ECLI:NL:RBGEL:2016:2950

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
05/259130-15 en 05/841185-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige jongen uit Nijmegen voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en heling

Op 27 mei 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige jongen uit Nijmegen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De veroordeling is het gevolg van een poging tot zware mishandeling, bedreiging van zijn ex-vriendin en tweemaal heling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 oktober 2015 een quad had verworven die van diefstal afkomstig was en dat hij op 1 november 2015 tijdens een achtervolging door de politie een helm naar een motoragent gooide, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank achtte de bedreigingen aan het adres van de ex-vriendin bewezen, waarbij de verdachte via WhatsApp dreigende berichten had gestuurd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan een van de slachtoffers. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en na onderzoek ter openbare terechtzitting op 13 mei 2016.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/259130-15 en 05/841185-15
Datum uitspraak : 27 mei 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.
Raadsvrouw: mr. E. Maalsen, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 13 mei 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer: 05/259130-15:
primair
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een quad (merk Kawasaki, type [type] , kleur groen) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die quad wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een quad (merk Kawasaki, type [type] , kleur groen) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die quad redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Ten aanzien van parketnummer 05/841185-15:
1.
primair
hij op of omstreeks 01 november 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl verdachte en zijn mededader met hoge snelheid, althans met enige snelheid (ongeveer 70 kilometer per uur) op een scooter reden), door een helm (met kracht) in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien/werpen, (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn motorfiets met hoge snelheid, althans enige snelheid, verdachte en zijn mededader achtervolgde), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 01 november 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (terwijl verdachte en zijn mededader met hoge snelheid, althans met enige snelheid (ongeveer 70 kilometer per uur) op een scooter reden), door een helm (met kracht) in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien/werpen, (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn motorfiets met hoge snelheid, althans enige snelheid, verdachte en zijn mededaders achtervolgde), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 01 november 2015 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl verdachte en zijn mededader met hoge snelheid, althans met enige snelheid (ongeveer 70 kilometer per uur) op een scooter reden), een helm (met kracht) in de richting van die [slachtoffer 1] gegooid/geworpen (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn motorfiets met hoge snelheid, althans enige snelheid, verdachte en zijn mededaders achtervolgde),
2.
primair
hij op of omstreeks 01 november 2015 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (motor)scooter (merk: [merk] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (motor)scooter (merk: [merk] ) wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2015 tot en met 01 november 2015
in de kreis Kleve, in elk geval te Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(motor)scooter (merk: [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
3.
hij op of omstreeks 01 november 2015 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (bak)steen gepakt en/of (vervolgens) een gooi beweging met die (bak)steen gemaakt (terwijl die [slachtoffer 2] op korte aftand, althans enige afstand van stond), althans een (bak)steen getoond en/of (duidelijk) zichtbaar aanwezig gehad aan/voor die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] (middels een whatts-app film/bericht) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga een baksteen door je ruit gooien" en/of "Ik gooi een steen tegen je hoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking";
4.
hij op of omstreeks 01 november 2015 in de gemeente Nijmegen opzettelijk [slachtoffer 2] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, (middels een whatts-app bericht/film) heeft beledigend door haar de woorden toe te voegen: "Hoer" en/of "Bitch", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking.
2a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ten aanzien van parketnummer 05/841185-15:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ten aanzien van het vierde tenlastegelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit een klachtdelict betreft en in het dossier geen klacht is opgenomen waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] het openbaar ministerie heeft verzocht tot vervolging over te gaan.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [slachtoffer 2] onlangs aan verdachte heeft laten weten dat zij de aangifte wilde intrekken. Hieruit blijkt dat zij niet wilde dat verdachte vervolgd zou worden voor het vierde tenlastegelegde feit. Het openbaar ministerie dient dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden.
