ECLI:NL:RBGEL:2016:3347

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
4447228
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens strijd met algemene voorwaarden en niet-bewoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Nijmegen en de huurders [huurder 1] en [huurder 2]. De Gemeente Nijmegen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst voor een standplaats, omdat de huurders niet langer hun hoofdverblijf op de standplaats hadden en deze zonder toestemming aan derden in gebruik hadden gegeven. De huurders betwistten de tekortkoming en voerden aan dat de Gemeente op de hoogte was van hun woonsituatie en deze had gedoogd. De rechtbank oordeelde dat de huurders in strijd met de huurovereenkomst handelden, omdat zij sinds 30 januari 2012 niet meer op de standplaats woonden. De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vorderingen van de Gemeente Nijmegen werden toegewezen, inclusief de ontruiming van de standplaats en betaling van een vergoeding voor het gebruik van de standplaats tot aan de ontruiming. De huurders werden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 4447228 \ CV EXPL 15-4821 \ 428 \ 858
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Nijmegen
zetelende te Nijmegen
gemachtigde mr. C.W.J. Raaimakers
eisende partij
tegen

1.[huurder 1]

2. [huurder 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. K. Megens-van Mierlo
gedaagde partijen
Partijen worden hierna Gemeente Nijmegen en [huurder 1] en [huurder 2] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 oktober 2015 en de daarin genoemde processtukken
- de gefaxte brief van 24 november 2015 van de gemachtigde van [huurder 1] en [huurder 2] , met een productie ten behoeve van de comparitie
- de comparitie van partijen van 26 november 2015.

2.De feiten

2.1
Gemeente Nijmegen verhuurt de standplaats op het adres [adres] aan [huurder 1] en [huurder 2] . Op de huurovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden Huurovereenkomst woonwagens van toepassing.
2.2
In de huurovereenkomst, die door [huurder 1] en [huurder 2] en Gemeente Nijmegen is ondertekend op respectievelijk 24 juni 2005 en 22 augustus 2005, staat voor zover hier van belang onder meer het volgende.
“1. De huur wordt geacht te zijn ingegaan per 1 juli 2004. (…)”
(…)
3. De huurder kiest voor de uitvoering van deze overeenkomst zijn hoofdverblijf op de standplaats. Huurder is dan ook verplicht de woonwagen op de standplaats tot zijn hoofdverblijf te hebben en te houden.
(…)
5. Het is huurder verboden het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden onder te verhuren of in (mede)gebruik te geven zonder schriftelijke toestemming van verhuurder.”
2.3
In artikel 5.2 van de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
“Huurder zal de woonwagen en de standplaats zelf gebruiken en er zijn hoofdverblijf hebben. Het gehuurde mag door huurder uitsluitend en bij voortduring als standplaats voor één woonwagen, bestemd voor gebruik als woonruimte, gebruikt worden.”
2.4
In artikel 5.4 van de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
“Huurder zal niet zonder toestemming van verhuurder de woonwagen of de standplaats onderverhuren, in gebruik geven of op de standplaats een andere wagen of een bouwwerk plaatsen dat wordt of kan worden bewoond.”
2.5
Bij brief van 7 juni 2013 heeft Gemeente Nijmegen aan de dochter van [huurder 1] en [huurder 2] , mevrouw [naam dochter] (hierna ook: de dochter) bericht dat uit haar administratie is gebleken dat de dochter van [huurder 1] sinds 26 april 2006 woonachtig is aan het adres [adres] en dat haar ouders daar sinds 30 januari 2012 niet meer wonen.
In haar brief meldt Gemeente Nijmegen dat een wijziging tenaamstelling van het huurcontract onder voorwaarden mogelijk is, indien [huurder 1] en [huurder 2] hun dochter (en haar partner, de heer [naam partner] ) schriftelijk voordragen als nieuwer huurder. Gemeente Nijmegen wijst er daarbij op dat [naam dochter] en [naam partner] onder meer dienen te voldoen aan het toewijzingscriterium dat geen van beiden over de voorafgaande vijf jaar een strafblad heeft.
