ECLI:NL:RBGEL:2016:2981

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
287012
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming handschriftdeskundige voor ondertekening document in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 13 april 2016 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om te onderzoeken of een handgeschreven document, gedateerd 15 augustus 2012, daadwerkelijk is ondertekend door [gedaagde]. Dit document is van belang omdat, indien het door [gedaagde] is ondertekend, het dwingend bewijs oplevert van de akkoordverklaring van [gedaagde] in de overeenkomst met MBS, ongeacht wie het document heeft opgesteld.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 17 februari 2016, waarin de rechtbank heeft aangegeven dat zij een deskundigenbericht wil inwinnen. Beide partijen hebben hun standpunten over de benoeming van de deskundige kenbaar gemaakt. [eiser] heeft ingestemd met de benoeming van een deskundige en is bereid het voorschot te betalen, terwijl [gedaagde] aanvullende eisen heeft gesteld aan het onderzoek, waaronder de beschikbaarheid van het originele document en de betrokkenheid van offertes.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om W. de Jong als deskundige aan te stellen en heeft de kosten van het onderzoek vastgesteld op € 2.420,00, dat door [eiser] moet worden gestort. De rechtbank heeft ook benadrukt dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij documenten moeten overhandigen aan de deskundige indien daarom wordt gevraagd. De verdere beslissingen in de zaak zijn aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/287012 / HA ZA 15-425
Vonnis van 13 april 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 februari 2016;
  • de akte uitlating deskundigenrapportage van de zijde van [eiser] ;
  • de akte van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 17 februari 2016 is het volgende overwogen. Om te kunnen beoordelen welke prijs partijen zijn overeengekomen voor het vervangen van de zinken goten, is van belang of het handgeschreven document met de datum 15 augustus 2012 waarop twee handtekeningen staan inderdaad is ondertekend door [gedaagde] . De rechtbank heeft kenbaar gemaakt dat zij het voornemen heeft een deskundigenbericht in te winnen en de te benoemen deskundige te vragen of het hier om de handtekening van [gedaagde] gaat. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten, wat zij hebben gedaan.
2.2.
[eiser] heeft bij akte te kennen gegeven dat hij zich ermee kan verenigen dat een deskundige wordt benoemd en dat hij ( [eiser] ) het voorschot zal moeten storten.
2.3.
[gedaagde] heeft bij akte naar voren gebracht dat het onderzoek door de deskundige alleen zal kunnen plaatsvinden als deze kan beschikken over het originele document van 15 augustus 2012. De rechtbank had reeds in die zin overwogen (tussenvonnis 17 februari 2016, rechtsoverweging 4.10). [gedaagde] meent voorts dat ook de offertes in het onderzoek moeten worden betrokken omdat hij verwacht dat de handtekening op het document van 15 augustus 2012 daarvan is nagemaakt of gekopieerd. De rechtbank zal niet uitdrukkelijk bepalen dat die offertes in het onderzoek moeten worden betrokken, maar zal de inrichting van het onderzoek overlaten aan het inzicht van de deskundige, die kennis zal moeten nemen van de processtukken (voor zover van belang voor dit aspect) en van hetgeen de partijen hem overigens meedelen.
2.4.
[gedaagde] heeft voorts betoogd dat de onderzoeksvraag moet worden uitgebreid omdat het volgens hem van belang is vast te stellen wie het document van 15 augustus 2012 heeft opgesteld en wie het voor MBS heeft ondertekend. Hij wordt daarin niet gevolgd. Als komt vast te staan dat [gedaagde] het document heeft ondertekend, dan volgt uit artikel 157 lid 2 Rv dat daarmee tussen [gedaagde] en MBS (de andere partij op het document) dwingend bewijs is geleverd van de waarheid van de akkoordverklaring van [gedaagde] , ongeacht de vraag wie het document heeft opgesteld en namens MBS heeft ondertekend. Dat dwingend bewijs geldt dan tussen [gedaagde] en [eiser] omdat [gedaagde] stelt zaken te hebben gedaan met [eiser] , waarbij hij er geen bezwaar tegen heeft gemaakt dat deze zich bediende van de naam MBS, zoals blijkt uit de door [gedaagde] ondertekende offertes waarop de naam MBS Bouw staat.
2.5.
De conclusie is dat het aangekondigde deskundigenbericht thans zal worden bevolen. De rechtbank zal de deskundige vragen of het document van 15 augustus 2012 door [gedaagde] is ondertekend. De rechtbank heeft de handschriftdeskundige W. de Jong te Groningen benaderd, die te kennen heeft gegeven bereid en in staat te zijn als deskundige voor de rechtbank op te treden en vrij te staan ten opzichte van de partijen en hun advocaten. Hij zal tot deskundige worden benoemd.
2.6.
Zoals aangekondigd in het tussenvonnis van 17 februari 2016 in overweging 4.10 zal [eiser] als eisende partij het voorschot voor de deskundige moeten storten. De rechtbank bepaalt de hoogte van het voorschot na overleg met de deskundige op € 2.420,00.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Dat houdt ook in dat zij documenten aan de deskundige ter beschikking dienen te stellen als deze daar om vraagt, in het bijzonder het originele document van 15 augustus 2012. Wordt hieraan niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
in reconventie
2.9.
Alle beslissingen worden aangehouden in afwachting van de rapportage van de deskundige in conventie.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de vraag of het handgeschreven document van 15 augustus 2012 waarvan een kopie als onderdeel van productie 2 bij dagvaarding is gevoegd door [gedaagde] is ondertekend;
3.2.
benoemt tot deskundige om deze vraag te beantwoorden:
W. de Jong, werkzaam bij Niehoff & De Jong
[adresgegevens]
telefoon: [telefoonnummer]
e-mail: [emailadres] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na de datum van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak daarvoor zal toesturen als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 2.420,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal beginnen en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.R. Veerman,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 25 mei 2016, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] of voor bepaling datum vonnis,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.