ECLI:NL:RBGEL:2016:3101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
292961
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming door hypotheekadviseur in de nakoming van de overeenkomst van opdracht? Afwijzing.

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, hebben eisers, wonende te Wageningen, een vordering ingesteld tegen H.I.D. BV, een hypotheekadviseur gevestigd te Veenendaal. De eisers hebben H.I.D. aansprakelijk gesteld voor een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 maart 2015 en na een comparitie op 19 februari 2016 werd op 18 mei 2016 vonnis gewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 18 april 2012 een woning hebben gekocht onder voorbehoud van financiering en dat zij H.I.D. hebben ingeschakeld voor advies bij het verkrijgen van de financiering. H.I.D. heeft offertes aangevraagd bij verschillende banken, maar de aanvragen zijn afgewezen. Eisers hebben vervolgens een beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud, wat door de verkopers van de woning is geaccepteerd. Later hebben de verkopers van de woning eisers gedagvaard, wat leidde tot een schikking waarbij eisers een bedrag van € 26.500,-- aan de verkopers moesten betalen. Eisers vorderden nu een verklaring voor recht dat H.I.D. tekort is geschoten in haar verplichtingen en vroegen om schadevergoeding van € 36.646,39. De rechtbank oordeelde dat H.I.D. niet tekort is geschoten, omdat de afwijzingen van de financieringsaanvragen niet de oorzaak waren van het geschil tussen eisers en de verkopers. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van H.I.D.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/292961 / HA ZA 15-655
Vonnis van 18 mei 2016
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Wageningen ,
2.
[eiser 2],
wonende te Wageningen ,
eisers,
advocaat mr. F.J. Schoute te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.I.D. BV,
gevestigd te Veenendaal,
gedaagde,
advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en H.I.D. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 maart 2015 in de zaak met nummer 274736 / HA ZA 14-675
  • de doorhaling en heropening van de zaak onder het nieuwe, huidige, nummer
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
H.I.D. bemiddelt bij de totstandkoming van hypothecaire leningen.
2.2.
Omstreeks 18 april 2012 heeft [eisers] de woning aan gelegen aan [adres 1] (hierna: [adres 1] ) gekocht voor € 725.000,-- onder voorbehoud van financiering van de koopsom en verwervingskosten.
2.3.
Voor advies bij het verkrijgen van de financiering is [eisers] naar H.I.D. in de persoon van [naam 1] gegaan. Op 23 april 2012 heeft een eerste gesprek plaatsgevonden en is een overeenkomst van opdracht gesloten.
2.4.
Op 8 mei 2012 heeft H.I.D. offertes aangevraagd voor de financiering van [adres 1] bij Aegon, Westland Utrecht Bank (hierna: WU), Obvion en Nationale Nederlanden.
2.5.
Op 14 mei 2012 heeft zowel Nationale Nederlanden als WU een financieringsaanbod gedaan, Nationale Nederlanden voor € 745.000,-- en WU voor
€ 780.000,--.
2.6.
Op 17 mei 2012 heeft [naam 1] de offertes van Nationale Nederlanden en WU besproken met [eisers] Beide offertes zijn ook doorgestuurd naar de accountant van [eisers]
2.7.
Op 29 mei 2012 heeft Aegon de financieringsaanvraag afgewezen en vervolgens heeft ook WU een financieringsaanvraag voor € 780.000,-- op 4 juni 2012 (alsnog) afgewezen.
2.8.
Deze afwijzingen heeft H.I.D. op 4 juni 2012 doorgestuurd naar [eisers] en daarbij geschreven:
Bijgevoegd mail ik twee afwijzingsbrieven van WestlandUtrecht en AEGON.
Aan WestlandUtrecht heb ik nog een nieuwe brief gevraagd, maar dan zonder bedrag of in ieder geval een lager bedrag. Dit vanwege het feit dat het financieringsvoorbehoud uitgaat van de verwervingskosten.
2.9.
Ook op 4 juni 2012 heeft [eisers] een beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud met toezending van de afwijzingen van Aegon en WU. Dit beroep is gedaan binnen de, eenmaal verlengde, termijn van het voorbehoud.
2.10.
Op 6 juni 2012 hebben de verkopers van [adres 1] ingestemd met het beroep op het financieringsvoorbehoud.
2.11.
Ergens in het najaar van 2012 heeft [eisers] de woning gelegen aan [adres 2] (hierna: [adres 2] ) gekocht voor € 847.000,--.
2.12.
Daarop hebben de verkopers van [adres 1] vragen gesteld en in antwoord daarop heeft H.I.D. de afwijzingen van WU en Aegon op 25 februari 2013per e-mail toegestuurd aan [eisers] die de afwijzingen nog dezelfde dag heeft doorgestuurd aan de verkopers van [adres 1] .
2.13.
Vervolgens hebben de verkopers van [adres 1] [eisers] gedagvaard. Na een tussenvonnis hebben partijen op 9 april 2014 een schikking bereikt, kort gezegd inhoudende dat [eisers] € 26.500,-- aan de verkopers van [adres 1] dient te betalen.
2.14.
Op 10 april 2014 heeft [eisers] H.I.D. aansprakelijk gesteld. H.I.D. heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en dat H.I.D. niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hypotheekadviseur mag worden verwacht. Tevens vordert [eisers] veroordeling van H.I.D. tot betaling van € 36.646,39 aan schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten. Het bedrag bestaat uit hetgeen [eisers] op basis van de schikking heeft betaald aan de verkopers van [adres 1] en de proceskosten van [eisers] in die procedure.