2.6
Gemeente Nijmegen, Politie Oost-Nederland en woonstichting Talis zijn op 25 juni 2014 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan die betrekking heeft op ‘het woonwagencentrum’ gelegen in de wijk Leuvensbroek in Nijmegen, waaronder ook de onderhavige standplaats valt. In de samenwerkingsovereenkomst is onder meer, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
“(…)

In dit gebied vindt aantoonbaar en bovengemiddeld overlast plaats, bestaande uit verstoring van de openbare orde, vernielingen, overlast aan omwonenden en criminele activiteiten. Dit kan in verband gebracht worden met bewoners aan wie hier in het verleden een woning of standplaats is toegewezen en/of hun bezoekers. Onder bewoners vallen ook gezinsleden, onderhuurders en dergelijke;

Politie wil samen met de Gemeente en Talis een samenwerkingsovereenkomst sluiten, met als doel: de invloed van crimineel gedrag op de veiligheid en leefbaarheid in het gebied van het woonwagencentrum terug te dringen door aspirant-huurders en personen die samen met aspirant-huurders zullen verblijven op de gehuurde standplaats of woning te screenen op strafrechtelijke antecedenten (m.n. in relatie tot diefstal, woninginbraak, heling, drugsgerelateerde delicten en fraude) en de Gemeente/Talis op grond van die screening een advies geven wat betreft de wenselijkheid van vestiging in dit gebied. Dit ter voorkoming van cumulatie van risicofactoren;

(…)
Indien sprake is van politiegegevens ten aanzien van een woningaanvrager, waarbij de Politie van oordeel is dat in het licht van de problematieken er sprake is van een verhoogd veiligheidsrisico, brengt zij een zogenaamd “negatief woonadvies politie” uit aan de Gemeente en Talis, zonder daarbij de onderliggende antecenten te vermelden.
(…)
Ten aanzien van de gegevensuitwisseling worden de volgende bepalingen in acht genomen:
(…)
6. In haar afweging over een positief dan wel negatief woonadvies baseert de Politie zich op bovengenoemde criminele antecedenten van de vijf voorafgaande jaren uit de politieregisters HKS en BVH.
(…)
9. Voor de motivatie van een negatief advies kan de aspirant-huurder zich wenden tot de adviserende politie-ambtenaar.
(…)”
2.7
[huurder 1] en [huurder 2] hebben bij brief van 13 juni 2013 hun dochter en haar partner voorgedragen als nieuwe huurders van de onderhavige standplaats.
2.8
Op 22 april 2015 schrijft Gemeente Nijmegen, voor zover hier van belang, onder meer het volgende aan [huurder 1] .
“Medio 2013 heeft de gemeente Nijmegen geconstateerd dat u sinds 30 januari 2012 niet meer woonachtig bent aan de door u gehuurde standplaats aan de [adres] . Uw gehuurde standplaats wordt sinds 2006 (mede) bewoond door uw dochter met haar gezin. De gemeente heeft hiervoor als verhuurder geen toestemming gegeven.
Op grond van de huurovereenkomst dient u het gehuurde als uw hoofdverblijf te hebben en te houden en verder is het op grond van de huurovereenkomst niet toegestaan om het gehuurde aan een ander in gebruik te geven of onder te verhuren. U handelt dus in strijd met uw huurovereenkomst.
Ondanks dat u in strijd met de huurovereenkomst handelt heeft de gemeente u in de gelegenheid gesteld om uw dochter met haar partner als nieuwe huurder voor de standplaats voor te dragen. Zij zouden de standplaats in huur kunnen krijgen mits ze voldoen aan de voorwaarden zoals de gemeente die stelt bij verhuur van standplaatsen aan de [adres] . Deze voorwaarden zijn dat zij inkomen uit arbeid moeten hebben en over de laatste 5 jaren geen antecedenten.
