ECLI:NL:RBGEL:2016:3298

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
274886
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en bewijslevering in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 mei 2016 uitspraak gedaan over een geschil betreffende een erfdienstbaarheid van weg. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D.J.W. van der Stoep, vorderde een verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg was ontstaan, die haar het gebruik van de toegangsweg naar haar perceel toestond. Gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.J. Emmen, betwistten deze vordering en stelden dat de weg nooit met zware motorvoertuigen was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in haar bewijslevering was geslaagd. De door haar overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen waren te onbepaald en gedaagden hadden de inhoud daarvan gemotiveerd weersproken. De rechtbank concludeerde dat de weg in het verleden incidenteel door eiseres of haar rechtsvoorgangers was gebruikt met een tractor en een paardenwagen, maar niet met zware motorvoertuigen zoals vrachtwagens of landbouwmachines. De rechtbank verklaarde voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg was ontstaan, maar met de beperking dat het gebruik met zware motorvoertuigen niet is toegestaan. Daarnaast werd gedaagden opgedragen een slagboom te verwijderen die op de erfgrens van het perceel van eiseres was geplaatst. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/274886 / HA ZA 14-681
Vonnis van 25 mei 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.D.J.W. van der Stoep te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.H.J. Emmen te Soest.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 september 2015
  • de akte overlegging producties namens [eiseres]
  • de antwoordakte namens [gedaagden]
  • het proces-verbaal van tegengetuigenverhoor van 14 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en volhardt in hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 2 september 2015. In dat tussenvonnis is [eiseres] bewijs opgedragen van haar stelling dat de erfdienstbaarheid (de weg) door haar en haar rechtsvoorgangers is gebruikt met zware motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen. [eiseres] heeft als bewijsstukken zeven schriftelijke verklaringen overgelegd van omwonenden en haar tuinman. Zij heeft voorts een aantal foto’s overgelegd uit 1991 en 2015. Bij antwoordakte hebben [gedaagden] schriftelijke verklaringen overgelegd van de heer en mevrouw [naam 1] en van zichzelf. Voorts hebben zij zichzelf en de heer [naam 2] als getuigen doen horen. Partijen hebben vervolgens afgezien van het nemen van een conclusie na getuigenverhoor en vonnis gevraagd.
2.2.
De zeven door [eiseres] overgelegde verklaringen hebben steeds dezelfde inhoud, namelijk:
“Naam
Adres
Woonplaats
Datum
Bij deze verklaar ik dat ik sinds ………getuige ben geweest van het gebruik van het oprijpad naar perceel [adres 1] te [woonplaats] voor alle verkeer inclusief vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen (o.a. door ondergetekende zelf)
Handtekening”
De verklaringen zijn ingevuld en ondertekend door [naam 3] (1955), [naam 4] (1960), [naam 5] (1960), [naam 6] (1960), [naam 7] (1976), [naam 8] (1975) en [naam 9] (2013). Op de stippellijn is steeds een jaartal ingevuld. Dat jaartal is hiervoor tussen haakjes vermeld achter de naam van degene die de verklaring heeft ingevuld
2.3.
[gedaagden] hebben de door [eiseres] overgelegde verklaringen gemotiveerd weersproken.
2.4.
De [gedaagde 1] heeft in het tegengetuigengehoor het volgende verklaard:
“Ik woon sinds 17,5 jaar op de [adres 2] . Voordat [eiseres] op het perceel [adres 1] ging wonen, woonde daar de familie [naam 10] . Toen wij er kwamen wonen waren de heer en mevrouw [naam 10] al gepensioneerd. Zij gebruikten de toegangsweg tot hun perceel eenmaal per week met een personenauto om boodschappen te doen en zij gingen ook één keer per week naar de kerk met de personenauto. Ongeveer twee keer per jaar werden er pinkjes gebracht met een tractor en een kleine aanhanger. De laatste jaren kwam er twee keer per dag thuiszorg voor mevrouw [naam 10] met de personenauto. Het bezoek van familie [naam 10] kwam op de fiets of met de personenauto. [naam 10] had hobbymatig twee of drie kalfjes. Voor zijn pensioen was [naam 10] volgens mij rijschoolhouder. Dat was niet op de [adres 3] gevestigd.
