ECLI:NL:RBGEL:2016:303

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
05/740379-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje van 14 jaar. De verdachte is beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren contact heeft gehad met het slachtoffer, waarbij seksuele handelingen zijn verricht. De officier van justitie heeft betoogd dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar is en ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen, zoals verklaringen van getuigen en WhatsApp-berichten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte consistent en geloofwaardig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële en materiële schade, waarbij de rechtbank de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk heeft toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740379-15
Datum uitspraak : 22 januari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
thans gedetineerd te [adres 2]
Raadsman: mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 oktober 2015 en 8 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015 in de gemeente Rijnwaarden en/of te Megchelen, gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het in haar vagina brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers en/of tong en/of
het tussen haar schaamlippen brengen van zijn, verdachtes, tong en/of
het in haar mond brengen van zijn, verdachtes, penis;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015 in de gemeente Rijnwaarden en/of te Megchelen, gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
het in haar mond brengen van zijn, verdachtes, tong (tongzoenen) en/of
het door haar laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015 heeft verdachte diverse malen contact gehad met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] . Het contact vond onder meer plaats bij [naam 1] in de gemeente Rijnwaarden en in de woning van verdachte in Megchelen, gemeente Oude IJsselstreek. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie is aangeefster betrouwbaar in haar verklaringen en wordt de aangifte in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van de moeder van aangeefster, de vriend van aangeefster en de WhatsApp gesprekken tussen verdachte en de vriend van aangeefster.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is sprake van slechts één bron, te weten aangeefster. Overige verklaringen in het dossier kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd nu het zogeheten de auditu-verklaringen betreffen. Voorts zijn er geen forensische sporen. Niet kan worden uitgesloten dat aangeefster uit boosheid aangifte heeft gedaan, nadat verdachte de boot had afgehouden toen de toenadering van aangeefster hem te ver ging.
Dat aangeefster (met name de bovenverdieping van) de woning van verdachte kan beschrijven, kan worden verklaard doordat die lijkt op de inrichting van haar eigen woning. Zij had verdachte een foto van haar badkamer gestuurd, waarop verdachte heeft gereageerd dat deze sterk lijkt op de inrichting van zijn badkamer. Dit deel van de verklaring kan dan ook niet bijdragen aan het bewijs.
De verklaring van aangeefster dient zeer terughoudend te worden beoordeeld, aangezien aangeefster kampt met onder meer psychische problematiek.
Met betrekking tot de vele chatberichten in het dossier merkt de raadsman op dat ook daaruit niet volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van januari 2015 tot en met 7 maart 2015 regelmatig contact heeft gehad met verdachte en dat verdachte daarbij seksuele handelingen heeft verricht bij haar, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad in die periode met regelmaat contact heeft gehad met aangeefster, maar dat daarbij slechts een enkele keer op de wang is gezoend en verder niets. Ter beoordeling is thans de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij aangeefster en of die handelingen (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Aangeefster heeft kort samengevat het volgende verklaard. Haar vriend [getuige 1] had contact met een persoon die zij “ [verdachte] ” noemden. Vanaf januari 2015 kreeg ook zij contact met deze [verdachte] . Zij gingen wel eens naar een rustig plekje om te kunnen praten, meestal bij [naam 1] . [3] Een keer bij [naam 1] hebben zij in de auto gezoend en seks gehad bestaande uit vingeren, pijpen, beffen en het penetreren van de vagina met de penis. [4] Enige tijd later hebben zij in de woning van verdachte wederom seksueel contact gehad, onder meer bestaande uit beffen en het penetreren van de vagina met de penis. [5]
Aangeefster heeft verklaard dat zij in verdachte een vertrouwenspersoon zag, met wie zij goed kon praten nadat zij eerder seksueel is misbruikt door een ander. Zij was in de war en had zelfmoordneigingen. Daarvoor is zij opgenomen geweest in een kliniek. [6] Het contact met verdachte stopte voor 7 maart 2015. Verdachte wilde dat het geheim zou blijven. Toen het contact met verdachte was verbroken, heeft zij de echtgenote van verdachte geïnformeerd over hetgeen gebeurd was. [7]