Uit onderzoek blijkt echter dat uw dochter en/of haar partner niet voldoen aan de hierboven gestelde voorwaarden. Dit betekent dat zij niet voor huur van standplaats [adres] in aanmerking komen. Zij moeten de standplaats verlaten. (…)
Geheel onverplicht biedt de gemeente Nijmegen u nog eenmaal de gelegenheid om een andere kandidaat huurder voor de standplaats voor te dragen. Dit voorstel dient u uiterlijk een maand na dagtekening van deze brief schriftelijk bij de gemeente Nijmegen (t.a.v. de heer [naam medewerker] ) kenbaar te maken. Ook voor deze kandidaat huurder gelden de hierboven aangegeven voorwaarden dat hij/zij inkomen uit arbeid moet hebben en over de laatste 5 jaar geen antecedenten.
Indien de gemeente Nijmegen binnen de hierboven aangegeven termijn geen nieuw voorstel van u heeft ontvangen en/of de huurder die u voordraagt niet voldoet aan de hierboven gestelde voorwaarden dient u de standplaats leeg (ontdaan van de woonwagen) aan de gemeente Nijmegen op te leveren.”
2.1
De gemachtigde van Gemeente Nijmegen heeft bij brief van 18 juni 2015, voor zover hier van belang, onder meer het volgende geschreven aan [huurder 1] en [huurder 2] .
“Zoals gezegd heeft de gemeente Nijmegen uw brief van13 juni 2013begrepen als een opzegging van de huurovereenkomst wegens niet-bewoning. Omdat er evenwel tot op heden geen nieuwe huurder door u is voorgedragen waarmee de gemeente daadwerkelijk een nieuwe huurovereenkomst kan aangaan, zou er onduidelijkheid kunnen blijven bestaan over de daadwerkelijke einddatum van uw verplichtingen uit de huurovereenkomst. Omdat contractueel is bepaald dat u bij opzegging een opzegtermijn van één maand heeft, gaat de gemeente er voorshands vanuit dat de huurovereenkomst met u per1 augustus 2013is geëindigd.
Teneinde verdere onduidelijkheid over de einddatum van uw huurovereenkomst weg te nemen, en voor zover nodig, zeg ik hierbij echter namens de gemeente Nijmegen de huurovereenkomst op tegen 1 juli 2015. De reden voor deze opzegging is gelegen in het feit dat u zich niet gedraagt zoals het een goed huurder betaamt. U heeft immers in strijd met de huurovereenkomst en de wet sedert (in ieder geval) 30 januari 2012 niet uw hoofdverblijf in het gehuurde. Bovendien heeft u zonder schriftelijke toestemming van de gemeente het gehuurde volledig onderverhuurd, althans volledig in gebruik gegeven, aan derden. Het voorgaande laat onverlet dat de gemeente van oordeel is dat u zelf reeds op 13 juni 2013 uw huurovereenkomst heeft opgezegd.
(…)
Aangezien inmiddels is vast komen te staan dat uw dochter en haar gezin niet in aanmerking komen voor huur van de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] , zal de gemeente zoals gezegd voortgaan met beëindiging van de huurovereenkomst en het ontruimen van de standplaats.
(…)
U kunt een gerechtelijke procedure en daarmee veroordeling tot betaling van de schade enkel voorkomen door mee te werken aan een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden per1 augustus 2015. U hebt dan nog tot 1 augustus 2015 de tijd om het gehuurde in goede en oorspronkelijke staat, geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt en onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde aan de gemeente op te leveren.”
2.11
[huurder 1] en [huurder 2] hebben niet ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van de standplaats.
2.12
Op 26 november 2015 is in de onderhavige zaak, gelijktijdig met de zaak onder nummer 4379701 CV EXPL 15-4320 tussen Gemeente Nijmegen als eisende partij en [naam dochter] en [naam partner] als gedaagde partijen, een comparitie van partijen gehouden als bepaald in het tussenvonnis van 16 oktober 2015.