Toen [eiseres] op het perceel kwam wonen, werd de weg gebruikt met een personenauto. Ook wordt de weg door [eiseres] gebruikt met een paardenauto waar één of twee paarden in kunnen. Daar heb ik geen bezwaar tegen.
[naam 3] gebruikt de toegangsweg met een personenauto of een hobbytrekker. Eenmaal heb ik ook een auto met hout erop gezien. Ook komt het voor dat zijn trekker wordt opgehaald met een vrachtautootje waar de trekker wordt opgeladen.
Zelf maak ik gebruik van de weg met een personenauto en met mijn eigen trekker. Eenmaal per jaar komt er een grijper die het tuinafval ophaalt. Dat is geen zwaar materieel.
Op vragen van mr. Emmen antwoord ik
Het perceel van [eiseres] was ook niet ingericht om er met zwaar materieel naartoe te kunnen. Er was een haakse bocht naar links en er waren coniferen en fruitbomen aan weerszijde van de weg. U kunt dat zien op de foto bij productie 1 van de antwoordakte.
Op vragen van mr. Van der Stoep antwoord ik
Mr. Van der Stoep houdt mij voor dat de heer [naam 4] woont aan de [adres 4] . Zij vraagt mij of het klopt dat [naam 4] tegen mij heeft verklaard zoals is vermeld onder punt 9 van mijn antwoordakte van 14 oktober 2015. Ik kan me dat zo woordelijk niet herinneren, maar dat van de hooiwagen en het brengen van de pinken heb ik zelf al verklaard.
Mr. Van der Stoep vraagt mij voorts of het klopt dat [naam 5] (punt 10 van mijn antwoordakte) hetzelfde heeft verklaard als [naam 4] . Ik ben niet bij de heer [naam 4] en de heer [naam 5] geweest naar aanleiding van de getuigenverklaring die zij hebben afgelegd op papier en die zijn overgelegd als productie bij de akte van [eiseres] .
De heer [naam 8] heeft een of twee keer per jaar voor familie [naam 10] gehooid of gegierd.”
2.5.
Mevrouw [gedaagde 2] heeft in het tegengetuigengehoor het volgende verklaard:
‘Ik woon ook al 17,5 jaar op de [adres 2] . Het gebruik van de toegangsweg door familie [naam 10] is zoals mijn man zojuist al heeft verklaard steeds geweest met een personenauto of de fiets. Een paar keer per jaar kwam er een trekker om beesten te brengen en om te hooien en te gieren bij [naam 10] .
De familie [eiseres] gebruikt de weg met een personenauto en een klein vrachtautootje voor een of twee paarden.
De heer [naam 3] woont niet op het perceel maar heeft daar alleen een schuur. Hij komt daar een keer per week en in de wintermaanden een keer per maand of per twee maanden. Hij knutselt dan aan de trekker die op zijn perceel staat en hij voert ook weleens klussen uit met de trekker voor anderen. Dat is altijd zo geweest in de periode dat ik aan de [adres 3] woon.
Ik zelf gebruik de toegangsweg eigenlijk nooit. Ik rijd met mijn auto alleen naar de oprit van mijn eigen huis. Mijn man gebruikt de toegangsweg wel met een personenauto met een karretje erachter of met een kleine trekker.
Op vragen van mr. Van der Stoep antwoord ik
Ik heb de heren [naam 4] , [naam 5] en [naam 8] niet gesproken naar aanleiding van de verklaringen die zij hebben afgelegd en die zijn overgelegd bij de akte van [eiseres] .”
2.6.