De moeder van aangeefster heeft, overeenkomstig de aangifte, verklaard dat haar dochter nu voor de tweede keer te maken heeft gekregen met seksueel misbruik, dat zij daardoor onder meer te maken heeft met zelfmoordneigingen en dat zij voor haar problemen opgenomen is geweest in een kliniek. [8] Aangeefster heeft uit zichzelf verteld over de seksuele contacten die zij met verdachte heeft gehad bij hem thuis en in de auto bij [naam 1] . [9]
De vriend van aangeefster, [getuige 1] , heeft bij zijn getuigenverhoor, overeenkomstig de aangifte, verklaard dat hij samenwerkte met verdachte en dat aangeefster op die manier in contact kwam met verdachte, die hij [verdachte] noemde. Volgens [getuige 1] groeide het telefonisch contact uit naar persoonlijk contact. [10] Op een dag heeft aangeefster hem uit haarzelf verteld dat zij seksuele contacten met verdachte heeft gehad bij verdachte thuis en bij [naam 1] . [11] Volgens [getuige 1] heeft verdachte, na aanvankelijk te hebben ontkend, via WhatsApp toegegeven dat “het gebeurd is”. [12]
De echtgenote van verdachte is eveneens als getuige gehoord en heeft daarbij, overeenkomstig de aangifte, onder meer verklaard dat zij begin maart 2015 van aangeefster heeft gehoord dat verdachte en aangeefster met elkaar naar bed zijn geweest. Toen zij verdachte daarnaar heeft gevraagd, vertelde hij dat hij met aangeefster twee keer had gezoend. [13]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [verdachte] wordt genoemd, dat hij in de tenlastegelegde periode regelmatig contact heeft gehad met aangeefster en dat hij merkte dat over en weer gevoelens groeiden. Hij wist dat aangeefster zelfmoordneigingen had wegens eerder misbruik en dat zij graag met hem daarover sprak, omdat zij hem als een vertrouwensfiguur zag. Tevens wist hij dat zij voor haar problematiek in een kliniek opgenomen is geweest. Hij heeft het contact voortgezet. Hij is met haar alleen in de auto naar [naam 1] geweest en is ook met haar alleen bij hem thuis geweest. [14]
Uit de WhatsApp berichten tussen verdachte en [getuige 1] volgt dat zij op 24 en 25 februari 2015 contact met elkaar hebben onder meer omdat het niet goed gaat met aangeefster. Verdachte geeft daarbij te kennen dat hij zich diep schaamt, dat hij en aangeefster te close werden, dat het van twee kanten kwam, dat zij echt van elkaar begonnen te houden, dat het niet had mogen gebeuren, dat er twee keer bijna iets is gebeurd, dat het nu moet stoppen en dat het te ver is gegaan. Wat er is gebeurd, wil verdachte graag met [getuige 1] onder vier ogen en niet via WhatsApp bespreken. [15] In het WhatsApp contact op 28 februari 2015 geeft [getuige 1] aan dat hij er niet met zijn hoofd bij kan dat zij het gedaan hebben. Verdachte geeft hierop te kennen dat hij zich echt schuldig voelt en dat hij het allemaal niet meer kan terugdraaien. [16]
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is, nu deze consistent is en door diverse verklaringen en op een groot aantal onderdelen wordt ondersteund. Zo hebben aangeefster, verdachte en [getuige 1] eensluidend verklaard over het moment waarop aangeefster en verdachte – die [verdachte] werd genoemd – contact met elkaar kregen en dat het contact vervolgens groeide. Voorts verklaren verdachte, de moeder van aangeefster en [getuige 1] evenals aangeefster zelf dat zij te maken heeft met psychische problemen door eerder misbruik en dat aangeefster daarvoor in een kliniek is opgenomen geweest. Ook bevestigt de echtgenote van verdachte dat zij door aangeefster is benaderd over de seksuele contacten tussen verdachte en aangeefster.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat verdachte zich via WhatsApp met een schuldbewuste toon uitlaat jegens [getuige 1] over het contact dat hij met aangeefster heeft gehad en over wat zou zijn gebeurd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015 in de gemeente Rijnwaarden en/of te Megchelen, gemeente Oude IJsselstreek,
in elk geval in Nederland, (telkens
)met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het in haar vagina brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers en/of tong en/of
het tussen haar schaamlippen brengen van zijn, verdachtes, tong en/of
het in haar mond brengen van zijn, verdachtes, penis;
2.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met 7 maart 2015 in de gemeente Rijnwaarden en/of te Megchelen, gemeente Oude IJsselstreek,
in elk geval in Nederland, (telkens
)met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
het in haar mond brengen van zijn, verdachtes, tong (tongzoenen) en/of
het door haar laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman verzocht de straf zoals door de officier van justitie geëist te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 november 2015;
- het reclasseringsadvies van [naam 2] , , gedateerd 25 september 2015;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 4] , GZ-psycholoog, gedateerd 13 december 2015 en van dr. [naam 5] , psychiater, gedateerd 17 december 2015.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van een veertienjarig kwetsbaarmeisje. Dit misbruik, dat mede bestond uit het binnendringen van de vagina met de penis, vond plaats, terwijl verdachte ermee bekend was dat aangeefster eerder seksueel misbruikt was en zij contact met hem onderhield omdat zij hem als vertrouwenspersoon zag. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen haar vertrouwen in hem in ernstige mate geschonden, maar ook het vertrouwen dat aangeefster in andere volwassenen heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog jarenlang last hebben van de psychische gevolgen van dergelijke feiten. Dit is in het geval van aangeefster niet anders, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Zij heeft diverse keren geprobeerd een eind aan haar leven te maken. Zij heeft inmiddels diverse behandelingen ondergaan, maar voelt zich soms nog heel erg eenzaam en ook heel boos door hetgeen haar is aangedaan.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat verdachte eerder wegens zedendelicten is veroordeeld. Dit heeft hem niet weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hiervoor weergegeven, en het feit dat er sprake is van recidive acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op zijn plaats.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 6] heeft als gemachtigde van [slachtoffer] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.806,13. Dit bedrag bestaat uit
€ 7.500,- wegens immateriële schade en € 306,13 wegens materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 4.200,- (200 euro aan materiële schade en 4.000 euro aan immateriële schade), waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering. De officier van justitie heeft dit bedrag vastgesteld op basis van redelijkheid en billijkheid, nu de belaste voorgeschiedenis van de benadeelde dient te worden meegenomen en niet kan worden uitgesloten dat dit mede heeft bijgedragen aan de door benadeelde geleden schade.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, althans de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Indien en voor zover de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman, op dezelfde gronden als de officier van justitie heeft aangevoerd, verzocht de vordering te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Nu de benadeelde reeds te maken had met een belaste voorgeschiedenis, kan niet zonder meer worden vastgesteld in welke mate het bewezenverklaarde heeft bijgedragen aan de hoogte van de ontstane schade. De rechtbank bepaalt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van
€ 4.000,-. Om diezelfde reden dient de materiële schade te worden gematigd. De rechtbank zal een bedrag toewijzen van € 200,-.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 februari 2015, zijnde een datum gelegen omstreeks het midden van de bewezenverklaarde periode.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 24c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 6] namens
[slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partijvan een bedrag van
€ 4.200,-(vierduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 4.200,-(vierduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 52 (tweeënvijftig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Ruinaard (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en
mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.
Zijnde mr. E.C. Ruinaard buiten staatdit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in:
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 20 e.v.; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 25.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 26.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 27 en 28.
6.Het proces-verbaal van aangifte, p. 23 en 24.
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 28.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , p. 32.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , p. 33.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 37.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 38.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 39.
13.Het proces-verbaal ven verhoor getuige [getuige 2] , p. 43.
14.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016.
15.Een afschrift van de whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [getuige 1] , p. 147 t/m 149.
16.Een afschrift van de whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [getuige 1] , p. 152.