ECLI:NL:RBGEL:2016:3335

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
05/880925-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van stalking en laster door rechtbank Gelderland na onterecht beschuldigingen van pedofilie

Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man en een vrouw uit Winsum, die beschuldigd werden van stalking en laster. De man had onder valse namen contact opgenomen met zakelijke relaties van de aangever en hen verteld dat zijn dochter seksueel was misbruikt op het terrein van de KNHS. Ook had hij e-mails en brieven gestuurd met beschuldigingen van pedofilie, inclusief persoonlijke foto's van de aangever. De vrouw had soortgelijke berichten verspreid. Ondanks de bekentenissen van de man en de erkenning van de vrouw dat zij had gebeld, oordeelde de rechtbank dat stalking niet bewezen kon worden. De rechtbank vond het van belang dat de meeste communicatie niet rechtstreeks naar de aangever was gericht, maar naar derden. De rechtbank concludeerde dat de frequentie en intensiteit van de handelingen onvoldoende waren om te spreken van stalking. De man werd ook vrijgesproken van laster, omdat uit de getuigenverklaringen niet kon worden afgeleid dat hij de beschuldigingen had geuit in de ten laste gelegde periode. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk voor de vervolging van de feiten die betrekking hadden op de medewerkers van de aangever, omdat deze niet zelf een klacht hadden ingediend. De zaak benadrukt het belang van het klachtvereiste in zaken van belaging en de noodzaak voor voldoende bewijs van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880925-15
Datum uitspraak : 17 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. P.P. Verdoorn, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 3 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober
2013 tot en met 11 september 2014 te Winsum en/of Ermelo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft/hebben gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of een of meer personeelsleden
van de [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), in elk geval
van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of dat/die personeelslid/leden
van de [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen, immers
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) deze [slachtoffer 1] en/of een
of meer (partner(s) van) personeelslid/leden van de [slachtoffer 2] veelvuldig/meermalen
(ongewenst) telefonisch benaderd, in welke gesprekken onder meer is
gezegd: "Er op het terrein van de [slachtoffer 2] door een pachter van de [slachtoffer 2] , zijnde
een visboer, sprake is geweest van kindermisbruik", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) deze [slachtoffer 1] en/of een
of meer personeelslid/leden van de [slachtoffer 2] veelvuldig/meermalen (een)
poststuk(ken) gestuurd inhoudende (onder meer) de tekst(en): "De heer [naam 1]
heeft meerdere malen mijn minderjarige dochter sexuel aangetaste" en/of "De
heer [naam 1] van ' [naam 2] ' heeft sexueel contact
gehad met mijn dochter van veertien (14) op uw privé terrein waar de [slachtoffer 2]
organiseert alle evenementen" en/of "Het lijk me sterk dat een meisje van die
leeftijd kan zomaar genomen door iemand voor een doel; sexueel contact in een
caravan die op uw privé terrein staat voor maanden lang dat hij ( [naam 1] )
gebruikt als saap/woning caravan" en/of "Ik hope dat u iets ondernemen tegen
deze pedofiel want mijn dochter is erg slecht aan toe", althans berichten van
dergelijke aard en/of strekking en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) veelvuldig/meermalen
(ongewenst) telefonisch contact gezocht met de aan de [slachtoffer 2] verbonden advocaat
en/of een of meerdere personeelslid/leden van de [naam 3]
( [naam 3] ) en/of een of meerdere sponsor(en) en/of een
of meerdere relatie(s) van de [slachtoffer 2] in welke gesprekken onder meer is
gezegd: "Er sprake is van seksuele intimidatie, kindermisbruik en pedofilie
door een standhouder (visboer)" en/of "Er een groot kinderpornonetwerk binnen
de [slachtoffer 2] is", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2015
tot en met 04 september 2015 te Winsum en/of Ermelo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of een of meer
(personeels)lid/leden van de [slachtoffer 2]
( [slachtoffer 2] ), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of een of
meer (personeels)lid/leden van de [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets
te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
- heeft/hebben hij, verdachte, en /of zijn mededader(s) deze [slachtoffer 1] en/of
een of meer (personeels)lid/leden van de [slachtoffer 2] veelvuldig/meermalen (ongewenst)
telefonisch benaderd in welke gesprekken onder meer is gezegd:
"er kinderen op het [slachtoffer 2] centrum worden lastig gevallen met seksuele
intimidatie door [slachtoffer 1] en/of " [slachtoffer 1] een pedofiel is en kinderen
misbruikt in Ermelo", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) deze [slachtoffer 1] en/of een