De heer [naam 2] heeft in het tegengetuigengehoor het volgende verklaard:
“Ik ben de schoonzoon van familie [naam 11] , de rechtsvoorgangers van [gedaagden] .
Ik weet dat het gaat om de toegangsweg van de [adres 3] naar het perceel waar destijds familie [naam 10] woonde. Over deze weg is geen zwaar verkeer gegaan. Ik heb deze weg zelf aangelegd met hulp van stratenmakers. Een kleine vrachtauto met veevoer kon op die weg komen maar geen grote vrachtwagens.
Bij het perceel [naam 10] hield de weg op. Er kon geen groot materiaal op het perceel [naam 10] komen omdat er op zijn perceel sprake was van een s-bocht en bij de eerste bocht stond er een boom. Met een personenauto kon je het erf [naam 10] wel oprijden maar niet met een grotere auto. De bevoorrading [naam 10] vond plaats met een kleine auto met een laadbak. [naam 10] kocht bij ons hooi en dat kwamen wij met een trekker met aanhanger brengen. Op de trekker kon geen kap, omdat je dan niet onder de bomen door kon. Het hooi kon maximaal tot twee meter hoog worden geladen. Omdat er geen groot materieel op het erf [naam 10] kon komen, kwam er ten behoeve van zijn perceel ook geen groot materieel over de toegangsweg. Als er voor [naam 10] een keer per jaar een grote hoeveelheid veevoer werd gebracht met een vrachtwagen dan reed die vrachtwagen tot de bocht op de toegangsweg en werd het veevoer vervolgens met een palletwagen naar het perceel [naam 10] gebracht. De grote vrachtwagen kon ongeveer 60 meter de toegangsweg in rijden, en vroeger zat daar dan een bocht naar de boerderij van [naam 11] toe. Het laatste stuk van de toegangsweg kon niet bereden worden met een vrachtwagen. Het was te smal om dan nog terug te rijden met een grote vrachtwagen.
Het eerste stuk van de toegangsweg, ongeveer 60 meter, werd dus gebruikt ook door mijn schoonouders. Er kwam alleen een kleinere vrachtauto maar geen zwaar materieel over dat eerste stuk van de weg.
De toegangsweg werd ook door [naam 3] gebruikt met een trekker en een personenauto. [naam 3] was zelf vrachtwagenchauffeur, volgens mij voor het vervoer van aardappelen, maar met die vrachtauto kwam hij niet op de toegangsweg. Met een grote vrachtwagen zou je de weg kapot rijden. Van mijn schoonvader mocht dat ook niet. Tot 1997 heeft [naam 11] daar gewoond. Ik woonde ook op het perceel bij mijn schoonouders in het bakhuis op nummer [nummer] .
Op vragen van mr. Van der Stoep antwoord ik
Het hooi dat wij brachten werd gelost bij de schuur [naam 10] . Wij brachten dat hooi met een kleine tractor, een Fendt, en een aanhangwagen die ook achter een personenauto kan worden gehangen. Op die aanhangwagen werd het hooi gestapeld. Die aanhangwagen was ongeveer 2,5 meter lang. Dit was de enige manier om het hooi daar te krijgen vanwege de s-bocht op het perceel [naam 10] . Anders kon je de draai niet maken. De overhangende boom voor de s-bocht speelde een rol bij de hoogte van wat je kon vervoeren.”
