ECLI:NL:RBGEL:2016:3235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
05/740719-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot twee jaar gevangenisstraf voor verkrachting met schadevergoeding en bewijsvoering

Op 15 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 december 2015 in Zaltbommel, waarbij de verdachte de aangeefster, een 15-jarig meisje, onder dwang seksuele handelingen heeft laten ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de aangifte van de aangeefster, die verklaarde dat de verdachte haar met geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door getuigenverklaringen en medisch bewijs. De verdachte ontkende enige dwang en stelde dat de handelingen vrijwillig waren, maar de rechtbank ging hier niet in mee. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestond uit immateriële schade en enkele materiële kosten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.753,30, en de verdachte verplicht tot betaling aan de Staat van dit bedrag, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740719-15
Datum uitspraak : 15 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
9 maart 2016 en 01 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 1 juni 2016 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2015 te Zaltbommel, in ieder geval in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld
en/of met één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen
die mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers
heeft verdachte
- één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven,
welk geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of welke bedreiging met
geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden hierin heeft/hebben bestaan
dat verdachte
- op onverhoedse wijze zijn hand in de broek van die [slachtoffer] heeft geduwd
en/of
- die [slachtoffer] met kracht aan haar haren heeft getrokken en/of
- met kracht het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn kruis heeft geduwd/gebracht
en/of
- met kracht de broek(en) van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van
die [slachtoffer] ,
en verdachte zodoende een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft doen
ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 5 december 2015 te Zaltbommel, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op 26 februari 2000, die toen de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het
seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 december 2015 ontmoetten verdachte en aangeefster elkaar omstreeks 06.40 [2] uur in een steegje achter woningen in Zaltbommel. Tussen dit tijdstip en 08.38 [3] uur heeft verdachte in Zaltbommel seksuele handelingen met aangeefster verricht. Verdachte heeft:
- één van zijn vingers in de vagina van aangeefster geduwd/gebracht en
- zijn penis in de vagina van aangeefster geduwd/gebracht en
- zijn penis in de mond van aangeefster geduwd/gebracht en
- de vagina van aangeefster gelikt en
- de borsten van aangeefster betast en
- aangeefster een tongzoen gegeven. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde feit omdat niet bewezen kan worden dat er sprake was van enige dwang aan de zijde van verdachte. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader bijvoorbeeld de dwang bij de seksuele handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak verklaren aangeefster en verdachte beiden dat zij elkaar in een steegje/paadje achter de huizen hebben ontmoet en dat de aangeefster op enig moment bij verdachte op schoot is gaan zitten. Ook verklaren beiden dat de seksuele handelingen (zoals hiervoor onder ‘de feiten’ opgenomen) hebben plaatsgevonden. Aangeefster verklaart dat dit onder dwang van verdachte is gebeurd. [5] Verdachte ontkent enige vorm van dwang en hij stelt dat de handelingen geheel op vrijwillige basis plaatsvonden. Bij de beoordeling van deze zaak, en de vraag of er sprake was (een vorm) van dwang, is het dus van belang vast te stellen in hoeverre de verklaring van aangeefster steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank acht hiertoe het navolgende van belang.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, toen zij bij verdachte op schoot zat, onverhoeds zijn hand in haar broek duwde. Hij ging met zijn tong in haar mond, waarop ze in zijn tong beet. Ze begon te huilen en zei dat hij van haar af moest gaan. Hij zoende haar weer en zij beet weer in zijn tong. Hij trok keihard aan haar haren. Ze klapte met haar hoofd op de tegels. Ze zei dat ze zou gaan schreeuwen als hij doorging. Verdachte zei dat het hem niks boeide en dat zij het alleen maar erger zou maken en dat er toch niemand kwam of haar zou zien. Hij befte haar en hield haar benen vast zodat ze niet kon schoppen. Ze zag een mevrouw met een fiets [rechtbank: getuige [getuige] ] en ze zei: ‘Help me alsjeblieft.’ De vrouw fietste weg. Verdachte ging van haar af. Aangeefster stond op met haar rug naar verdachte toe. Hij trok haar broek uit en zei dat ze stil moest zijn. Hij duwde haar op de grond en trok zijn broek uit. Hij ging weer op haar liggen. Hij deed zijn penis in haar vagina. Hij bewoog een paar keer en stopte weer. Hij stond op en zei dat ze hem moest pijpen. Aangeefster stond ook op. Verdachte zei dat zij hem moest pijpen. Hij trok haar aan haar haren, omdat zij dat niet wilde doen. Ze hoorden een auto rijden en hij zei dat de politie eraan kwam. Ze was net haar broek aan het aandoen toen de politie kwam. Ze zat op haar hurken. [6]
