ECLI:NL:RBGEL:2016:301

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
05/840653-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling na verkeersruzie met aanrijding

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersruzie. De verdachte heeft op 17 juni 2015, na een aanrijding met een bestelauto, opzettelijk met zijn personenauto op de bestuurder van de bestelauto ingereden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een lichte aanrijding, zijn voertuig op de vluchtstrook heeft stilgezet, maar vervolgens weer is opgetrokken en daarbij de bestuurder van de bestelauto heeft geraakt. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde geëist, maar vond dat het subsidiair tenlastegelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de verdachte niet opzettelijk handelde, maar uit schrik of reflex. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar niet met een zodanige snelheid op het slachtoffer is ingereden dat er een aanmerkelijke kans op overlijden bestond, maar dat er wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een werkstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840653-15
Datum uitspraak : 22 januari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. D. Zeewuster, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Waardenburg, gemeente Neerijnen, althans te Deil, gemeente Geldermalsen, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door
- als bestuurder van een personenauto, de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig te verhogen en/of
- ( vervolgens) opzettelijk tegen de achterzijde van een (langs de snelweg geparkeerde) bestelauto te rijden en/of
- ( vervolgens) bij het passeren van die bestelauto, de door hem bestuurde personenauto zonder snelheid te minderen in de richting van de zijkant van die bestelbus en/of de (zich aldaar bevindende) [slachtoffer] te sturen en/of
- ( daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te rijden en/of
- waardoor/waarbij die [slachtoffer] enkele meters met die, door verdachte bestuurde, personenauto werd meegetrokken/meegesleurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Waardenburg, gemeente Neerijnen, althans te Deil, gemeente Geldermalsen, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door
- als bestuurder van een personenauto, de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig te verhogen en/of
- ( vervolgens) opzettelijk tegen de achterzijde van een (langs de snelweg
geparkeerde) bestelauto te rijden en/of
- ( vervolgens) bij het passeren van die bestelauto, de door hem bestuurde personenauto zonder snelheid te minderen in de richting van de zijkant van die bestelbus en/of de (zich aldaar bevindende) [slachtoffer] te sturen en/of
- ( daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te rijden en/of
- waardoor/waarbij die [slachtoffer] enkele meters met die, door verdachte bestuurde, personenauto werd meegetrokken/meegesleurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 juni 2015 te Waardenburg, gemeente Neerijnen, althans te Deil, gemeente Geldermalsen, althans te Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door de door hem bestuurde personenauto zonder snelheid te minderen in de richting van die [slachtoffer] te sturen en/of (daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te rijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 juni 2015 reed verdachte met zijn personenauto over de A2 in de richting van Utrecht, toen hij ter hoogte van Waardenburg, gemeente Neerijnen, met inhaalmanoeuvres betrokken raakte bij een ‘aanvaring’ met [slachtoffer] , bestuurder van een bestelauto. Na een lichte aanrijding tussen hun voertuigen, zijn beiden op de vluchtstrook ter hoogte van Deil, gemeente Geldermalsen, gestopt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde. De officier van justitie wijst daarbij op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige] en het proces-verbaal Sporenonderzoek van het team Verkeers Ongevallen Analyse.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Volgens de raadsvrouw zijn de stellingen van het team Verkeers Ongevallen Analyse onbegrijpelijk. Zij lijken immers te zijn vergeten dat links van de vluchtstrook een autosnelweg met drie rijbanen gelegen is, waar op dat moment verkeer met hoge snelheid voorbij reed. Niet kan worden uitgesloten dat verdachte bij het optrekken is geschrokken van dat verkeer en daardoor naar rechts heeft gestuurd en daarbij in aanraking is gekomen met de bestelbus van [slachtoffer] . Dat verdachte geschrokken is, kan ook volgen uit de verklaring van getuige [getuige] die verdachte stoïcijns in de auto zag zitten en niet opgefokt of iets dergelijks.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte het voornemen heeft gehad om aangever dood te rijden, althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde wordt verdachte verweten dat hij zonder snelheid te minderen op aangever is afgereden, maar dit betreft louter een speculatieve aanname. Daarvoor bevat het dossier geen enkel bewijs. Ten slotte heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte niet heeft gehandeld met een zeker bewustzijn, maar eerder uit reflex of schrikreactie. Ook van voorwaardelijk opzet is derhalve geen sprake.
De beoordeling door de rechtbank
Zoals hiervoor reeds vastgesteld is verdachte met aangever [slachtoffer] betrokken geraakt bij inhaalmanoeuvres , waarna beiden hun voertuigen op de vluchtstrook tot stilstand hebben gebracht. Volgens aangever is verdachte vervolgens op hem ingereden. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het gebeurde en de raadsvrouw heeft een alternatieve verklaring geschetst voor het “opzettelijk” inrijden. De rechtbank overweegt als volgt.