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet in de haar opgedragen bewijslevering is geslaagd. Uit de door haar overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen volgt niet in welke periode, door wie en in welke mate gebruikt is gemaakt van de weg met vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen. De verklaringen zijn daartoe te onbepaald. Bovendien hebben [gedaagden] de inhoud van deze verklaringen gemotiveerd weersproken. Aangezien [eiseres] ervoor gekozen heeft slechts schriftelijke getuigenverklaringen over te leggen, konden deze getuigen niet nader worden bevraagd over het precieze gebruik van de weg en de frequentie van dat gebruik. Dat dient echter voor haar voor rekening en risico te blijven. Voorts hebben [gedaagden] als getuigen verklaard dat de weg door de rechtsvoorgangers van [eiseres] , de heer en mevrouw [naam 10] , werd gebruikt met de personenauto en slechts een paar maal per jaar met een hooiwagen en met een tractor met aanhanger. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van [naam 1] , de schoonzoon van de rechtsvoorgangers van [gedaagden] Uit die verklaringen volgt dat de weg niet met zwaar materieel werd bereden. De door [eiseres] overgelegde foto’s doen daaraan niet af. Uit die foto’s blijkt hoogstens dat er incidenteel zwaar materieel op de weg heeft gereden, maar niet dat dat ten behoeve van het erf van (de rechtsvoorgangers van) [eiseres] is geweest. [gedaagden] hebben immers onweersproken aangevoerd dat dat groot materieel aanwezig is geweest voor het afvoeren van een tractor en het afvoeren van vijverplanten van hun perceel. De tweede foto uit 2015, dateert kennelijk uit de periode toen tussen partijen reeds in geschil was of en zo ja, in welke mate door [eiseres] gebruik mocht worden gemaakt van de weg.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van het perceel van [eiseres] en ten laste van het perceel van [gedaagden] in het verleden door [eiseres] en haar rechtsvoorgangers met zware motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen, is gebruikt. Wel is komen vast te staan dat de weg in het verleden incidenteel door [eiseres] of haar rechtsvoorgangers is gebruikt met een tractor met aanhanger en een paardenwagen voor één of twee paarden, zodat dat gebruik incidenteel een aantal keren per jaar is toegestaan. [gedaagden] heeft tegen dat gebruik ook geen bezwaar, zoals zij ten tijde van het getuigenverhoor hebben verklaard. De primair gevorderde verklaring voor recht van [eiseres] zal dan ook in na te melden zin worden toegewezen.
2.9.
Ingevolge artikel 3:17 lid 1 sub e kan een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van een registergoed of de bevoegdheid daarover te beschikken bevat, mits die uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is of een verklaring van de griffier wordt overgelegd dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat of dat hem drie maanden na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, worden ingeschreven in de openbare registers. [eiseres] behoeft derhalve niet de medewerking van [gedaagden] om het onderhavige vonnis te laten inschrijven in de openbare registers. De primaire vordering sub b. zal dan ook wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
2.10.
In het tussenvonnis van 2 september 2015 is reeds overwogen dat de vordering tot verwijdering van de slagboom, waaronder de paal aan de noordkant van de weg, zal worden toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding de dwangsom te beperken als na te melden.
2.11.
Nu de gevorderde verklaring voor recht, zoals hiervoor in 2.8 is overwogen, zal worden toegewezen staat tussen partijen vast dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan, zodat nadere effectuering daarvan niet aan de orde is. De vordering sub e. zal daarom eveneens bij gebrek aan belang worden afgewezen.
2.12.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan om te komen van en te gaan naar de openbare wegen [adres 5] en [adres 3] te [woonplaats] , ten gunste van het perceel van [eiseres] en ten laste van een gedeelte van het perceel van [gedaagden] , welk gedeelte is begrensd aan de noordkant door het perceel van [naam 3] (kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduiding 1] ), aan de oostkant door het perceel van [eiseres] (kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduiding 2] ) en aan de zuidkant door een door [gedaagden] geplaatst hek en het perceel van [gedaagden] (kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduiding 3] ), en welk gedeelte een breedte heeft van circa 3 meter en een lengte van circa 88 meter, met aldus een oppervlakte van circa 264 m2, met dien verstande dat het niet is toegestaan gebruik te maken van de erfdienstbaarheid van weg met zware motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen, behoudens incidenteel gebruik, enkele keren per jaar, met een tractor met aanhanger en een paardenwagen voor één of twee paarden;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen één week na betekening van dit vonnis de op de erfgrens van het perceel van [eiseres] geplaatste slagboom en de daarbij behorende paal te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.