ECLI:NL:RBGEL:2016:3364

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
05/841042-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor poging tot diefstal van hennep en voorhanden hebben van een gaspistool

Op 27 mei 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Sliedrecht en Dordrecht, die verdacht werden van poging tot diefstal van hennep en het voorhanden hebben van een gaspistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 3 februari 2015 de verdachten geprobeerd hebben om hennepplanten te stelen uit een bedrijfspand in Tiel. De verdachten hebben de toegangsdeur van het pand geforceerd met een koevoet, maar de uitvoering van het misdrijf is niet voltooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op de uitkijk stond, medeplichtig was aan de poging tot diefstal, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een gaspistool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het wapen en de munitie onder zich had en dat hij zich bewust was van de aard van het wapen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplichtigheid aan de poging tot diefstal en het voorhanden hebben van een wapen van categorie III. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week op, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet correct was ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841042-15
Datum uitspraak : 27 mei 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
Raadsvrouw: mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 13 mei 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 februari 2015 te Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, geheel of ten dele
toebehorende aan onbekend gebleven persoon of personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voormeld bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennep onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, een toegangsdeur van/tot voormeld bedrijfspand met een koevoet, althans een soorgelijk breekvoorwerp heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 03 februari 2015 te Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of
delen daarvan, geheel of ten dele toebehorende aan onbekend gebleven persoon of personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voormeld bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennep onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, een toegangsdeur van/tot voormeld bedrijfspand met een koevoet, althans een soorgelijk breekvoorwerp heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te staan en in geval van dreigend onraad die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te waarschuwen/alarmeren;
2.
hij op of omstreeks 03 februari 2015 te Tiel een of meer wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Umarex, model Brigadier mod.97, kaliber 8mm), en/of munitie van categorie III, te weten 12, althans één of meer, patronen, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 februari 2015 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geprobeerd uit een bedrijfspand aan de [adres 2] te Tiel een hoeveelheid hennep weg te nemen zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar of eigenaren van die hennep. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben dit geprobeerd door een toegangsdeur van dit bedrijfspand open te breken met een koevoet. [2] Verdachte heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgehaald op een door [medeverdachte 1] aangewezen locatie. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Naar de mening van de officier van justitie volgt uit het dossier dat verdachte van het begin af aan betrokken is geweest bij de poging tot inbraak bij het bedrijfspand en kan het ook niet anders zijn dan dat verdachte geweten heeft dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen inbreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primaire als het subsidiaire feit. Uit het dossier volgt naar de mening van de raadsvrouw niet dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte ontkent ook dat hij betrokken is geweest bij de poging tot inbraak van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en wist niet wat zij van plan waren. Uit het dossier kan voorts niet volgen dat verdachte opzet heeft gehad om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] behulpzaam te zijn bij de poging tot inbraak.
De beoordeling door de rechtbank
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij 3 februari 2015 als beveiligingsmedewerker dienst had op het beveiligde industrieterrein in Tiel. Omstreeks 21.20 uur moest hij een hekwerk sluiten bij een verbindingsweg gelegen tussen SMC en Harteman, van de Koelenhofstraat naar de Hoog Kellenseweg. Hij ziet daarbij een witte aanhanger staan. en iemand die zich achter deze aanhanger verstopt. Deze persoon zei hem dat hij een sleutel kwijt was van de aanhanger, maar de getuige had het gevoel dat het niet klopte. [4]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van tevoren met zijn neefje [medeverdachte 2] had afgesproken op een openbare parkeerplek bij een bedrijf. [5] [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 2] op 3 februari 2015 op die parkeerplaats kwam in Tiel met een witte Berlingo en dat hij [verdachte] bij zich had. Zij hebben toen de auto’s daar laten staan en zijn met zijn tweeën naar dat bedrijf gegaan. [verdachte] bleef in de auto zitten. [6] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden afgesproken om in het bedrijfspand met een knipschaar de hennepplaten af te knippen [7] en hebben geprobeerd de deur open te breken van het bedrijfspand. Toen de deur open was, kwam er een auto van de bewaking, aldus [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn om het gebouw heen gelopen en zijn door een sloot naar de overkant gewaad. Toen zag [medeverdachte 1] [verdachte] aan komen rijden en zijn ze weer ingestapt. [verdachte] zei later dat de bewaker het hek dicht had gedaan van het bedrijf. [8] [verdachte] heeft alleen maar in de auto gezeten en is de auto niet uit geweest. [9] [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat [verdachte] op de uitkijk stond en dat zij via een walkie talkie konden communiceren. Ze hadden die avond afgesproken dat als er iemand aan zou komen dit meteen doorgegeven zou worden. [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden beide een walkie talkie. Aan [verdachte] is verteld wat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van plan waren, zo verklaart [medeverdachte 1] . [10]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1] nu die consistent is. Zijn verklaring wordt ook ondersteund door de vondst van portofoons in de Berlingo [11] waar verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in aangetroffen is. [12] Bij de antenne van een van de aangetroffen portofoons, was zichtbaar nog niet droge modder aanwezig. [13] De rechtbank concludeert hieruit dan ook dat dit de portofoon is geweest die [medeverdachte 1] bij zich heeft gehad en die vies geworden is door de vlucht van [medeverdachte 1] door de sloot.