3.De vordering en het verweer

3.1
Gemeente Nijmegen vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. de huurovereenkomst tussen de gemeente en [huurder 1] en [huurder 2] met betrekking tot de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] ontbindt;
b. [huurder 1] en [huurder 2] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met al de hunnen en al het hunne, die standplaats vrij van gebruik en gebruiksrechten in goede staat geheel leeg en ontruimd conform de huurovereenkomst aan de gemeente op te leveren, de sleutels van de op die standplaats aanwezige berging aan de gemeente af te geven en die standplaats na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden, met machtiging van de gemeente om die ontruiming en dat ontruimd en verlaten houden desnoods zelf op kosten van [huurder 1] en [huurder 2] te bewerkstelligen, voor welke kosten [huurder 1] en [huurder 2] aansprakelijk zijn met gelasting van [huurder 1] en [huurder 2] deze kosten alsdan aan de gemeente op eerste verzoek te voldoen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
c. [huurder 1] en [huurder 2] veroordeelt tot betaling van een vergoeding van € 161,56 per maand of gedeelte daarvan voor de periode totdat [huurder 1] en [huurder 2] volledig hebben voldaan aan het bepaalde onder b;
subsidiair
d. het tijdstip vaststelt waarop de huurovereenkomst tussen de gemeente en [huurder 1] en [huurder 2] met betrekking tot de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] eindigt en [huurder 1] en [huurder 2] veroordeelt om tegen dat tijdstip de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met al de hunnen en al het hunne, die standplaats vrij van gebruik en gebruiksrechten in goede staat geheel leeg en ontruimd conform de huurovereenkomst aan de gemeente op te leveren, de sleutels van de op die standplaats aanwezige berging aan de gemeente af te geven en die standplaats na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden, met machtiging van de gemeente om die ontruiming en dat ontruimd en verlaten houden desnoods zelf op kosten van [huurder 1] en [huurder 2] te bewerkstelligen, voor welke kosten [huurder 1] en [huurder 2] aansprakelijk zijn met gelasting van [huurder 1] en [huurder 2] deze kosten alsdan aan de gemeente op eerste verzoek te voldoen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
e. [huurder 1] en [huurder 2] veroordeelt tot betaling van een vergoeding van € 161,56 per maand of gedeelte daarvan voor de periode totdat [huurder 1] en [huurder 2] volledig hebben voldaan aan het bepaalde onder d;
primair en subsidiair
f. [huurder 1] en [huurder 2] ieder voor zich en gezamenlijk hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling, alsmede tot betaling van de nakosten ad € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, met een bedrag van € 199,00 en de eventuele verdere executiekosten.
3.2
Gemeente Nijmegen baseert haar vorderingen op de vaststaande feiten en op de volgende, zakelijk weergegeven, stellingen.