In het dossier bevindt zich geen klacht waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] wilde dat het openbaar ministerie verdachte zou vervolgen voor het vierde tenlastegelegde feit. Ook in de aangifte staat die wens niet vermeld. Nu een klacht wel een vereiste is om tot vervolging terzake van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) over te gaan, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het openbaar ministerie ten aanzien van het vierde tenlastegelegde feit niet-ontvankelijk is.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/259130-15 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 oktober 2015 reed verdachte te Nijmegen als bijrijder op een groene quad van het merk Kawasaki, type [type] . Deze was op 30 oktober 2015 gestolen uit Kleve. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Verdachte wist op het moment dat hij achter op de quad zat dat deze gestolen was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Naar de mening van de raadsvrouw blijkt uit de verklaring van verdachte niet dat hij, voordat hij achter op de quad ging zitten, wist dat deze gestolen was. Ook stelt de raadsvrouw dat verdachte enkel achterop de quad zat. Hij had dan ook geen zeggenschap over de quad, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte de quad voorhanden heeft gehad.
De beoordeling door de rechtbank
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij op 30 oktober 2015 achterop een groene quad heeft gezeten en door Nijmegen is gereden. Verdachte stelt echter dat hij pas nadat ze waren aangehouden door de politie, van [naam 2] heeft gehoord dat de quad gestolen was.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Bij de politie heeft verdachte immers verklaard dat hij enkel achter op de quad heeft gezeten en dat [voornaam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) en [voornaam 2] (de rechtbank begrijpt [naam 2] ) hem hadden verteld dat zij samen de quad hadden gestolen in Kleve in Duitsland. [voornaam 2] steelt volgens verdachte elke dag. [3] Verdachte heeft bij de politie niet verteld dat hij pas achteraf heeft gehoord dat de scooter gestolen was. De politie was bovendien vrijwel direct nadat [naam 3] en verdachte op de scooter hadden gereden ter plaatse in het park waar onder meer verdachte, [naam 3] , [naam 2] en de scooter werden aangetroffen. [4] De rechtbank acht het gelet op het vorenstaande niet aannemelijk geworden dat verdachte pas achteraf wist dat de quad gestolen was.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1989-1990, 21565, nummer 3, bladzijde 3) volgt dat het “voorhanden hebben” zich uitstrekt tot ieder feitelijk voorhanden hebben, met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Dus ook het gebruiken van een misdrijfgoed valt hier onder. Voor voorhanden hebben is niet nodig dat men te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door achterop te springen op een door een ander gestolen en bestuurde quad, verdachte die quad als vervoermiddel heeft gebruikt en aldus voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 416 Sr.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05/841185-15: [5]
De feiten
Feit 1:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 november 2015 reden verdachte en [naam 4] op een scooter in Nijmegen. [naam 4] bestuurde de scooter en verdachte zat achterop. Zij reden met hoge snelheid door de Topaasstraat te Nijmegen en werden achtervolgd met ongeveer 70 à 80 kilometer per uur door motoragent [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) . [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Volgens de officier van justitie volgt uit het dossier dat verdachte een helm vanaf een rijdende scooter heeft gegooid in de richting van [slachtoffer 1] , die op dat moment met ongeveer 80 kilometer per uur op een motor achter verdachte en zijn vriend reed. [slachtoffer 1] had geraakt kunnen worden door de helm. Er was een grote kans dat [slachtoffer 1] ten val zou zijn gekomen als hij geraakt zou zijn door de helm of door het ontwijken van de helm. Er waren ter plaatse stilstaande auto’s en lantarenpalen. Als een motorrijder met een snelheid van 80 kilometer per uur valt en botst tegen een auto of lantarenpaal is dat kans op fataal letsel aanmerkelijk. De officier van justitie is dan ook van mening dat verdachte door het gooien van de helm de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van een val fataal letsel zou kunnen oplopen. Dit levert naar het oordeel van de officier van justitie een poging tot doodslag op.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair, subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde. Door verdachte wordt ontkend dat hij de helm heeft gegooid naar [slachtoffer 1] . Vanaf het begin af aan is verdachte consistent geweest in deze ontkenning en heeft hij verklaard dat [naam 4] de helm heeft gegooid. Uit het dossier volgt ook niet onomstotelijk dat het verdachte was die de helm heeft gegooid. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat verdachte de helm heeft gegooid, dan stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] door een val fataal letsel zou oplopen en daardoor zou zijn gedood. Meer voor de hand ligt dan dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De beoordeling van de rechtbank
De vraag die door de rechtbank allereerst dient te worden beantwoord is of het verdachte is geweest die de helm naar [slachtoffer 1] heeft gegooid. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In zijn aangifte heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij vanaf de Winkelsteegseweg in Nijmegen een witte grijze motorscooter zag rijden met twee opzittenden. De motorscooter kwam in zijn richting rijden. [7] Aangever zag dat de motorscooter bestuurd werd door een blanke man, gekleed in een donkerkleurig trainingspak en donkere broek. Aangever zag dat hij een donkere helm droeg en dat de passagier een koningsblauw trainingsjack en een witte helm droeg. [8] Aangever keerde zijn dienstmotor en reed met verhoogde snelheid achter de motorscooter aan. Hij reed met zo’n 70 à 80 kilometer per uur om zo te motorscooter in te kunnen halen. Aangever zag vervolgens dat de passagier van de motorscooter een donkerkleurige helm in zijn hand had en zich half omdraaide. Aangever zag dat de passagier met kracht de helm op hem afgooide terwijl aangever met 70 à 80 kilometer per uur reed. Aangever kon de helm met moeite ontwijken en kwam door de ontwijkmanouvre bijna in botsing met een geparkeerde personenauto. [9] Aangever heeft de aangehouden en ingesloten verdachten, [verdachte] en [naam 4] , herkend als zijnde de bestuurder en passagier van de motorscooter. Beide personen droegen nog dezelfde kleding: de blanke bestuurder, [naam 4] , droeg nog steeds een donkerkleurig trainingspak en de passagier, verdachte, was nog gekleed in een koningsblauw trainingsjack. [10] Aangever heeft verklaard dat de helm moedwillig in zijn richting is gegooid. [11]
De rechtbank concludeert hieruit dat aangever duidelijk en gedetailleerd heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het verdachte was die de helm naar hem heeft gegooid. Aangever is consistent hierin en heeft dit ook gemeld aan zijn collega’s [naam 5] en [naam 6] . [12] Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door een geluidsfragment dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen en is verstuurd naar zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] . In dit fragment wordt het volgende gezegd:

het maakt niet uit wat je ons hebt gedaan, wij zijn weggekomen ja. Hele korps achter ons aan, maar maakt niet uit. Motorwout, busjes (op de achtergrond hoorde verbalisant [naam 7] , een andere stem lachend roepen: helm op zijn hoofd) Die helm heb ik speciaal, speciaal voor jou op zijn hersens gegooid. Speciaal voor jou, want ik ga niet mee. Ik ben nog niet klaar voor vandaag. Jij gaat mij vandaag betalen, vandaag nog.” [13]
Verdachte heeft erkend dat het zijn stem is die op het fragment te horen is. [14] Verdachte stelt dat hij dit moest zeggen van [naam 4] . De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Het is verdachte die vanaf zijn eigen telefoon het fragment heeft ingesproken en heeft verzonden naar zijn ex-vriendin, waarbij de boodschap ook aan haar is gericht.
Voorts bevindt zich in het dossier een whatsapp bericht dat [slachtoffer 2] aan de verbalisanten heeft getoond, waarin de volgende tekst staat:

Als die motor wout mij er af hat gestampt en mij pak ging kapot
zou het barki 30 meer worden
Nu is mij helm tegen zijn hoofd gegoooit.” [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit bericht door hem aan [slachtoffer 2] is verstuurd. [16]
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de helm naar [slachtoffer 1] heeft gegooid. De stelling van verdachte dat de bestuurder [naam 4] de helm naar [slachtoffer 1] heeft gegooid, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden.
Met de snelheid die [slachtoffer 1] reed, namelijk zeventig à tachtig kilometers per uur binnen de bebouwde kom, zou [slachtoffer 1] door het ontwijken van de helm ten val hebben kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat er in dat geval geen sprake is van een aanmerkelijk kans op fataal letsel, maar wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Nu verdachte op de vlucht was voor de politie en het gooien van de helm gericht moet zijn geweest op het afschudden (en dus hinderen) van verbalisant [slachtoffer 1] , heeft verdachte door het gooien van de helm bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge van de botsing met de helm, dan wel het ontwijken daarvan ten val zou komen en zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 november 2015 reden verdachte en [naam 4] op een (motor) scooter van het merk [merk] in Nijmegen. Deze scooter was tussen 31 oktober 2015 en 1 november 2015 gestolen uit Kleve. [17]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte zat alleen achterop de scooter. Hij had dan ook geen zeggenschap over de scooter zodat niet bewezen kan worden dat verdachte de scooter voorhanden heeft gehad.
De beoordeling van de rechtbank
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de scooter van diefstal afkomstig was. Dit kwam, aldus verdachte, dat hij beschadigingen aan de scooter had gezien.
De rechtbank is van oordeel dat door achterop te springen op een door een ander gestolen en bestuurde scooter, verdachte die scooter als vervoermiddel heeft gebruikt en aldus voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 416 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde, de opzetheling, wettig en overtuigend bewezen kan worden
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 18-20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer: 05/259130-15:
Primair
hij op
of omstreeks30 oktober 2015 te Nijmegen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een quad (merk Kawasaki, type [type] , kleur groen)
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die quad wist
(en)dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof;
Ten aanzien van parketnummer 05/841185-15:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks01 november 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (terwijl verdachte en zijn mededader met hoge snelheid,
althans met enige snelheid (ongeveer 70 kilometer per uur)op een scooter reden), door een helm
(met kracht)in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien
/werpen, (terwijl die [slachtoffer 1] op zijn motorfiets met
hoge snelheid, althansenige snelheid, verdachte en zijn mededaders achtervolgde), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
hij op
of omstreeks01 november 2015 te Nijmegen
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (motor)scooter (merk: [merk] )
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die (motor)scooter (merk: [merk] ) wist
(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof;
3.
hij op
of omstreeks01 november 2015 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling en
/ofmet enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (bak)steen gepakt en
/of(vervolgens) een gooi beweging met die (bak)steen gemaakt (terwijl die [slachtoffer 2] op
korte aftand, althansenige afstand van stond),
althans een (bak)steen getoond en/of (duidelijk) zichtbaar aanwezig gehad aan/voor die [slachtoffer 2]en
/of
- die [slachtoffer 2] (middels een whatts-app film/bericht) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga een baksteen door je ruit gooien" en
/of"Ik gooi een steen tegen je hoofd",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het feit onder parketnummer 05/259130-15 en feit 2 onder parketnummer 05/841185-15:
opzetheling
ten aanzien van feit 1 subsidiair onder parketnummer 05/841185-15:
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 05/841185-15:
bedreiging met zware mishandeling en met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde feit onder parketnummer 05/259130-15 en de onder 1 en 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 05/841185-15 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis per direct op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast wijst de raadsvrouw op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij het van belang is dat verdachte een duidelijke dagbesteding en structuur in zijn leven heeft. Toen verdachte bij zijn moeder verbleef ging het goed met hem en had hij een baan. Het is dan ook jammer dat de reclassering geen toezicht heeft geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 18 maart 2016 en;
- de rapportages van Reclassering Nederland van 11 november 2015, 15 december 2015, 15 maart 2016 en 10 mei 2016; en
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft terwijl hij met een hoge snelheid achterop een scooter reed, moedwillig een helm gegooid naar een motoragent. Dit vond plaats in de bebouwde kom in een straat met geparkeerde auto’s en lantaarnpalen. Voor het slachtoffer is het goed afgelopen in die zin dat hij niet gevallen is en geen letsel heeft opgelopen, maar de gevolgen hadden vele malen ernstiger kunnen zijn. Daarnaast heeft verdachte zijn ex-vriendin bedreigd met zware mishandeling door een gooi beweging te maken met een baksteen en via whats app berichten tegen zijn ex-vriendin te zeggen dat hij een steen tegen haar hoofd zou gooien en dat hij een baksteen door de ruit zou gooien. Dergelijke feiten hebben grote impact op de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte een quad en een scooter voorhanden gehad terwijl deze van diefstal afkomstig waren.
Uit de rapportages van Reclassering Nederland volgt dat ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis verdachte goed meewerkte aan de begeleiding en behandeling zoals deze door de reclassering werd geadviseerd. Wel is er sprake van een complexe en bewerkelijke situaties rondom verdachte. Uit de meest recente rapportage van Reclassering Nederland blijkt echter dat verdachte met grote met regelmaat afspraken en bijzondere voorwaarden overtreedt. Verdachte verbleef binnen de JP van de Bent Stichting in Tiel maar na 12 mei 2016 zal verdachte daar niet meer welkom zijn. De reclassering is zeer intensief bezig geweest goede huisvesting te vinden voor verdachte, maar inmiddels ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor huisvesting, begeleiding en behandeling. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Dit gelet op het gedrag en de houding van verdachte, het feit dat hij alles buiten zichzelf legt en zich niet wil conformeren aan regels en afspraken. De reclassering adviseert dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uitgaande van hoe de rechtbank in vergelijkbare situaties oordeelt, rechtvaardigt het handelen van verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft echter geen poging tot doodslag bewezen verklaard, zoals door de officier van justitie is gevorderd, maar een poging tot zware mishandeling. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de samenleving er niet mee is gediend indien verdachte in verband met het uitzitten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf enige tijd uit de maatschappij zal zijn. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is bij deze feiten, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Sr . Om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten zal de rechtbank naast de werkstraf een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden opleggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden in beslag genomen voorwerpen aan de veroordeelde zijnde de witte helm, een grijze Nokia GSM en een blauwe Apple Iphone.
Ten tijde van de terechtzitting van 13 mei 2016 heeft de rechtbank de opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis bevolen. De rechtbank is thans van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte niet meer aanwezig is. De voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van parketnummer 05/841185-15
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] met als gemachtigde [naam 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 400,-- in zijn geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte vrijgesproken moet worden van dit tenlastegelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit tot een bedrag van € 400,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, kan de vordering in zijn geheel worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 november 2015.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk te verklaren nu de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat ten opzichte van het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is het eens met de officier van justitie
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk verklaren nu de gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door het door verdachte begane strafbare feit.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 300,--, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen danwel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu zij onlangs aan verdachte telefonisch heeft laten weten geen schade vergoed te willen hebben.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren nu zij aan het Slachtofferloket heeft aangegeven dat zij geen slachtofferverklaring wil indienen nu zij weer contact heeft met verdachte. Hieruit concludeert de rechtbank dat de benadeelde partij geen schadevergoeding meer wil vorderen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 22c, 22d, 24c, 45, 36f, 57, 63, 285, 302 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van het vierde tenlastegelegde feit van parketnummer 05/841185-15 niet-ontvankelijk in de vervolging;
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit onder parketnummer 05/841185-15;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
  • een witte valhelm met bruine binnenvoering;
  • een grijze Nokia gsm en
  • een blauwe Apple Iphone;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] inzake parketnummer 05/841185-15
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 400,-- (vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 400,-- (vierhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] inzake feit 2 van parketnummer 05/841185-15
 verklaart de
benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] inzake feit 3 van parketnummer 05/841185-15
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Vierveijzer, (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015530308, gesloten op 6 januari 2015 (
2.De “Strafanzeige Kleve”, p 9 en 10 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.
3.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, tweede, derde en vijfde alinea, p. 64.
4.Het proces-verbaal van verhoor van minderjarige verdachte [naam 2] , derde pagina, veertiende alinea; proces-verbaal van verhoor verdachte p.64 eerste alinea; proces-verbaal van aanhouding [naam 3] p. 49 en 50.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015532914, gesloten op 3 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016 en het proces-verbaal aangifte tweede en derde alinea, p. 24.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , laatste alinea, p. 23.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , eerste alinea, p. 24.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , tweede en vierde alinea, p. 24.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , negende en tiende alinea, p. 24.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , eerste alinea, p. 25.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 1 november 2015, laatste alinea op p. 8 en eerste alinea op p. 9
13.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd, 3 november 2015, derde alinea, p. 28.
14.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 1 november 2015, vierde alinea, p. 10 en p. 14.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.
17.De “Strafanzeige Kleve”, later toegevoegd aan dossier en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2016.