Voorts is verdachte herkend door de getuige als zijnde de man die de getuige [getuige] bij een aanhanger had gezien. [14]
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat verdachte, zoals door hemzelf ter terechtzitting is gesteld, ’s avonds door [medeverdachte 1] is gebeld om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te halen. Uit het onderzoek van de telefoon van verdachte is immers gebleken dat verdachte alleen omstreeks 16.01 uur 8 seconden heeft gebeld met [medeverdachte 2] en dat verdachte daarna niet meer is gebeld die dag. [15] De verklaring van verdachte dat hij op een ander nummer is gebeld door [medeverdachte 1] , acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte komt eerst ter terechtzitting met deze verklaring en die telefoon is ook niet aangetroffen door de verbalisanten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande niet volgt dat er sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat sprake is van medeplegen. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] verklaren hier niet eenduidig over en dit volgt ook niet uit het dossier, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank wel dat verdachte medeplichtig is geweest aan de poging tot diefstal van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door op de uitkijk te staan.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 februari 2015 is in Tiel in een witte bestelwagen met kenteken [kenteken] , die toebehoort aan [medeverdachte 2] , [16] tussen de twee voorstoelen een voorwerp gelijkend op een vuurwapen aangetroffen. [17] Uit onderzoek bleek dat dit een gaspistool betrof van het merk Umarex, type Brigadier Mod. 97, kaliber 98 en voorzien met het serienummer 006485 met als opschrift “made italy g 6002”. Het wapen heeft een voor het doorlaten van gassen geschikte loop en is geschikt om (weerloosmakende en traanverwekkende) stoffen door die loop af te schieten. Het betreft een wapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en Munitie. [18] Verdachte heeft dit wapen in zijn handen gehad. [19]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft ook erkend dat hij dit wapen heeft gezien en vast heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Uit het enkele feit dat verdachte het wapen heeft vastgehad, kan naar de mening van de raadsvrouw niet worden afgeleid dat hij het daadwerkelijk voorhanden heeft gehad en mocht dit wel zo zijn dan kan hem dit niet worden verweten. Het was immers niet van verdachte.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Het begrip “voorhanden” hebben’ veronderstelt een drietal onderdelen, namelijk de aanwezigheid van een wapen en/of munitie, een machtsrelatie tussen de dader en het wapen en/of de munitie en bewustheid van de dader. Met betrekking tot deze drie onderdelen overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het wapen op de grond voor de bijrijdersstoel lag en dat hij dit tussen de beide voorstoelen heeft neergelegd. Uit nieuwsgierigheid heeft verdachte de patroonhouder bij het oppakken van het wapen eruit gehaald om te kijken en toen ook wat patronen uit het magazijn gehaald en later er weer terug in gedaan. [20] De rechtbank stelt dan op grond daarvan vast dat hij het wapen en de munitie onder zich heeft gehad. Verdachte kon ook de macht uitoefenen over dit wapen en de munitie. Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte ook dat het ging om een wapen. Dat hij pas na de aanhouding hoorde, dat er sprake was van een gaspistool maakt het voorgaande niet anders. Verdachte is beveiliger geweest en heeft in die hoedanigheid voldoende wetenschap van wapens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
subsidiair
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] op
of omstreeks03 februari 2015 te Tiel ter uitvoering van het door
verdachtehen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een
(grote)hoeveelheid hennepplanten
en/of delen daarvan, geheel of ten deletoebehorende aan
onbekend gebleven persoon of personen, in elk geval aaneen ander of anderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)en zich daarbij de toegang tot voormeld bedrijfspand te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen hennep onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of inklimming, een toegangsdeur van/tot voormeld bedrijfspand met een koevoet,
althans een soortgelijk breekvoorwerpheeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te staan en in geval van dreigend onraad die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te waarschuwen/alarmeren;
2.
hij op
of omstreeks03 februari 2015 te Tiel een
of meerwapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Umarex, model Brigadier mod.97, kaliber 8mm), en
/ofmunitie van categorie III, te weten 12,
althans één of meer,patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplichtigheid aan een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om het in beslaggenomen wapen en munitie te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft altijd een baan gehad in de beveiligingsbranche. Voorts heeft hij een nekhernia waarvoor hij misschien later dit jaar geopereerd moet worden. Ook heeft hij nagenoeg een blanco strafblad. De rol van verdachte is ook niet groot geweest. De raadsvrouw verzoekt dan ook om rekening te houden met hetgeen in de rapportage die over verdachte is opgemaakt is beschreven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 maart 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 4 mei 2016.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Verdachte heeft op de uitkijk gestaan terwijl zijn twee mededaders geprobeerd hebben in te breken bij een bedrijfspand om een grote hoeveelheid hennep te stelen. Dit heeft schade en overlast voor de eigenaar bezorgd. Daarnaast wordt door dit soort feiten de criminaliteit in de sfeer van de Opiumwet alleen maar aangewakkerd. De rechtbank acht een dergelijke inbraak dan ook ernstiger dan een normale bedrijfsinbraak. De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij zich heeft ingelaten met dit feit terwijl hijzelf werkzaam is geweest in de beveiligingsbranche. Daarnaast heeft verdachte een wapen en munitie voorhanden gehad. Dergelijke feiten rechtvaardigen dan ook een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt ten gunste van verdachte rekening met hetgeen in het hiervoor genoemde rapport van de reclassering is weergegeven. Verdachte is in 2009 als gevolg van een nekhernia arbeidsongeschikt geraakt en heeft sindsdien geen werk meer. Hij is hieraan al meerdere keren geopereerd en zal later dit jaar opnieuw geopereerd worden. Door de medische klachten is verdachte depressief geworden en heeft hij in 2012 een suïcidepoging gedaan. Hij gebruikt nu medicijnen voor zijn depressie. Er zijn geen problemen met drugs en alcohol. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en acht een reclasseringstoezicht dan ook niet nodig.
Daarnaast volgt uit het algemeen documentatieregister van verdachte dat hij in 1999 voor het laatst is veroordeeld door de politierechter.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uur opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week opleggen met een proeftijd van twee jaren. De voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welk het 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1747,78.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot betaling van het bedrag van € 1747, 78 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij af te wijzen nu zij van mening is dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De vordering is onvoldoende concreet en de factuur bij de vordering is op naam gesteld van [benadeelde] als privépersoon terwijl het pand eigendom is van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
De beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu deze is gedaan door [benadeelde] zelf terwijl het feit begaan is tegen het bedrijf dat in eigendom is bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Nader onderzoek naar de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces zijn. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 48, 57, 310, 311 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het 1 primair tenlastegelegde feit
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een gaspistool van het merk Umarex, type Brigadier Mod. 97, kaliber 98;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. W. J. Vierveijzer en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015058943, gesloten op 8 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , laatste pagina op p. 307 en eerste drie alinea’s op p. 308.
3.De verklaring van verdachte, afgelegde ter terechtzitting van 13 mei 2016.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 53.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , eerste alinea, p. 307.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , derde en vierde alinea, p. 307.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , laatste alinea, p. 307.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , derde tot en met vijfde alinea, p. 308.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , tiende alinea, p. 308.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , zevende, achtste en tiende alinea, p. 311.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 februari 2015, derde alinea en zesde alinea, p. 61.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 februari 2015, derde tot en met vijfde alinea, p. 57.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 februari 2015, vierde alinea, p. 62.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , vierde alinea, p. 54.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 16 februari 2015, derde alinea, p. 157.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 februari 2015, derde alinea op p. 57 en derde alinea op p. 58.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 februari 2015, vijfde alinea, p 57 en het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, derde alinea, p. 213.
19.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.
20.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.