ECLI:NL:RBGEL:2016:3049

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
284754
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over toegangsweg en erfdienstbaarheid

In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, betreft het een burengeschil over het gebruik van een toegangsweg. De eisers, eigenaren van een woonboerderij, vorderen een verbod voor de gedaagde, die eigenaar is van een aangrenzend perceel, om gebruik te maken van hun toegangsweg. De eisers stellen dat de gedaagde deze weg gebruikt voor zijn agrarische bedrijf, wat leidt tot overlast en schade aan hun eigendom. De gedaagde voert aan dat er een erfdienstbaarheid bestaat die hem het recht geeft om de toegangsweg te gebruiken, gebaseerd op een akte uit 1890. De rechtbank oordeelt dat de eisers de bewijslast hebben om aan te tonen dat deze erfdienstbaarheid is geëindigd. De rechtbank heeft de eisers opgedragen bewijs te leveren van het einde van de erfdienstbaarheid, en de zaak zal verder worden behandeld in een getuigenverhoor. De uitspraak is gedaan op 20 april 2016 door rechter S.J. Peerdeman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/284754 / HA ZA 15-341
Vonnis van 20 april 2016
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.C. de Kanter te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.F.H. van Delft te Leusden.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2015
  • het verkort proces-verbaal van descente en van comparitie van 24 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 2 september 2002 eigenaar van de woonboerderij en omliggende percelen, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] , ook wel aangeduid als “ Groot [adres 2] ”. [eisers] is tevens eigenaar van de toegangsweg, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 1] (hierna: [kadastrale aanduiding 1] ), van de openbare [adres 1] naar “ Groot [adres 2] ”.
2.2.
[gedaagde] is sinds 31 december 2012 eigenaar van de boerderij, schuren en gronden, gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [kadastrale aanduiding 2] (hierna: [kadastrale aanduiding 2] ), ook wel aangeduid als “ [adres 2] ”. De vader van [gedaagde] woont naast [gedaagde] aan de [adres 2] te [woonplaats] en is eigenaar van de naastgelegen percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 4] .
2.3.
[gedaagde] gebruikt een deel van de toegangsweg van [eisers] ( [kadastrale aanduiding 1] ) om van zijn bedrijf te komen en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ).
Uit onderstaande schets blijkt de situatie te plaatse.
[Illustratie verwijderd wegens persoonsgegevens].
Het gearceerde gedeelte is de toegangsweg van [eiser 1] . De boerderij van [gedaagde] is op perceel [kadastrale aanduiding 2] aangegeven met de letter “B”.
2.4.
In de akte van levering van 10 november 1992, waarbij onder meer “ Groot [adres 2] ” en de toegangsweg [kadastrale aanduiding 1] zijn geleverd aan de rechtsvoorganger van [eisers] , is voor zover van belang het volgende vermeld:
“Het is koper bekend dat de heren [gedaagde] gebruik maken van de steeg (oprijlaan), in het kader van de uitoefening van hun respectieve agrarische bedrijven.
Koper zal in verband hiermee afzien van verdere aanspraken jegens verkoper (…) aangezien de oorspronkelijk overeengekomen koopsom met vijftien duizend gulden is verminderd (…)”.
2.5.
[gedaagde] heeft vanaf 1 januari 1998 tot 1 januari 2012 samen met zijn ouders in de vorm van een maatschap een agrarisch bedrijf uitgeoefend op “ [adres 2] ”. Vanaf 1 januari 2012 heeft [gedaagde] het agrarisch bedrijf als eenmanszaak voortgezet. Bij akte ontbinding maatschap/overdracht onderneming van 31 december 2012 zijn de boerderij “ [adres 2] ” en een aantal percelen grasland en grond aan [gedaagde] geleverd. In verband daarmee is het toenmalige perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 3] , [kadastrale aanduiding 3] . In die akte is voor zover van belang het volgende bepaald:
“De vervreemder en de verkrijger zijn nadrukkelijk met elkaar overeengekomen dat door de splitsing van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 3] in twee kadastrale percelen te weten thans bekend: gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 3] er geen erfdienstbaarheid van overpad over en weer wordt gevestigd en dat beide percelen vrij toegang hebben tot de openbare weg, op welke wijze dan ook, zowel te voet als met bedrijfsvervoersmiddelen.”
