ECLI:NL:RBGEL:2016:2817

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
293471
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en eigendomsvoorbehoud bij faillissement van buitenlandse koper

In deze zaak vorderde eiseres, een Nederlandse verkoper, een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van volièresystemen en aanverwante zaken die zij had geleverd aan een inmiddels gefailleerde Poolse vennootschap. De koopovereenkomst was gesloten op 30 oktober 2012, met een afbetalingsregeling en een eigendomsvoorbehoud totdat de volledige koopsom van € 320.000,- was voldaan. De curator van de failliete vennootschap betwistte de geldigheid van het eigendomsvoorbehoud in de Poolse insolventieprocedure, waar het verzoek van eiseres om de goederen uit de faillissementsboedel vrij te stellen was afgewezen. De rechtbank Gelderland moest beoordelen of zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen en welk recht van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van de herschikte EEX-Verordening, en dat Nederlands recht van toepassing was op de overeenkomst. De rechtbank concludeerde dat eiseres op grond van het eigendomsvoorbehoud eigenaar was gebleven van de geleverde goederen, ondanks de afwijzing in de Poolse procedure. De curator werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/293471 / HA ZA 15-674
Vonnis van 13 april 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] .,
tevens handelend onder de naam [eiser 1] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Arnoldus te Veghel,
tegen
[gedaagde]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de vennootschap naar buitenlands recht Spólka z ograniczona odpowiedzialnoscia .,
kantoor houdende te [plaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. B. Sujecki te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 februari 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] heeft op 30 oktober 2012 een overeenkomst gesloten met de in Polen gevestigde inmiddels gefailleerde vennootschap [gedaagde] . (hierna ook: [gedaagde] ). Het betrof de koop door [gedaagde] van volièresystemen voor leghennen en aanverwante zaken voor een totaalbedrag van € 320.000,-.
2.2.
De koopovereenkomst is schriftelijk vastgelegd in een door partijen ondertekende opdrachtbevestiging gedateerd 26 oktober 2012.
2.3.
In de koopovereenkomst, die in de Duitse taal is opgesteld, staat onder meer vermeld:
Lieferungsbedingungen
Lieferung : [woonplaats] (Ab Werk, geladen), konform Incoterms 2000
(…)
Montage : Nicht enthalten
Zahlung : 10% = € 32.000, KW 50 2012
€ 12.000 Monatlich während 24 Monaten am jeder 15. des Monats, anzufangen am 15. Februar 2013.
Wie vereinbart bleibt [eiser 1] Inhaber der gelieferte Materialen bis 100% Zahlung stattgefunden hat (sehe bitte auch Artikel 18 der beigeschlossenen Metaalunie Bedingungen
Liefereungsbedingungen : Für alle unsere Angebote, für alle uns erteilten Aufträge und für alle mit uns abgeschlossenen Verträge kommen die METAALUNIE-BEDINGUNGEN zur Anwendung. (…) Die METAALUNIE-BEDINGUNGEN sind bei diese Brief/Fax/E-Mail als Anlage bei Gefugt.
: Es gilt niederländisches Recht.
(…)
Lieferungadresse
Ab Werk, [woonplaats]
2.4.
In artikel 18.2 van de Metaalunievoorwaarden staat vermeld:
Opdrachtnemer blijft eigenaar van geleverde zaken zolang opdrachtgever:
tekortschiet of tekort zal schieten in de nakoming van zijn verplichtingen uit deze of andere overeenkomsten;
vorderingen die voortvloeien uit het niet nakomen van bovengenoemde overeenkomsten, zoals schade, boete, rente en kosten, niet heeft voldaan.
2.5.
In artikel 20 van de Metaalunievoorwaarden staat vermeld:
20.1
Het Nederlands recht is van toepassing.
20.2
Het Weens Koopverdrag (C.I.S.G.) is niet van toepassing, evenmin als enige andere internationale regeling waarvan uitsluiting is toegestaan.
20.3
Alleen de Nederlandse burgerlijke rechter die bevoegd is in de vestigingsplaats van opdrachtnemer neemt kennis van geschillen, tenzij dit in strijd is met dwingend recht. (…)
2.6.
[eiser 1] heeft de volièresystemen voor leghennen en aanverwante zaken aan [gedaagde] geleverd.
2.7.
[gedaagde] heeft een deel van de koopsom voldaan. Een bedrag van € 132.000,- is onbetaald gebleven.
2.8.
Op eigen verzoek van [gedaagde] is bij uitspraak van 7 november 2014 van de Rechtbank van eerste aanleg, Afdeling van Koophandel voor zaken met betrekking tot faillissement en herstel te [plaats 2] , Polen, een insolventieprocedure tegen haar geopend, waarbij haar de mogelijkheid is geboden een overeenkomst met haar schuldeisers te sluiten. De curator is daarbij tot gerechtelijk opzichter benoemd.
2.9.
Bij beslissing van diezelfde rechtbank van 23 maart 2015 is die insolventieprocedure omgezet in een faillissement, gericht op liquidatie van het vermogen van [gedaagde] . De curator is daarbij ontheven van zijn taak als gerechtelijk opzichter en aangesteld als curator.
2.10.
[eiser 1] heeft in de insolventieprocedure van [gedaagde] in Polen met een beroep op haar eigendomsvoorbehoud een verzoek gedaan om de uit hoofde van de verkoopovereenkomst van 30 oktober 2012 geleverde volières en aanverwante zaken uit de faillissementsboedel van [gedaagde] vrij te stellen.
