ECLI:NL:RBGEL:2016:3348

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
05/840458-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van wapens en drugs na doorzoeking woning

Op 20 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalige inwoonster van de gemeente Heerde, die werd beschuldigd van het bezit van wapens en drugs. Tijdens een doorzoeking op 3 februari 2015 in de woning van de verdachte en haar partner werden een vuurwapen, stroomstootwapens en een aanzienlijke hoeveelheid hennep aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet onrechtmatig was aangehouden en verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, omdat de rechtbank van oordeel was dat zij op de hoogte was van de wapens en drugs in haar woning, maar niet van de grote hoeveelheid hennep die in de schuur was aangetroffen. De rechtbank achtte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheid van het voorhanden hebben van meer dan 500 gram hennep. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor twee jonge kinderen, en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840458-15
Datum uitspraak : 20 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juli 2015, 16 november 2015 en 6 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 6 juni 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 03 februari 2015 te Heerde één of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen Nagant model Army 1895 (revolver), en/of bijbehorende munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
zij op of omstreeks 03 februari 2015 te Heerde één of meerdere wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
zij op of omstreeks 03 februari 2015 te Heerde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1360 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1360 gram hennep, althans meer dan 500 gram hennep);
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Naar aanleiding van anonieme meldingen over het handelen in strijd met de milieuregelgeving, belastingfraude en het aanwezig zijn van een hennepplantage heeft de politie in samenwerking met andere opsporingsdiensten en de gemeente op 22 januari 2015 loodsen onderzocht op het adres [adres 3] in Heerde. In loods 11 zijn hennep, munitie en vermoedelijk XTC-pillen aangetroffen. Omdat [naam] aangaf dat niet alleen de huurder van loods 11 maar ook een andere persoon wel eens de huur van die loods betaalde, is mede op basis van het door [naam] opgegeven signalement nader onderzoek naar die persoon gedaan waarbij verdachte in beeld is gekomen. Op 3 februari 2015 is verdachte [medeverdachte] , partner van verdachte, in zijn woning in Heerde aangehouden. Tijdens de doorzoeking werden wapens en drugs aangetroffen. Vervolgens is verdachte, die ook aanwezig was, eveneens aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Met een toelichting als vermeld in de pleitnotitie heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Voor de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten dient vrijspraak te volgen omdat het bewijs onrechtmatig is verkregen. Het vooronderzoek dat ten grondslag lag aan het binnentreden van de woning is onrechtmatig geweest en levert een onherstelbaar vormverzuim op. Wat tijdens het vervolgonderzoek in de woning is aangetroffen is een rechtstreeks gevolg van het eerder onrechtmatig verrichte onderzoek en dient dus van het bewijs uitgesloten te worden.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is subsidiair aangevoerd dat verdachte vanwege psychische overmacht dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit is subsidiair aangevoerd dat verdachte, met uitzondering van de zeven gripzakjes softdrugs die zij zelf aan de politie heeft overhandigd, niet op de hoogte is geweest van de aanwezigheid in hun woning van de op 3 februari 2015 aangetroffen en in beslag genomen hennep.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het binnentreden van de woning van verdachte en haar medeverdachte niet onrechtmatig is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het binnentreden van de woning van verdachte op 3 februari 2015 en het daar ingestelde onderzoek niet onrechtmatig waren. Op grond van de door [naam] genoemde naam – [medeverdachte] – en het door hem opgegeven signalement heeft de wijkagent van Heerde vermoed dat medeverdachte [medeverdachte] de persoon was die naast de huurder iets met loods 11 te maken had. Naar het oordeel van de rechtbank mocht, gelet op wat op 22 januari 2015 in loods 11 is aangetroffen, aangenomen worden dat er ten aanzien van die medeverdachte sprake was van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie en mocht in diens woning op het adres [adres 2] in Heerde worden binnengetreden om ook daar een onderzoek in te stellen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 6 juni 2016 verklaard dat zij ervan op de hoogte was dat zich op 3 februari 2015 in het vriesvak van de koelkast hennepafval bevond. Dit werd door haar partner [medeverdachte] bewaard om eventueel in een cake te verwerken. Zij wist ook dat er een geladen revolver op de slaapkamer lag. Deze lag meestal op de grond aan de kant waar [medeverdachte] sliep. Ook was zij ervan op de hoogte dat twee stroomstootwapens in de woning aanwezig waren. De revolver had haar partner [medeverdachte] ongeveer anderhalf jaar daarvoor aangeschaft om haar te kunnen beschermen. Ook zou zij zichzelf daarmee kunnen beschermen. In het uiterste geval zou zij de wapens ook zelf hebben gebruikt. De zakjes met hennep die zij aan de politie heeft gegeven, waren bestemd voor eigen gebruik. Zij was niet op de hoogte van de drie in een vriezer in de schuur aangetroffen zakken met hennep. [2]
Uit een proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat op 3 februari 2015 in de woning aan de [adres 2] in Heerde verdachte en haar partner [medeverdachte] zijn aangetroffen. [3] In de woning is op de slaapkamer een geladen revolver in beslag genomen. In de woonkamer werd een stroomstootwapen aangetroffen en ook werd er een stroomstootwapen bovenop een keukenkast aangetroffen. Verder werden in de koelkast/vriezer enkele potjes en zakjes met zaden en drugs in beslag genomen. In de slaapkamer werden drie glazen potten met mogelijk softdrugs of softdrugsafval aangetroffen en in een vriezer in het schuurtje drie blauwe zakken met vermoedelijk hennep(afval) aangetroffen. [4]
[medeverdachte] is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat er in de woonkamer een stroomstootwapen lag en dat er ook een stroomstootwapen lag op een kastje in de keuken. Op de slaapkamer bevond zich een geladen revolver. Hij heeft dat wapen gekocht om zichzelf en zijn gezin te beschermen. In de koelkast in de keuken lagen in het vriesgedeelte drie zakken met hennep en een bakje met zaden. Hij maakte daar cake van. In de slaapkamer stonden drie potten met hennepresten om hasj, spacecake en snoep van te maken. In de vriezer in de schuur bewaarde hij drie grote blauwe zakken met hennepresten om ook hasj van te maken. [5]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich met de wapens kon beschermen en dat zij in het uiterste noodgeval de wapens ook zelf gebruikt zou hebben. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte ook de opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de wapens.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft verdachte, met uitzondering van de zakjes hennep die zij zelf aan de politie heeft overhandigd, ontkend dat zij op de hoogte was van de verschillende hoeveelheden hennep in de woning en de schuur. Zij kwam vrijwel nooit in de schuur en de keren dat zij daar is geweest heeft zij niet in de vriezer gekeken. Bovendien stond die vriezer er nog niet zo lang.
Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden die inhouden dat verdachte op de hoogte was van de zakken met hennep die tijdens de doorzoeking in de vriezer in de schuur zijn aangetroffen. Voor dit deel van het onder 3 ten laste gelegde zal vrijspraak volgen.
De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte niet op de hoogte is geweest van de elders in de woning aangetroffen hennep. Die hennep lag in het vriesvak van de koelkast en stond in potten in een kast op de slaapkamer. Dit zijn voor de bewoners algemeen toegankelijke locaties om voedingswaren en goederen/kleding te bewaren die vrijwel dagelijks worden gebruikt. Ten aanzien van op zo’n locatie in een woning aangetroffen voorwerpen heeft als uitgangspunt te gelden dat een vaste bewoner van die woning van die aanwezigheid op de hoogte is en over die voorwerpen kan en mag beschikken. In wat de verdediging naar voren heeft gebracht vindt de rechtbank geen aanleiding om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken.
Er is onderzoek gedaan naar de in de woning (zelf) aangetroffen hennep. Daaruit komt naar voren dat in de woning in totaal 243 g hennep is aangetroffen, in de vriezer in totaal 170 g en in de drie potten op de slaapkamer in totaal 73 g. [6]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Aan verdachte is onder feit 3 als strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat zij een grote hoeveelheid, te weten meer dan 500 g, hennep aanwezig heeft gehad. Omdat de rechtbank bewezen acht dat verdachte 243 g hennep aanwezig heeft gehad, dient zij van deze strafverzwarende omstandigheid vrijgesproken te worden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks03 februari 2015 te Heerde één
of meerwapen
svan categorie III, te weten een vuurwapen Nagant model Army 1895 (revolver), en
/ofbijbehorende munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
zij op
of omstreeks03 februari 2015 te Heerde
één ofmeerdere wapen
(s
)van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
zij op
of omstreeks03 februari 2015 te Heerde tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1360 gram hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk gevaleen hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1360 gram hennep, althans meer dan 500 gram hennep).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van de feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van de feit 3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte was erg bang omdat zij eerder overvallen was en heeft ten aanzien van het voorhanden hebben van de wapens gehandeld vanuit een overmachtssituatie. Bovendien heeft verdachte het in huis halen van de wapens door haar partner toegelaten vanwege de grote inbreuk op haar veiligheid die zij eerder heeft moeten ervaren.
Voor psychische overmacht moet aannemelijk worden dat het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van een van buiten komende dwang, waartegen deze redelijkerwijs geen weerstand had kunnen en behoeven te bieden. Die drang moet acuut zijn en voor de dader onweerstaanbaar.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van dergelijke dwang geen sprake is geweest. Het beroep op psychische overmacht wordt daarom verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, enkel een voorwaardelijke taakstraf, eventueel gecombineerd met een andere voorwaardelijke strafsoort, op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie, stroomstootwapens en een hoeveelheid hennep in haar bezit heeft gehad. Uit gevoel van onveiligheid lag het geladen wapen binnen handbereik onder het bed om dit eventueel direct te kunnen gebruiken. Dit levert een onaanvaardbaar risico op het gebruik daarvan op. Bovendien kan de combinatie van wapens en drugs gevaarlijk zijn. Bij conflicten die ontstaan over drugs wordt al snel gebruikgemaakt van (vuur)wapens.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft laten meewegen wat in vergelijkbare zaken zoal wordt opgelegd. Ook twijfelt de rechtbank er niet aan dat verdachtes partner de wapens heeft aangeschaft om haar te kunnen beschermen. Daarnaast heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte inmiddels de zorg heeft over twee zeer jonge kinderen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
 bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 (twee) uren in mindering worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en mr. W. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2016.
Mr. Roelink is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie Oost‑Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015137662, gesloten op 30 april 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2016.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , p. 189-190.
6.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 172.