of meer (personeels)lid/leden van de [slachtoffer 2] veelvuldig/meermalen (ongewenst)
poststuk(ken)gestuurd inhoudende (onder meer): (een) foto('s) van bekende
pedofiel(en) en/of familielid/leden van die [slachtoffer 1] en/of de tekst(en):
"geachte heer [slachtoffer 1] , deze man is pedofiel u zorg dat jij niet meer komen by
[slachtoffer 2] in ermelo met ijs de kinderen zijn meer lastig de naam is [naam 4]
van firma [naam 5] " en/of "deze man is de ijsboer. verkoop ijs. of patat in de
gelekar op de veld van [slachtoffer 2] de [slachtoffer 2] moet de kinderbescherming op de
accomodatie van [slachtoffer 2] de directeur [slachtoffer 1] . een [naam 9] . is
verandewoorden voor deze" en/of "deze man is pedofiel" (met een foto van
[slachtoffer 1] bijgevoegd), althans berichten van gelijke aard en/of strekking en/of
- heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) veelvuldig/meermalen
(ongewenst) telefonisch contact gezocht met een vriend van de ouders van die
[slachtoffer 1] in welke gesprekken onder meer is gezegd: "dat [slachtoffer 1] een
pedofiel is", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2013 tot en met 19 februari 2014 te Winsum en/of elders in Nederland (telkens)
opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer 3] heeft aangerand door
telastlegging van een of meer bepaalde feiten, (telkens) met het kennelijke
doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld
doel aan [naam 6] en/of [naam 7] en/of een of meer andere(n) - zakelijk
weergegeven - medegedeeld dat die [slachtoffer 3] , zijn, verdachtes dochter zou hebben
misbruikt op het terrein van de manege van de [slachtoffer 2] te Ermelo, terwijl
verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid
was/waren;
art 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 262 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover de tenlastelegging ziet op het inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van “een of meer personeelsleden van de [slachtoffer 2] , in elk geval een ander”. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat ten aanzien van die personen niet is voldaan aan het klachtvereiste.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de klacht van [slachtoffer 1] aldus moet worden uitgelegd dat hij deze tevens heeft ingediend mede voor de medewerkers. [slachtoffer 1] is directeur van de [slachtoffer 2] en wilde vanuit die hoedanigheid dat hij, noch de medewerkers zouden worden lastiggevallen.
Beoordeling door de rechtbank
Ingevolge artikel 285b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is het misdrijf van belaging slechts op klacht vervolgbaar. Ingevolge artikel 64 van het Wetboek van Strafrecht is degene tegen wie het feit is begaan tot de klacht gerechtigd.
Aan verdachte is onder 1 en 2, kort samengevat, ten laste gelegd, dat hij wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of een of meer (personeels)lid/leden van de [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), in elk geval van een ander, in de periode van 29 oktober 2013 tot en met 11 september 2014 (feit 1) en in de periode van 14 april 2015 tot en met 4 september 2015 (feit 2).
De (gewijzigde) Memorie van Toelichting (Kamerstukken 1998, 25 768 nr. 5) bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot strafbaarstelling van belaging houdt in dit verband onder meer het volgende in:
“Ondergetekenden zijn van mening dat het aan het slachtoffer is om te beoordelen of hij of zij wil dat een strafvervolging wordt ingesteld. Bij het afwegen van die keuze kan het slachtoffer ook de mogelijkheid betrekken dat eventueel intieme details naar buiten zullen worden gebracht. Dit is de reden, waarom ondergetekenden ervoor kiezen het misdrijf van belaging tot een klachtdelict te maken. Wil een slachtoffer geen klacht doen van belagen, dan staat het politie en justitie niet vrij om strafvervolging in te stellen. Door het vereiste van het indienen van een klacht wordt het slachtoffer zich er van bewust dat de strafvervolging te zijner tijd kan leiden tot een confrontatie met de belager, bijvoorbeeld ter gelegenheid van het getuigenverhoor op de openbare terechtzitting. De artt. 64 e.v. Wetboek van Strafrecht, die de indiening en intrekking van de klacht bij alleen op klacht vervolgbare misdrijven behandelen, zijn van toepassing.” (...) en “In het tweede lid van het door ons voorgestelde artikel 285b voorzien wij in een bijzondere vervolgingsgrond. Wij zijn van mening dat het misdrijf van belaging een absoluut klachtdelict behoort te zijn. Het slachtoffer moet exclusief kunnen bepalen of het Openbaar Ministerie tot vervolging van de dader mag overgaan. Zonder klacht is er in beginsel geen vervolgbaarheid. Het Openbaar Ministerie zal zonder klacht niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In het algemeen deel van de memorie van toelichting gaven wij onder nr. 6 al de reden aan. Het slachtoffer van de belaging moet zelfstandig kunnen bepalen of hij of zij geconfronteerd wil worden met de gevolgen van een strafvervolging.”
Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 november 2004 (NbSr 2004/432) volgt dat het klachtvereiste in artikel 285b Sr ertoe strekt dat het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Die gedachte zou worden ondergraven indien de ene klachtgerechtigde zou kunnen bewerkstelligen dat de mogelijkheid van strafvervolging ook zou worden geopend voor zover het feit of de feiten zijn begaan ten opzichte van zijn medeslachtoffers. De Hoge Raad oordeelt dat bij het tenlasteleggen van belaging van meerdere slachtoffers niet kan worden volstaan met één klacht.
De rechtbank stelt vast dat het dossier klachten bevat van [slachtoffer 1] ingediend op 3 september 2014 ten aanzien van feit 1 en ingediend op 18 mei 2015 ten aanzien van feit 2. Ter zake van de feiten 1 en 2 zijn door andere personen geen klachten ingediend.
Gelet op het voren overwogene kon [slachtoffer 1] slechts voor zichzelf een klacht indienen en niet ook voor personeelsleden dan wel andere derden. Het verweer van de raadsman treft dus doel. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren voor zover dit in de feiten 1 en 2 betreft de zinsnede “een of meer personeelsleden van de [slachtoffer 2] , in elk geval een ander”.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding onderzoek
Op 3 september 2014 heeft [slachtoffer 1] , algemeen directeur van de [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ), aangifte gedaan. Hij verklaarde dat de [slachtoffer 2] en de [naam 3] die eveneens op het terrein in Ermelo is gevestigd, vanaf 29 oktober 2013 een aantal keer is gebeld door een man en/of een vrouw die vertelden dat hun dochter op het terrein seksueel was lastig gevallen door de visboer. Ook is meerdere keren post ontvangen waarin [naam 8] aangeeft dat er een meisje is misbruikt.
Op 18 mei 2015 heeft [slachtoffer 1] opnieuw aangifte gedaan. Hij had van meerdere zakelijke relaties bericht ontvangen dat zij door een man en/of een vrouw waren gebeld dat sprake was van misbruik/seksuele intimidatie van kinderen op het [slachtoffer 2] -terrein. Daarbij werd onder meer de naam van aangever genoemd. [slachtoffer 1] heeft op zijn huisadres en op zijn kantooradres enveloppen ontvangen met daarin onder meer foto’s van hem, van familieleden, van [naam 4] (houder van een snackwagen) en van personen die bekend zijn met pedofilie. Ook zakelijke relaties ontvingen enveloppen met daarin foto’s van [slachtoffer 1] en de mededeling dat hij pedofiel is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 215 dagen waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht. Verder heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Hij heeft hiertoe betoogd dat verdachte geen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en dat hij betwijfelt of sprake was van stelselmatigheid. Ook is volgens de raadsman niet aangetoond dat de contacten ongewenst waren nu herhaaldelijk is geprobeerd met verdachte in contact te komen. De raadsman heeft verder betoogd dat het medeplegen niet kan worden bewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor feit 3 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachte het feit ontkent. Volgens de raadsman kan uit de getuigenverklaringen die de aangifte zouden moeten ondersteunen niet specifiek worden vastgesteld gedurende welke periode er zou zijn gebeld. Verder zouden de getuigen de stem van verdachte hebben moeten herkennen nu verdachte regelmatig contact met hen had.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht deze feiten niet bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2005 (NbSr 2005/476) kan worden afgeleid dat bij de beoordeling of sprake is van belaging van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 3 september 2014 komt naar voren dat:
  • een man dan wel een vrouw naar de [naam 3] en naar medewerkers van de [slachtoffer 2] had gebeld, omdat zijn/haar dochter tijdens een evenement seksueel zou zijn lastiggevallen door de visboer;
  • door medewerkers van [slachtoffer 2] meerdere keren is geprobeerd met de beller in contact te komen;
  • medewerkers van [slachtoffer 2] een of meer brieven hebben ontvangen over seksueel misbruik van de dochter van de afzender;
  • medewerkers van de [slachtoffer 2] zijn gebeld door zakelijke relaties omdat die zakelijke relaties waren benaderd door een persoon die onderzoek zou doen naar pedofilie bij de [slachtoffer 2] dan wel gebeld waren dat de dochter van de beller seksueel was lastig gevallen op het terrein van de [slachtoffer 2] ;
  • [slachtoffer 1] is gebeld over kindermisbruik tijdens de [naam 3] paardendagen;
  • [slachtoffer 1] is gebeld door een zakelijke relatie die was gebeld over misbruik van kinderen in de kantine van de [slachtoffer 2] .