Gemeente Nijmegen heeft medio 2013, tijdens een onderzoek naar tenaamstelling van huurovereenkomsten en daadwerkelijke bewoning, geconstateerd dat [huurder 1] en [huurder 2] de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] , dat aan hen met ingang van 1 januari 2004 wordt verhuurd, hebben verlaten en zonder toestemming van Gemeente Nijmegen volledig in gebruik hebben gegeven aan hun dochter en haar partner. Nadat zij hiermee bekend is geworden, heeft Gemeente Nijmegen [huurder 1] en [huurder 2] bij brief van 7 juni 2013 in de gelegenheid gesteld om hun dochter en haar partner als nieuwe huurders voor te dragen, echter wel op de voorwaarden dat [naam dochter] en/of [naam partner] een vast inkomen genieten en dat zij in de laatste vijf jaar geen criminele antecedenten mogen hebben. [huurder 1] en [huurder 2] hebben hun dochter en haar partner als nieuwe huurders voorgedragen, maar aangezien uit politieonderzoek uit 2015 is gebleken dat [naam partner] in de laatste vijf jaar twee antecedenten op zijn naam heeft staan, is Gemeente Nijmegen niet bereid een huurovereenkomst met [naam dochter] en [naam partner] te sluiten. Gemeente Nijmegen heeft [huurder 1] en [huurder 2] op 22 april 2015 een termijn van één maand gegeven om een andere aspirant- huurder voor de standplaats voor te dragen. Omdat [huurder 1] en [huurder 2] geen andere huurder hebben voorgedragen, heeft de gemachtigde van Gemeente Nijmegen [huurder 1] en [huurder 2] in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen per 1 augustus 2015, met ontruiming van het gehuurde. Aangezien [huurder 1] en [huurder 2] hiermee niet hebben ingestemd, vordert Gemeente Nijmegen thans primair ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de standplaats, op grond van de wet en de algemene voorwaarden, wegens tekortkoming van [huurder 1] en [huurder 2] van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Subsidiair vordert Gemeente Nijmegen dat de kantonrechter een datum vaststelt waarop de huurovereenkomst eindigt in verband met opzegging door Gemeente Nijmegen.
3.3
[huurder 1] en [huurder 2] voeren gemotiveerd verweer. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna zo nodig in.

4.De beoordeling

4.1
[huurder 1] en [huurder 2] betwisten primair dat er van hun zijde sprake is van een tekortkoming. Zij voeren, kort samengevat, aan dat Gemeente Nijmegen van begin af aan op de hoogte is geweest van het feit dat zij in 2006 zijn verhuisd naar de [adres 2] en dat zij vervolgens hun dochter en haar partner de standplaats in gebruik hebben gegeven. Formeel was het toen echter nog niet mogelijk de tenaamstelling van het huurcontract te wijzigen. [huurder 1] en [huurder 2] betwisten gemotiveerd dat zij pas per 30 januari 2012, de datum van inschrijving op hun nieuwe adres, zijn gaan wonen aan de [adres] . Gemeente Nijmegen heeft al in 2005 meegedeeld dat bewoning van [naam dochter] en haar partner op de standplaats geen probleem was en dat alles na de mutatiestop geformaliseerd kon worden. De dochter van [huurder 1] en [huurder 2] is vanaf juli 2005 de huur van de standplaats gaan betalen en zij en haar partner hebben zich ingeschreven op het onderhavige adres. Nu Gemeente Nijmegen heeft ingestemd met de huidige woonsituatie, en het gebruik van de standplaats door [naam dochter] en [naam partner] derhalve al die jaren gedoogd heeft, kan van slecht huurderschap of van enige tekortkomingen van de zijde van [huurder 1] en [huurder 2] geen sprake zijn.
Subsidiair voeren [huurder 1] en [huurder 2] gemotiveerd aan dat, mocht de kantonrechter oordelen dat wel sprake is van een tekortkoming, deze tekortkoming, gelet op haar bijzondere aard, de ontbinding niet rechtvaardigt.
Verder voeren [huurder 1] en [huurder 2] aan dat, nu geen sprake is van slecht huurderschap, er ook geen grond voor de opzegging aanwezig is, zodat ook de vordering tot het vaststellen van een datum dat de huurovereenkomst eindigt afgewezen dient te worden.
Tot slot voeren [huurder 1] en [huurder 2] aan dat de vorderingen van Gemeente Nijmegen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Daartoe voeren zij gemotiveerd aan dat Gemeente Nijmegen nooit heeft geprotesteerd of opgetreden tegen het feit dat [naam dochter] en [naam partner] op de standplaats wonen, dat Gemeente Nijmegen geen voortvarendheid heeft betracht bij het antecedentenonderzoek naar [naam dochter] en [naam partner] en dat de antecedenten van [naam partner] geen verband houden met woonzaken, terwijl een medewerker van Gemeente Nijmegen heeft meegedeeld dat juist antecedenten in relatie tot woonzaken van belang zijn voor de acceptatie van nieuwe huurders.
4.2
De kantonrechter overweegt het volgende.
Dat Gemeente Nijmegen in 2005/2006 toezeggingen zou hebben gedaan ten aanzien van de overname van de huurovereenkomst en/of de bewoning van [naam dochter] en haar partner in het gehuurde zou hebben gedoogd, is uitdrukkelijk betwist door Gemeente Nijmegen. Hiertegenover hebben [huurder 1] en [huurder 2] de door hun gestelde toezeggingen van Gemeente Nijmegen niet onderbouwd noch geconcretiseerd aan de hand van namen en data. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een harde toezegging van Gemeente Nijmegen dan ook geen sprake. Dit strookt bovendien met het feit dat in verband met een mutatiestop, die is opgeheven op 2 april 2013, de tenaamstelling van het huurcontract niet kon worden gewijzigd. Evenmin staat vast dat de verhuizing van [huurder 1] en [huurder 2] naar [adres 2] vóór 30 januari 2012 bekend was bij de gemeente. Dat hun dochter per 26 april 2006 staat ingeschreven op het adres doet hieraan niet af. Uit de enkele inschrijving op een adres vloeit immers niet een contractsovername voort. Dat [naam dochter] vanaf juli 2005 de huur is gaan betalen leidt niet tot het oordeel dat erop mocht worden vertrouwd dat Gemeente Nijmegen daarmee op de hoogte was of had moeten zijn dat niet de [huurder 1] en [huurder 2] maar [naam dochter] en [naam partner] hun hoofdverblijf hebben op de standplaats.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Gemeente Nijmegen voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij pas per medio 2013, althans kort voor verzending van de brief van 7 juni 2013, kennis heeft genomen van het feit dat [naam dochter] en haar gezin de woning aan de [adres] in gebruik hebben.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat [huurder 1] en [huurder 2] thans niet meer hun hoofdverblijf hebben op voornoemd adres. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [huurder 1] en [huurder 2] dan ook gehandeld in strijd met artikel 5 van de huurovereenkomst en de artikelen 5.2 en 5.4 van de algemene voorwaarden, zodat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dat Gemeente Nijmegen [huurder 1] en [huurder 2] eerst in de gelegenheid heeft gesteld hun dochter en haar partner als nieuwe huurders voor te dragen en, toen dat niet doorging, hen vervolgens een termijn van een maand heeft gegeven een andere huurder voor te dragen, waarvan [huurder 1] en [huurder 2] geen gebruik hebben gemaakt, maakt die tekortkoming niet ongedaan.
4.4
Ten aanzien van het subsidiaire verweer dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt en dat de gevorderde ontbinding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, overweegt de kantonrechter het volgende.
De kantonrechter volgt Gemeente Nijmegen in haar stelling dat, gelet op het haar gevoerde algemeen beleid ter zake van woonwagencentra, voor iedere nieuwe aspirant-huurder aan de [adres] een screening plaatsvindt en dat [naam dochter] en [naam partner] , in het licht van het voorgaande, in juni 2013 terecht door Gemeente Nijmegen als nieuwe aspirant-huurders zijn aangemerkt. Conform dit beleid van Gemeente Nijmegen heeft een antecedentenonderzoek plaatsgevonden, waarmee [naam dochter] en [naam partner] akkoord zijn gegaan.
In de samenwerkingsovereenkomst, die naar het oordeel van de kantonrechter leidend is, is het doel van het antecedentenonderzoek bepaald, namelijk:
de invloed van crimineel gedrag op de veiligheid en leefbaarheid in het gebied van het woonwagencentrum terug te dringen door aspirant-huurders en personen die samen met aspirant-huurders zullen verblijven op de gehuurde standplaats of woning te screenen op strafrechtelijke antecedenten (m.n. in relatie tot diefstal, woninginbraak, heling, drugsgerelateerde delicten en fraude).
Uit de (niet-limitatief) genoemde antecedenten blijkt dat, anders dan hetgeen [huurder 1] en [huurder 2] hierover aanvoeren, niet enkel antecedenten in relatie tot woonzaken van belang zijn voor de acceptatie van nieuwe huurders. Ten aanzien van het verweer dat Gemeente Nijmegen (bewust) twee jaar heeft gewacht met het antecedentenonderzoek, overweegt de kantonrechter dat van een doelbewust handelen van Gemeente Nijmegen met het oogmerk [naam dochter] en [naam partner] te benadelen niet is gebleken en hiervoor onvoldoende is gesteld. De kantonrechter passeert het verweer van [huurder 1] en [huurder 2] dat Gemeente Nijmegen nooit heeft geprotesteerd of opgetreden tegen de huidige woonsituatie, aangezien Gemeente Nijmegen, zoals in rechtsoverweging 4.2 overwogen, van die situatie niet eerder dan per medio 2013 op de hoogte was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [huurder 1] en [huurder 2] niet slagen in hun subsidiaire verweer.
Met het oog de redelijkheid en billijkheid acht de kantonrechter verder relevant dat Gemeente Nijmegen [huurder 1] en [huurder 2] in de gelegenheid heeft gesteld hun dochter en haar partner als huurders voor te dragen en hen vervolgens een termijn van een maand heeft verleend voor het vinden van een andere huurder en dat Gemeente Nijmegen aan [naam dochter] en [naam partner] een termijn van vier maanden heeft gegeven om andere huisvesting te vinden.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat de tekortkoming van [huurder 1] en [huurder 2] de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De primaire vordering wordt daarom toegewezen.
4.5
Gemeente Nijmegen heeft ook in de procedure tegen [naam dochter] en [naam partner] de ontruiming van de standplaats gevorderd en betaling van een vergoeding van € 161,56 per maand voor zolang [naam dochter] en [naam partner] niet tot ontruiming overgaan. De kantonrechter wijst dan ook jegens [huurder 1] en [huurder 2] de gevorderde ontruiming en betaling van de vergoeding toe, voor zover zou blijken dat [huurder 1] en [huurder 2] het gehuurde zelf in gebruik hebben. De kantonrechter ziet aanleiding de termijn van ontruiming op vier weken na betekening van dit vonnis te stellen.
4.6
De door Gemeente Nijmegen gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren wordt afgewezen, nu artikel 556 lid 1 Rv voorschrijft dat een gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging voor het inroepen van de hulp van de sterke arm. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.7
[huurder 1] en [huurder 2] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten dragen. De gevorderde nakosten (en de eventuele verdere executiekosten), zullen worden begroot op een totaalbedrag van € 100,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 100,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
ontbindt de huurovereenkomst tussen Gemeente Nijmegen en [huurder 1] en [huurder 2] met betrekking tot de standplaats aan de [adres] te [woonplaats] ;
5.2
veroordeelt [huurder 1] en [huurder 2] , voor zover zij het gehuurde zelf in gebruik hebben, om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning met alles wat van [huurder 1] en [huurder 2] is en ieder die bij [huurder 1] en [huurder 2] hoort, te verlaten en te ontruimen, verlaten en ontruimd te houden en de sleutels af te geven aan Gemeente Nijmegen;
5.3
veroordeelt [huurder 1] en [huurder 2] , voor zover zij het gehuurde zelf in gebruik hebben, tot betaling van een bedrag van € 161,56 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [huurder 1] en [huurder 2] de woning in gebruik hebben tot aan de ontruiming;
5.4
veroordeelt [huurder 1] en [huurder 2] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Gemeente Nijmegen begroot op € 98,13 aan dagvaardingskosten, € 116,00 aan griffierecht, € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van volledig betaling, en € 100,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.C. Leemreize en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter mr. S.H. Bokx-Boom op