3.2.
H.I.D. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] verwijt H.I.D. dat zij bij het uitvoeren van de opdracht niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hypotheekadviseur mag worden verwacht.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van H.I.D. is dat [eisers] niet tijdig heeft geklaagd, zowel gelet op de algemene voorwaarden die H.I.D. hanteert als op het bepaalde in artikel 6:89 BW. De rechtbank ziet aanleiding om te beginnen met het beoordelen van de door [eisers] aan H.I.D. gemaakte verwijten.
4.3.
Allereerst verwijt [eisers] H.I.D. dat zij financieringsaanvragen heeft ingediend voor een aanmerkelijk hoger bedrag dan de koopsom plus verwervingskosten, namelijk voor € 780.000,--. Dit heeft geleid tot afwijzingen van de aanvragen welke afwijzingen, omdat ze van een te hoog bedrag uitgingen, vervolgens door de verkopers van [adres 1] zijn aangevochten, aldus [eisers]
4.4.
Bij de stukken zit een mail van H.I.D. dat er een verbouwing van € 35.000,-- zou dienen te worden meegefinancierd en een financieringsaanbod voor € 780.000,-- van WU. Dit zijn aanwijzingen dat er een aanvraag is gedaan voor dit bedrag, maar vast staat dit nog niet. De rechtbank laat het echter in het midden, omdat zelfs in het geval er voor een te hoog bedrag een aanvraag is gedaan, dit niet de oorzaak is van het gerezen probleem, nu de aanvraag voor het te hoge bedrag in eerste instantie door WU is gehonoreerd en ook Nationale Nederlanden een offerte heeft gedaan voor een lening die de koopsom overtrof. Het was dus mogelijk voor [eisers] om [adres 1] te kopen en dan had de kwestie met de verkopers van [adres 1] zich niet voorgedaan. Hierop strandt dit verwijt. Ditzelfde geldt voor het verwijt dat als [eisers] al om een financiering van € 780.000,-- zou hebben gevraagd, H.I.D. hem daarvan had dienen te weerhouden. Nu er een toereikend financieringsaanbod is gedaan, gaat ook dat niet op.
4.5.
Ook verwijt [eisers] H.I.D. dat de documentatie op basis waarvan H.I.D. [eisers] een beroep heeft laten doen op het financieringsvoorbehoud onvoldoende was. Dit verwijt strandt al op het gegeven dat de verkopers het beroep op het financieringsvoorbehoud in eerste instantie hebben geaccepteerd zonder daaraan nadere voorwaarden te verbinden ten aanzien van de documentatie. Het lijkt veeleer het gevolg van de aankoop door [eisers] van [adres 2] voor een hoger bedrag dat de verkopers van [adres 1] [eisers] hebben aangesproken. Dat dit en niet het gebrek aan documentatie de oorzaak is van het geschil tussen de verkopers van [adres 1] en [eisers] volgt ook uit het tussenvonnis in die procedure. Hierin staat, voor zover relevant:
4.1.
[naam 2] stellen, nadat zij kennis hebben genomen van de koop door [eisers] van [adres 2] en de daarvoor verkregen hypothecaire geldlening van
€ 700.000,-- en het feit dat het in de hypotheekaanvrage voor [adres 1] om € 780.000,-- gaat, dat [eisers] een hypothecaire geldlening ter hoogte van de met de verwervingskosten (…) vermeerderde koopprijs van [adres 1] hadden kunnen verkrijgen. (…)
4.6.
Gedurende de onderhavige procedure heeft [eisers] gesteld dat hij onder de koop van [adres 1] uit wilde zoals door H.I.D. in de conclusie van antwoord aangevoerd. Vervolgens heeft [eisers] H.I.D. ook het verwijt gemaakt dat zij, toen [eisers] de vraag voorlegde of hij nog onder de koop van [adres 1] uit kon, had moeten mededelen dat dat niet mogelijk was en dat zij aan dat verzoek niet kon en mocht meewerken. [eisers] heeft daarbij gewezen op het financieringsaanbod dat Nationale Nederlanden heeft gedaan. Volgens [eisers] heeft H.I.D. ten onrechte gezegd dat [eisers] nog onder de koop uit kon en heeft H.I.D. vervolgens bewerkstelligd dat er alsnog afwijzingen zijn ontvangen van Aegon en WU.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] geen rechtsgevolgen kan verbinden aan hetgeen hij H.I.D. op dit punt verwijt. Immers, [eisers] heeft er zelf voor gekozen om selectief enkel afwijzingen voor te leggen aan de verkopers van [adres 1] . [eisers] was er op dat moment van op de hoogte dat twee partijen bereid waren (geweest) de koop te financieren, en Nationale Nederlanden ten tijde van het inroepen van het voorbehoud nog steeds bereid was een toereikende financiering te verstrekken. De desbetreffende offertes zijn ook voorafgaand aan het inroepen van het voorbehoud met [eisers] besproken. Voor zover er na die bespreking is overeengekomen tussen partijen dat één en ander in het werk zou worden gesteld om onder de koop uit te kunnen, is sprake van een nietige overeenkomst, nu de inhoud van deze overeenkomst in strijd is met de goede zeden als bedoeld in artikel 3:40 BW.
4.8.
Al hetgeen verder is gesteld en aangevoerd behoeft geen bespreking nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
4.9.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van H.I.D. worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.050,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van H.I.D. tot op heden begroot op € 3.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2016.