De verbalisanten die ter plaatse kwamen, verklaren dat ze een meisje gehurkt zagen zitten. Ze was aan het huilen. Het meisje zei dat ze zojuist verkracht was. De verbalisanten zagen dat er bloedvlekken op haar spijkerbroek zaten, ter hoogte van haar knie. Er zaten lange blonde haren in het baardje van de man die zij aanwees als de dader [rechtbank: verdachte]. Op zijn broekspijpen zat bloed. [7]
Uit het medische onderzoek is gebleken dat aangeefster op het hoofd een klein defect huidoppervlak had met bloed. Bij de rechterknie en aan de binnenzijde van het linker onderbeen en bovenbeen zaten oppervlakkige huidbeschadigingen. Bij de knokkels van beide handen zaten rode huidverkleuringen. [8]
De lezing van verdachte is als volgt. Verdachte en aangeefster hadden seks in het steegje. Dit was geheel vrijwillig, aangeefster liet op geen enkele wijze blijken dat ze niet wilde. Zij was wel bang om betrapt te worden. Op enig moment kwam er een fietser aan. Daarna hadden ze geen zin meer. De sfeer tussen hen beiden werd daarop een beetje grimmig en ze kregen een woordenwisseling. Hij kon aan haar stem horen dat aangeefster boos of verdrietig was om die ruzie en omdat het bij verdachte alleen om de seks ging. Zij wilde een serieuze relatie met hem. Dit gesprek heeft minimaal 20 minuten geduurd waarbij aangeefster op elk moment weg kon gaan. Na die 20 minuten kwam de politie en zei aangeefster dat ze verkracht was.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij rond 08.15 uur langs de brandgang kwam en iets zag. Ze ging daarop in de brandgang kijken. Ze zag een jongen en een meisje. De jongen lag echt bovenop het meisje. Hij stond op en deed zijn broek omhoog. Het meisje kromp een beetje ineen. [getuige] hoorde het meisje huilen. De jongen zei tegen haar: ‘Rustig nu maar, rustig nu maar’. Het meisje begon steeds meer te huilen. Ze zei: “Help me.” [getuige] dacht in eerste instantie dat het meisje het tegen de jongen had, maar omdat het meisje steeds harder begon te huilen dacht zij: “Dit klopt niet”. Zij was inmiddels doorgefietst. Het zat [getuige] niet lekker dus ze besloot om 08.20 uur toch 112 te bellen. [9]
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden steun in de verklaring van [getuige] . Die verklaring houdt immers in dat zij hoorde dat aangeefster om hulp vroeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster, toen zij de fietsster hoorden, hem heeft gevraagd haar te helpen bij het aantrekken van haar kleren. Die verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring van [getuige] houdt weliswaar in dat zij aanvankelijk dacht dat aangeefster verdachte om hulp vroeg, die verklaring houdt echter ook in dat het meisje huilde en steeds harder ging huilen. Nu de verklaring van [getuige] voorts inhoudt dat zij zag dat verdachte op aangeefster lag en dat hij opstond en zijn broek omhoog trok, geeft die verklaring voorts steun aan de verklaring van aangeefster dat op het moment dat [getuige] langskwam er seksuele handelingen plaatsvonden. Op grond van de verklaringen van aangeefster en die van [getuige] stelt de rechtbank dan ook vast dat aangeefster al tijdens de seksuele handelingen met verdachte huilde en niet – zoals verdachte heeft verklaard – dat aangeefster pas moest huilen naar aanleiding van de ruzie die ontstond nadat [getuige] was langsgefietst.
Aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen en de door verdachte toegepaste dwang. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster op deze punten betrouwbaar. Dat bedoelde seksuele handelingen hardhandig en tegen de zin van aangeefster hebben plaatsgevonden, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in het overige door de rechtbank gebezigde bewijsmateriaal, in het bijzonder de verklaring van de getuige [getuige] en de bevindingen van het medisch onderzoek van aangeefster. Aan de andersluidende verklaring van verdachte, dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden, gaat de rechtbank derhalve voorbij.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op de bewuste datum heeft verkracht. Verdachte heeft geweld gebruikt en heeft onverhoeds gehandeld en aangeefster zo gedwongen om de seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van het lichaam, te ondergaan. Verdachte is voorbij gegaan aan alle verbale en non-verbale tekenen van verzet en onwil van aangeefster.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks5 december 2015 te Zaltbommel,
in ieder geval in Nederland,
door geweld en
/oféén of meer andere feitelijkheden
en/of bedreiging met geweld
en/of met één of meer andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en
/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en
/of
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven,
welk geweld en
/oféén of meer andere feitelijkheden e
n/of welke bedreiging met
geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedenhierin
heeft/hebben bestaan
dat verdachte
- op onverhoedse wijze zijn hand in de broek van die [slachtoffer] heeft geduwd en
/of
- die [slachtoffer] met kracht aan haar haren heeft getrokken en
/of
-
met kracht het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn kruis heeft geduwd/gebracht en/of
- met kracht de broek
(en)van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van
die [slachtoffer] ,
en verdachte zodoende een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘verkrachting’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 april 2016;
- een Pro Justitia rapport van D. Breuker, forensisch psycholoog, d.d. 25 mei 2016.