Aangever heeft verklaard dat, toen hij op de vluchtstrook en naast zijn bestelauto stond, de door verdachte bestuurde personenauto achter hem stilstond. Hij zag dat de auto ineens weer begon te rijden. Hij hoorde aan het motorgeluid dat de verdachte met volle snelheid wegreed. Daarbij is de bestelauto nogmaals geraakt. Aangever zag dat verdachte zonder te remmen op hem inreed. Ondanks dat aangever probeerde de personenauto te ontwijken, is hij gedeeltelijk aan de linkerzijde van zijn lichaam geraakt, op de motorkap terecht gekomen en vervolgens enkele meters meegesleurd. [3]
Getuige [getuige] zag op de vluchtstrook van de A2 een bestelbus met daarachter een personenauto staan. Hij zag dat de bestuurder van de bestelauto was uitgestapt. Op enig moment zag hij de personenauto stevig optrekken en vervolgens de bestelbus en de bestuurder raken. Volgens de getuige zag het er heel ernstig uit. Hij hield er rekening mee dat de benen (van aangever) aan gort gereden waren. [4]
Verbalisanten van het team Verkeers Ongevallen Analyse stellen in het proces-verbaal Sporenonderzoek vast dat, gelet op de schade aan beide voertuigen, het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte bewust naar rechts heeft ingestuurd op het moment dat de voorkant van zijn personenauto de achterzijde van de bestelbus was gepasseerd. [5]
Hoewel de verbalisanten concluderen dat zij het meest aannemelijk achten dat verdachte
bewust in de richtingvan aangever heeft gestuurd, is deze conclusie naar het oordeel van de rechtbank niet nader onderbouwd en kan deze niet zonder meer worden getrokken. De raadsvrouw heeft deze bewuste handeling betwist door een alternatief scenario te schetsen, hierin bestaande dat verdachte in de richting van aangever heeft gestuurd uit schrik en/of als uitwijkmanoeuvre. Dit alternatieve scenario is echter onvoldoende aannemelijk geworden. Verdachte zegt zich het voorval op de vluchtstrook in het geheel niet te kunnen herinneren, terwijl de aangever en getuige [getuige] niets verklaren over verkeersdrukte op de rijbaan naast de vluchtstrook. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte uit schrik een naar rechts uitwijkende stuurbeweging heeft gemaakt.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn auto achter de bestelbus van aangever stond, dat hij stevig is opgetrokken en daarbij in de richting van de zijkant heeft gestuurd op het moment dat aangever naast zijn bestelbus stond.
Ter beoordeling is vervolgens de vraag of verdachte met deze handelingen heeft gepoogd aangever van het leven te beroven, althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, of dat verdachte daarmee aangever heeft mishandeld.
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar met zijn auto is ingereden op aangever, maar is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte over een zodanige afstand en met een dusdanige snelheid op het slachtoffer is ingereden, dat daardoor de aanmerkelijke kans ontstond dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een poging tot zware mishandeling. Door op korte afstand in te rijden op iemand die tegen een andere auto stond zodat deze persoon ingeklemd kan raken tussen beide voertuigen, is daarmee een aanmerkelijke kans op ernstig letsel ontstaan. Dit past ook bij de verklaring van getuige [getuige] die dacht dat de benen van aangever verbrijzeld zouden zijn. Door aldus te handelen heeft verdachte, nu een andere verklaring als hiervoor beschreven niet aannemelijk wordt geacht, bewust die mogelijkheid aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, maar komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 juni 2015 te
Waardenburg, gemeente Neerijnen, althans teDeil, gemeente Geldermalsen,
althans te Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door
- als bestuurder van een personenauto, de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig te verhogen en
/of
- (vervolgens) opzettelijk tegen de achterzijde van een (langs de snelweg geparkeerde) bestelauto te rijden en/of
- ( vervolgens) bij het passeren van die bestelauto, de door hem bestuurde personenauto
zonder snelheid te minderenin de richting van de zijkant van die bestelbus en
/ofde (zich aldaar bevindende) [slachtoffer] te sturen en
/of
- ( daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te rijden en
/of
- waardoor/waarbij die [slachtoffer] enkele meters met die, door verdachte bestuurde, personenauto werd
meegetrokken/meegesleurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Voorts heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en overigens geen persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij in staat is een werkstraf te voldoen en dat hij ervan uitgaat dat bij een veroordeling tot een gevangenisstraf en/of een ontzegging van de rijbevoegdheid hij zijn werk zal verliezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 december 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Na een verkeersruzie heeft verdachte zeer agressief gereageerd door met zijn auto over de vluchtstrook in te rijden op een medeweggebruiker, waarbij deze klem kwam te zitten tussen zijn eigen auto en de auto van verdachte. Daarbij is het slachtoffer enige meters meegesleurd en is het slechts een kwestie van geluk geweest dat het slachtoffer nauwelijks letsel heeft overgehouden aan het incident.
Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer en ook een getuige die alles heeft waargenomen angst aangejaagd. Hij heeft de auto waarin hij reed gebruikt als wapen.
De rechtbank neemt dit alles de verdachte bijzonder kwalijk. Naast de gevolgen voor het slachtoffer, draagt een dergelijke gedraging bij aan gevoelens van onveiligheid onder medeweggebruikers in het algemeen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Reclassering Nederland concludeert in haar rapport van 30 december 2015 dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en dat verdachte op de praktische leefgebieden alles op orde heeft. Het lijkt dat verdachte heeft gehandeld in een opwelling/waas. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte doorgaans agressief reageert.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit een werkstraf van maximale duur dient te worden opgelegd en dat, nu verdachte het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig, een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden is.
Van de werkstraf zal worden afgetrokken de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht in die zin dat één dag gelijk staat aan twee uren werkstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 91 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.
Zijnde mr. E.C. Ruinaard buiten staatdit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-zuid, basisteam De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0600-2015292067, gesloten op 15 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 1; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016; het proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 40 e.v.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 2.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 22 en 23.
5.Het proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 50.