting in gezamenlijk overleg en op gezamenlijke kosten van partijen vervangen en is de huidige schutting geplaatst. De schutting is in 2009 door [gedaagde] en een andere buurman geplaatst, in afwezigheid van [eiser] .
5.4.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de grensreconstructie van het Kadaster van 24 april 2014 volgt dat de kadastrale erfgrens loopt vanaf de tussenmuur aan de achterzijde van de woningen van partijen tot aan de houten paal aan de achterzijde van de achtertuinen van partijen. Die houten paal staat volgens het veldwerk gedeeltelijk op het perceel van [gedaagde] en gedeeltelijk op het perceel van [eiser] . De muurpost (in het veldwerk aangeduid als “st poer”) aan de achterzijde van de achtertuinen van partijen, rechts van de houten paal, ligt volgens dat veldwerk geheel op het perceel van [eiser] . Uit het veldwerk volgt dat de huidige schutting niet op de kadastrale erfgrens staat.
Indien komt vast te staan dat de schutting die vóór 2009 tussen de percelen van partijen stond (hierna: de oude schutting) was geplaatst op de kadastrale erfgrens, zoals [eiser] stelt en [gedaagde] betwist, dan heeft [gedaagde] de huidige schutting in 2009 ten onrechte op het perceel van [eiser] geplaatst. Er is dan geen sprake van verkrijgende of bevrijdende verjaring door [gedaagde] van de strook grond, gelegen tussen de huidige schutting en de kadastrale erfgrens (hierna: de strook grond). Indien echter komt vast te staan dat de huidige schutting op dezelfde plaats is gezet als de oude schutting, dan volgt daaruit dat de oude schutting evenmin op de kadastrale erfgrens heeft gestaan. In dat geval heeft [gedaagde] de strook grond door verjaring verkregen, nu [eiser] niet heeft weersproken dat de oude schutting in 1998 is geplaatst ter vervanging van de toenmalige schutting, die reeds vanaf 1985 op dezelfde plaats stond. Dat betekent dat in dat geval al meer dan twintig jaren sprake is van de aanwezigheid van een schutting die ten nadele van het perceel van [eiser] afwijkt van de kadastrale erfgrens.
5.5.
Nu [eiser] zich beroept op het rechtgevolg van zijn stellingen dat de huidige in 2009 geplaatste schutting door [gedaagde] op een andere plaats is gezet dan de oude in 1998 geplaatste schutting en dat die oude schutting op de kadastrale erfgrens stond, en [gedaagde] dat gemotiveerd betwist, rust op [eiser] de bewijslast van die stellingen.
De rechtbank zal [eiser] conform zijn bewijsaanbod in de gelegenheid stellen het bewijs daarvan te leveren.
5.6.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat de huidige in 2009 geplaatste schutting door [gedaagde] op een andere plaats is gezet dan de oude in 1998 geplaatste schutting en dat die oude schutting op de kadastrale erfgrens stond,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 januari 2016voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016.
FORMULIER DATUMBEPALING
[interne richtlijn]
[interne richtlijn]
[interne richtlijn]
: