ECLI:NL:RBGEL:2016:347

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
259928
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in incident met prejudiciële vragen aan het HvJ EU over EEX-Verordening

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is op 13 januari 2016 een tussenvonnis in incident gewezen. De rechtbank had eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) met betrekking tot de uitleg van de artikelen 27 en 30 van de EEX-Verordening. Het HvJ EU heeft deze vragen beantwoord in een arrest van 22 oktober 2015. De zaak is vervolgens terugverwezen naar de rol om de eisende partij in de gelegenheid te stellen te reageren op nieuwe stukken die door de gedaagde partij na het arrest zijn ingediend.

De eisende partijen, twee naamloze vennootschappen naar Belgisch recht, hebben hun standpunt ingenomen, terwijl de gedaagde partij, VSB Machineverhuur B.V., gevestigd in Druten, ook haar argumenten heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen van 16 juli 2014 en 12 november 2014 al een aantal overwegingen geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van het incident. De rechtbank heeft besloten dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor een akte van de eisende partijen over de door de gedaagde partij ingediende producties, die betrekking hebben op een klacht die door de eisende partijen in België is ingediend.

De rechtbank heeft verder bepaald dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden, en dat de zaak op 10 februari 2016 weer op de rol zal komen voor het nemen van een akte door de eisende partijen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en is openbaar gemaakt op 13 januari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/259928 / HA ZA 14-121 / 167
Vonnis in incident van 13 januari 2016
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
[eiser 1],
gevestigd te (2940) Stabroek (België),
2. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
[eiser 2],
gevestigd te (4480) Engis (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. L.J.P.E. Donckers-Corten te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VSB MACHINEVERHUUR B.V.,
gevestigd te Druten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te Druten,
3.
[gedaagde 3],
wonende te Druten,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.F.W. van Seumeren te ‘s-Hertogenbosch.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eiseressen] worden genoemd en gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 12 november 2014
- het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 oktober 2015
- de akten van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De rechtbank volhardt bij hetgeen in de vonnissen in incident van 16 juli 2014 en 12 november 2014 is overwogen en beslist.
2.2.
In laatstgenoemd vonnis heeft de rechtbank het Hof van Justitie van de Europese Unie verzocht om beantwoording van een aantal prejudiciële vragen met betrekking tot de uitleg van de artikelen 27 en 30 van de verordening (EG) nr. 44/2001 (EEX-verordening).
2.3.
Bij arrest van 22 oktober 2015 heeft het Hof van Justitie (Derde kamer) de prejudiciële vragen beantwoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld bij akte op dit arrest te reageren.
2.4.
[gedaagden] heeft bij akte twee producties overgelegd die betrekking hebben op de door [eiseressen] in België ingediende klacht met burgerlijke partijstelling: een uitspraak van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen van 19 maart 2015, waarin - kort gezegd - is beslist dat er geen reden is voor vervolging van [gedaagden] , en een arrest van het Hof van beroep Antwerpen (Kamer van Inbeschuldigingstelling) van 29 juni 2015, waarin het door [eiseressen] tegen die beslissing ingestelde hoger beroep ongegrond is verklaard. Volgens [gedaagden] is op het door [eiseressen] tegen laatstgenoemd arrest ingestelde cassatieberoep nog niet beslist. [eiseressen] heeft op een en ander nog niet kunnen reageren. De zaak zal daarom worden verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [eiseressen] . Daarna zal de zaak in beginsel worden verwezen voor vonnis.
2.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing in het incident

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 februari 2016voor het nemen van een akte door [eiseressen] over hetgeen is vermeld onder 2.4., waarna het schriftelijke debat tussen partijen in beginsel is geëindigd,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016.