2.6.
Bij brief van 10 november 2014 heeft [eisers] onder meer het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“(…)
Tot nu toe hebben wij het gebruik van dit stuk weg gedoogd, ook omdat de overlast hiervan in het verleden beperkt was. Inmiddels is de situatie veranderd in die zin dat in toenemende mate onze bomen en bermen beschadigd worden door het toenemende verkeer en de grootte van de tractoren en vrachtwagens. Ook de veelvuldige mesttransporten leiden tot ernstige vervuiling van het asfalt en van schoonmaken hiervan hebben wij nog niets kunnen merken. De toenemende overlast komt ook voort uit de reeds gerealiseerde uitbreiding van het bedrijf en zal nog verder toenemen met jullie uitbreidingsplannen.
Aangezien jullie over een eigen ontsluiting naar de [adres 1] beschikken lijkt het ons niet langer nodig van onze oprijlaan gebruik te maken. Wij zijn dan ook voornemens om over 6 weken deze toegang af te sluiten.(…)”
2.7.
In een rapport van 22 december 2014 heeft het kadaster, naar aanleiding van een op verzoek van [gedaagde] verricht erfdienstbaarhedenonderzoek naar inschrijvingen waarin mogelijk erfdienstbaarheden ontstaan of teniet gaan (tot stand komen of zijn vervallen) ten laste van het perceel [kadastrale aanduiding 1] en ten behoeve van perceel [kadastrale aanduiding 2] in de periode van 15 december 2014 tot en met 1 oktober 1838, het volgende meegedeeld:
(…)
II Gebleken is dat in genoemde inschrijvingen de volgende tekst voorkomt die mogelijk de gevraagde erfdienstbaarheden betreft:
Akte ingeschreven te Arnhem op 29 mei 1890 in deel 882 nr. 101 (verleden op 18 maart 1890 voor notaris R.A.I. Colenbrander ter standplaats [woonplaats] )
“tot welk erf behoort de heerschende erfdienstbaarheid van weg over de onder [kadastrale aanduiding 5] gekadastreerde thans tot [adres 1] behorende steeg.”
(…)”
Uit voormelde akte uit 1890, die aan het rapport is gehecht, volgt dat de “heerschende” erfdienstbaarheid behoort tot “het boerenerf [adres 2] ”.
2.8.
Bij vonnis in kort geding van 3 april 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, [eisers] veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van enige belemmering inzake het gebruik van het eerste deel van de oprijlaan van [eisers] ( [kadastrale aanduiding 1] ) tot aan het pad van [gedaagde] over zijn perceel ( [kadastrale aanduiding 2] ), zodat [gedaagde] en het verkeer dat de onderneming van [gedaagde] bezoekt via deze route onbelemmerd de vrije toegang zullen behouden tot het perceel van [gedaagde] , totdat in een bodemprocedure onherroepelijk op het geschil tussen partijen is beslist.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] en al de zijnen, die ten behoeve van het perceel van [gedaagde] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 2] , gebruik maken van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 1] ( [kadastrale aanduiding 1] ), zal verbieden om voormeld [kadastrale aanduiding 5] te betreden, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00;
zal bepalen dat [eisers] bevoegd is om erfafsluitingen te plaatsen tegen de erfgrens tussen de percelen van [eisers] en [gedaagde] ;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer deze niet binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis zijn voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hierna zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • primair voor recht zal verklaren het bestaan c.q. het ontstaan van de erfdienstbaarheid zoals die is ingeschreven in het kadaster en blijkt uit de akte van 29 mei 1890 in deel 882 nummer 101, verleden op 18 maart 1890 voor notaris R.A.I. Colenbrander ter standplaats [woonplaats] :
  • subsidiair voor recht zal verklaren dat in de rechtsverhouding tussen procespartijen en hun rechtsopvolgers onder algemene en bijzondere titel geldt het onverkorte gebruik van de eigenaren en/of gebruikers van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 2] , om via de steeg nummer [kadastrale aanduiding 1] te komen van en te gaan naar het doorgaande deel van de [adres 1] te [woonplaats] , althans dat gebruik overeenkomstig de erfdienstbaarheid blijkens de akte van 29 mei 1890 te benoemen, althans te omschrijven als:
“Het gebruik dat inhoudt het recht voor de eigenaar van het heersend erf om over de uitweg te voet, of per rijwiel, motorrijwiel, auto, vrachtwagen of enig ander vervoermiddel, in de ruimste zin des woords, te gaan, zulks niet alleen door de eigenaar van het heersende erf, maar tevens door zijn huisgenoten, personeel, cliënten, leveranciers en andere bezoekers en voor alle vervoer op voorgeschreven wijze van zaken of goederen, zowel produkten van het bedrijf als anderszins, naar en vanaf het heersend erf, en vanaf en naar genoemde openbare weg. De eigenaar van het dienend erf, zijn huisgenoten, personeel, cliënten, leveranciers en andere bezoekers, zullen van de uitweg gebruik kunnen blijven maken etc.”,
waarbij de erfdienstbaarheid c.q. het voren omschreven gebruiksrecht ten behoeve van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [kadastrale aanduiding 2] , ten laste van de percelen van [eisers] nader te duiden [kadastrale aanduiding 6] , [kadastrale aanduiding 7] , [kadastrale aanduiding 2] , [kadastrale aanduiding 8] , [kadastrale aanduiding 9] , [kadastrale aanduiding 10] , [kadastrale aanduiding 11] , dient te worden ingeschreven in het kadaster en het te wijzen vonnis ingevolge artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de rechtshandeling van [eisers] ;
  • meer subsidiair voor recht zal verklaren dat het perceel c.q. de weg kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 1] , ten behoeve van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 2] , ten laste van de percelen van [eisers] nader te duiden [kadastrale aanduiding 6] , [kadastrale aanduiding 7] , [kadastrale aanduiding 2] , [kadastrale aanduiding 8] , [kadastrale aanduiding 9] , [kadastrale aanduiding 10] , [kadastrale aanduiding 11] , als noodweg heeft te gelden, althans dat perceel alsnog als noodweg aan te wijzen, waarbij in beide gevallen ingevolge artikel 3:27 BW wordt gevorderd de inschrijving in het kadaster en dat het te wijzen vonnis, ingevolge artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de rechtshandeling van [eisers] ,
  • met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.2.
[eisers] voert verweer. Hierna zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Aangezien de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk behandelen.
5.2.
Kern van het geschil tussen partijen is of [gedaagde] de weg van [eisers] ( [kadastrale aanduiding 1] ) mede ten behoeve van zijn agrarische bedrijf mag (blijven) gebruiken.
[eiser 1] betwist dat ten laste van [kadastrale aanduiding 1] en ten behoeve van [kadastrale aanduiding 2] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd of door verjaring is ontstaan en stelt dat indien in 1890 een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd, deze inmiddels niet meer bestaat en teniet is gegaan. [gedaagde] stelt dat in de akte van 1890 de erfdienstbaarheid is gevestigd en betwist dat deze is geëindigd. Hij voert aan dat de boerderij (thans perceel [kadastrale aanduiding 2] ) steeds in eigendom van zijn familie is geweest en steeds van vader op zoon is overgegaan. De weg (perceel [kadastrale aanduiding 1] ) is volgens hem ook altijd door zijn familie gebruikt ten behoeve van het agrarische bedrijf.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van het perceel [kadastrale aanduiding 2] van [gedaagde] en ten laste van het perceel [kadastrale aanduiding 1] van [eisers]
5.3.
Uit de aan het rapport van het kadaster van 22 december 2014 gehechte akte van 18 maart 1890, welke akte op 29 mei 1890 is ingeschreven in de openbare registers, volgt dat destijds een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten laste van het perceel [kadastrale aanduiding 1] , behorende bij “ [adres 1] ” en ten behoeve van het boerenerf “ [adres 2] ”. De rechtbank is van oordeel dat daaruit voldoende blijkt dat de erfdienstbaarheid van weg destijds is gevestigd ten behoeve van het huidige perceel van [gedaagde] [kadastrale aanduiding 2] , nu niet is weersproken dat dat perceel thans nog steeds wordt aangeduid als “ [adres 2] ”. Kennelijk is in de loop van de jaren de naam “ [adres 2] ”, zoals is vermeld in de akte uit 1890, veranderd in “ [adres 2] ”. Dat de desbetreffende erfdienstbaarheid in latere leveringsaktes niet (meer) met zoveel woorden is genoemd, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat de erfdienstbaarheid is geëindigd. Een erfdienstbaarheid eindigt immers slechts op een wijze zoals bepaald naar oud of nieuw recht.
5.4.
Nu [eisers] zich beroept op het rechtsgevolg van zijn stelling dat de in de akte van 1890 gevestigde erfdienstbaarheid van weg is geëindigd, rust ingevolge artikel 150 Rv. op hem de bewijslast daarvan. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de erfdienstbaarheid in de akte van 1890 is gevestigd en daarna niet meer in notariële aktes is genoemd geen reden voor een andere bewijslastverdeling. De rechtbank zal [eisers] , conform zijn bewijsaanbod, in de gelegenheid stellen voormeld bewijs te leveren.
5.5.
[eisers] heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen verzocht tussentijds hoger beroep toe te staan met betrekking tot de beslissing over het al dan niet bestaan van de erfdienstbaarheid en de bewijslastverdeling daaromtrent.
De rechtbank ziet daartoe echter geen reden.
5.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
draagt [eisers] op te bewijzen dat de in de akte van 1890 gevestigde erfdienstbaarheid van weg ten laste van het perceel van [eisers] ( [kadastrale aanduiding 1] ) en ten behoeve van het perceel van [gedaagde] ( [kadastrale aanduiding 2] ) is geëindigd,
6.2.
bepaalt dat, voor zover [eisers] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 mei 2016voor het opgeven door [eisers] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met augustus 2016, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.4.
verwijst voor het geval [eisers] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [eisers] daarom op de onder 6.3. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eisers] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
6.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
6.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016.
FORMULIER DATUMBEPALING
Lokale instructie aan concipiënt, bijv:
Instructies aan de concipiënt: print dit formulier uit en lever het samen met het griffiedossier en de uitspraak in bij de griffiemedewerker die met de datumbepaling is belast.
Na het uitprinten mag je dit formulier verwijderen uit dit bestand. Het moet in ieder geval zijn verwijderd in de definitieve versie van de uitspraak, die wordt opgeslagen in de map met uitgesproken vonnissen.
Standaardtekst waarbij via de wizard gegevens uit de beslissing worden ingevuld (zaaknummer hoeft niet omdat dat al in de koptekst staat):
LET OP: het bestand "formulier datumbepaling 2" is nodig omdat daarin andere velden worden gebruikt.
Uitspraak: 20 april 2016
Rechter zitting: mr. S.J. Peerdeman
Plaats zitting: gerechtsgebouw
Als de hierna vermelde documentvariabelen uit dit formulier worden verwijderd, moeten ze ook uit het variabelenoverzicht worden verwijderd om te voorkomen dat ze later als niet ingevulde variabelen problemen opleveren (knop Invoegen documentvariabelen op de werkbalk Justword Beheer, klik op huidige document, klik op te overbodige variabelen en dan op Verwijderen)
Standaardtekst te gebruiken door rechtbanken die het verhinderdagensysteem hanteren:
Roldatum opgave verhinderdata: 4 mei 2016
Verhinderdata van juni tot september 2016
Zitting op: [zitting1_dag]
Duur zitting: [zitting1_duur]
Standaardtekst te gebruiken door rechtbanken die systeem direct datumbepaling hanteren (te verwijderen als dit formulier dan juist is bedoeld voor instructies van de concipiënt aan een andere medewerker die de datum moet vaststellen):
Datum zitting: [zitting1_datum] van [zitting1_begintijd] tot [zitting1_eindtijd]
Hier lokale instructies opnemen t.b.v. de ontvanger van dit formulier. Let op dat dit formulier voor alle soorten zittingen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:
Zittingzaal: groot / klein
Bijstand parketpolitie: ja / nee
Dienstwagen reserveren: ja / nee
Wensen ivm griffier:
Wensen ivm termijn waarop zitting gepland wordt:
Wensen ivm duur zitting:
Overige wensen / instructies: