In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is op 13 januari 2016 een tussenvonnis in incident gewezen. De rechtbank had eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) met betrekking tot de uitleg van de artikelen 27 en 30 van de EEX-Verordening. Het HvJ EU heeft deze vragen beantwoord in een arrest van 22 oktober 2015. De zaak is vervolgens terugverwezen naar de rol om de eisende partij in de gelegenheid te stellen te reageren op nieuwe stukken die door de gedaagde partij na het arrest zijn ingediend.
De eisende partijen, twee naamloze vennootschappen naar Belgisch recht, hebben hun standpunt ingenomen, terwijl de gedaagde partij, VSB Machineverhuur B.V., gevestigd in Druten, ook haar argumenten heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen van 16 juli 2014 en 12 november 2014 al een aantal overwegingen geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van het incident. De rechtbank heeft besloten dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor een akte van de eisende partijen over de door de gedaagde partij ingediende producties, die betrekking hebben op een klacht die door de eisende partijen in België is ingediend.
De rechtbank heeft verder bepaald dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden, en dat de zaak op 10 februari 2016 weer op de rol zal komen voor het nemen van een akte door de eisende partijen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en is openbaar gemaakt op 13 januari 2016.