Verdachte heeft op 5 december 2015 [slachtoffer] , die op dat moment 15 jaar oud was, verkracht. Verdachte had kennelijk het idee dat [slachtoffer] seks met hem wilde en heeft haar daartoe gedwongen, toen dat niet het geval bleek te zijn.
Een verkrachting betekent per definitie een ernstige en grove aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het betreft in zijn algemeenheid een uitermate schokkende, ingrijpende, beangstigende en vernederende gebeurtenis voor het slachtoffer met niet zelden langdurige psychische en emotionele naweeën alsook nadelige gevolgen op seksueel gebied. Ook in onderhavige zaak is dat het geval blijkens de schriftelijke verklaring van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zijn behoefte aan snelle bevrediging, zonder zich te bekommeren over de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan en meent dat daarbij slechts een vrijheidsbenemende straf past.
Uit het Pro Justitia rapport blijkt dat bij verdachte geen sprake lijkt te zijn van psychische problematiek, zodat de rechtbank hier geen rekening mee hoeft te houden.
De rechtbank zal verdachte, gelet op vorenstaande, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr S.F. Nijhuis, advocaat te Nijmegen, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Ter zitting heeft zij de vordering gewijzigd. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.753,30, bestaande uit € 3.500,00 aan immateriële schade € 193,72 aan reiskosten, € 25,- telefoonkosten, € 25,- parkeerkosten en € 9,58 medische kosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd. Ten aanzien van het deel van de vergoeding dat ziet op de materiële kosten, stelt de officier van justitie dat alles kan worden toegewezen, met uitzondering van de reiskosten om naar de zitting te komen alsmede de telefoonkosten forfait en de parkeerkosten forfait.
Het totale bedrag dat kan worden toegewezen is € 3.663,57 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 46 dagen hechtenis alsmede de wettelijke rente vanaf 5 december 2015. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het immaterieel gevorderde bedrag heeft de verdediging opgemerkt dat dit niet toegewezen moet worden gelet op de persoon van de benadeelde partij. Ten aanzien van het materieel gevorderde bedrag heeft de verdediging opgemerkt dat de kosten voor de HIV remmers om eerdergenoemde reden niet vergoed dienen te worden. De posten ‘telefoon forfait’ en ‘parkeren forfait’ kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevraagde kilometervergoeding mag een bedrag van
(700 kilometer x 0,29 cent per km.) € 203,00 worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
HIV remmers
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 9,58 gevraagd voor HIV remmers.
Gelet op de aard van het onderhavige feit is hier naar het oordeel van de rechtbank sprake van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De schadepost is voorts voldoende onderbouwd nu uit de stukken blijkt dat benadeelde partij het gevorderde bedrag op 5 december 2015 moest betalen. Het bedrag van € 9,58 is daarom aan de benadeelde partij toewijsbaar.
Telefoonkosten
De benadeelde partij heeft een forfaitair bedrag van € 25,00 gevraagd als telefoonkosten. De schadepost is door de verdediging niet betwist en is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Het bedrag van € 25,00 is daarom aan de benadeelde partij toewijsbaar.
Parkeerkosten
De benadeelde partij heeft een forfaitair bedrag van € 25,00 gevraagd als parkeerkosten forfait. De schadepost is door de verdediging niet betwist en is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Het bedrag van € 25,00 is daarom aan de benadeelde partij toewijsbaar.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 193,72 gevraagd voor de reiskosten. De schadepost is door de verdediging niet betwist en is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Het bedrag van € 193,72 is daarom aan de benadeelde partij toewijsbaar.
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de verkrachting is zij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank vindt een bedrag van € 1.500,- redelijk en zal dit bedrag bij wijze van voorschot aan de benadeelde partij toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering zal niet-ontvankelijk verklaard worden, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte ten aanzien van primaire feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.753,30(zegge zeventienhonderddrieënvijftig euro en dertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Sectie Zedenzaken Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015594031, gesloten op 19 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 8, 2e alinea.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 40-43; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 juni 2016.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 36-44.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 40-43; het verbatim uitgewerkte studioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 30 maart 2016, p. 22, dat wordt gehanteerd in samenhang met genoemd proces-verbaal van aangifte.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
8.Forensisch medisch onderzoek [slachtoffer] , p. 56 en 68.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 71.