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 3 september 2014 komt naar voren dat:
  • de [slachtoffer 2] is gemaild door zakelijke relaties die waren gebeld over misbruik van kinderen op het [slachtoffer 2] terrein dan wel dat [slachtoffer 1] pedofiel zou zijn;
  • [slachtoffer 1] twee keer op zijn privéadres en één keer op zijn kantooradres enveloppen met bescheiden heeft ontvangen, waarin onder meer foto’s van [slachtoffer 1] en zijn familie zaten en/of een foto van [naam 4] , houder van de snackwagen, en/of foto’s van personen die bekend zijn met pedofilie of daarbij zijn betrokken en/of een A4-tje met de tekst: “Deze man is een pedofiel”;
  • zakelijke relaties een enveloppe hebben ontvangen met daarin foto’s van personen die bekend zijn met pedofilie en/of een foto van aangever en/of een A4-tje met de tekst: “Deze man is een pedofiel”.
De rechtbank stelt vast dat een groot deel van de aangiftes ziet op telefoontjes, e-mails en brieven die anderen dan [slachtoffer 1] hebben ontvangen. [slachtoffer 1] is in de beide ten laste gelegde periodes slechts enkele keren rechtstreeks benaderd. Voor zover [slachtoffer 1] persoonlijk is benaderd, overweegt de rechtbank dat gelet op de geringe frequentie en intensiteit niet kan worden gesproken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
Duidelijk is dat de telefoontjes en berichten een vérstrekkende, smadelijke inhoud hebben. Te meer, nu verdachte bij de politie heeft verklaard, dat hij deze telefoontjes heeft gepleegd of doen plegen en dat hij de berichten heeft verzonden terwijl hij wist dat de informatie onjuist was. Hij deed dat toch en welbewust om zijn gram te halen vanwege een onderliggend arbeidsconflict. Verdachtes handelen kan echter niet leiden tot een bewezenverklaring van het hier ten laste gelegde strafbare feit, belaging, omdat meerdere elementen die voor belaging van toepassing zijn niet kunnen worden bewezen. Verdachte dient daarom van deze feiten te worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht ook dit feit niet bewezen en wel om meerdere redenen. Uit de getuigenverklaringen van [naam 6] en [naam 7] kan niet worden afgeleid dat verdachte de persoon is geweest die heeft gebeld. Evenmin kan uit de verklaringen worden afgeleid dat de telefoongesprekken hebben plaatsgevonden binnen de ten laste gelegde periode. De in de verklaringen genoemde periodes zijn daarvoor te weinig concreet. Gelet op het voorgaande zal verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.

4. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 48.535,- voor materiële schade en € 750,- voor immateriële schade, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag voor immateriële schade toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de materiële schade heeft zij gesteld dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat de vordering toekomstige schade betreft en onvoldoende is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij bepleit gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

5.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van de feiten 1 en 2 voor zover dit betreft de zinsnede “een of meer personeelsleden van de [slachtoffer 2] , in elk geval een ander”;
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • verklaart de
  • heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2016.
Mr. Van der Mei en mr. Jacobs zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/880925-15
Uitspraak d.d.: 17 juni 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 17 juni 2016.
Tegenwoordig:
mr. Van der Mei , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Hoesstee , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Napels,
wonende te [adres] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. P.P. Verdoorn, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,