Dit verzoek is bij beslissing van de Poolse rechter-commissaris van 13 juli 2015 afgewezen. De reden daarvoor is dat, kort samengevat, uit de door [eiser 1] overgelegde documenten (alleen vertalingen van elf rekeningen en een vertaling van de opdrachtbevestiging van 26 oktober 2012, maar geen (afschriften van) de originele overeenkomst en Metaalunievoorwaarden) niet blijkt dat een koopovereenkomst is gesloten waarin een naar Pools recht effectief eigendomsvoorbehoud is overeengekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in rechte zal vaststellen dat [eiser 1] eigenaar is van de goederen, zoals gespecificeerd in productie 1 van de dagvaarding (de opdrachtbevestiging van 26 oktober 2012), met veroordeling van de curator in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
[eiser 1] voert daartoe aan dat zij de verkochte zaken heeft geleverd onder eigendomsvoorbehoud, zoals in de overeenkomst zelf en in de Metaalunievoorwaarden staat vermeld. Omdat [gedaagde] de facturen nog niet volledig heeft betaald, is zij eigenaar gebleven van de geleverde zaken. Zij heeft de curator verzocht om afgifte van de zaken, maar deze zijn niet aan haar afgegeven. Er is Nederlands recht van toepassing op de overeenkomst omdat partijen dat zijn overeengekomen en subsidiair op grond van artikel 4 van de verordening (EG) 593/2008. De Nederlandse rechter is bevoegd om van de zaak kennis te nemen op grond van artikel 7 van de EEX-Verordening.
3.3.
De curator voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De curator voert als eerste verweer aan dat de dagvaarding nietig is, omdat daarin mr. [naam 1] als advocaat wordt gesteld, terwijl deze niet als advocaat in Nederland is ingeschreven op het tableau.
4.2.
De zaak is bij de rechtbank aanhangig gemaakt met een aanbiedingsbrief van mr. R. Arnoldus , waarin mr. [naam 1] op het briefpapier staat vermeld als behandelaar, advocaat naar Pools recht. Mr. Arnoldus is als zodanig in het administratieve systeem van de rechtbank aangemerkt als de gestelde advocaat. De curator is in het geding verschenen en niet valt in te zien op welke wijze hij in zijn belangen kan zijn geschaad door de onduidelijkheid die wellicht kan zijn veroorzaakt door de vermelding van mr. [naam 1] in de dagvaarding. Daarnaast geldt dat in het geval ten onrechte geen advocaat is gesteld, ambtshalve door de rechter de gelegenheid wordt geboden alsnog advocaat te stellen. In dit geval is dat niet gebeurd, omdat mr. Arnoldus reeds als advocaat was aangemerkt. Het verweer faalt daarom.
4.3.
Vervolgens moet beoordeeld worden of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vordering. Op zichzelf is niet in geschil dat dit moet gebeuren aan de hand van de zogenoemde EEX-Verordening. Partijen verschillen van mening over de vraag welke versie van deze Verordening toepasselijk is. De curator meent dat de herschikte EEX-Verordening (Verordening EU nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken) van toepassing is. [eiser 1] daarentegen stelt dat de voorloper, EEX-Verordening nr. 44/2001, van toepassing is, omdat de herschikte EEX-verordening, gelet op artikel 66 lid 1, slechts van toepassing is op rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015. [eiser 1] wijst erop dat zij reeds voor die tijd, op 8 januari 2015, bij de Poolse rechter-commissaris een verzoek heeft ingediend tot vrijstelling uit de faillissementsboedel van de door haar aan [gedaagde] geleverde volières en toebehoren, zodat volgens [eiser 1] de ‘oude’ EEX-Verordening nr. 44/2001 van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtsvordering van [eiser 1] in de onderhavige zaak, die strekt tot afgifte van een verklaring voor recht, moet worden aangemerkt als ‘een rechtsvordering die is ingesteld op of na 10 januari 2015’ in de zin van artikel 66 lid 1 van de herschikte EEX-Verordening. Deze vordering van [eiser 1] is bij dagvaarding van 14 oktober 2015 aanhangig gemaakt. Het gaat in deze procedure allereerst om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vordering tot afgifte van een verklaring voor recht, en niet om de rechtsvordering die [eiser 1] in Polen bij de rechter-commissaris heeft ingesteld op 8 januari 2015. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter zal daarom aan de hand van de bepalingen in de herschikte EEX-Verordening worden beoordeeld. Overigens zou de beantwoording van de bevoegdheidsvraag niet anders zijn geweest als de bepalingen van de EEX-Verordening nr. 44/2001 werden toegepast, gelet op de inhoud van de toepasselijke bepalingen.
4.4.
Op grond van artikel 7 lid 1 sub b herschikte EEX-Verordening, kan de curator, naast de mogelijkheid om te worden opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat waar hij kantoor houdt (artikel 4 lid 1 herschikte EEX-Verordening), ook voor het gerecht worden opgeroepen van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd (artikel 7 lid 1 onder a herschikte EEX-Verordening).
Partijen verschillen van mening over de vraag waar de verbintenis is uitgevoerd: in [woonplaats] , zoals [eiser 1] stelt, of in Polen, zoals de curator stelt.
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag waar de verbintenis is uitgevoerd, in de zin van artikel 7, punt 1, sub b, eerste streepje, van de herschikte EEX-Verordening moet de rechter bij de bepaling van de plaats van levering alle relevante voorwaarden en clausules van de overeenkomst in de beschouwing betrekken, met inbegrip van, in voorkomend geval, voorwaarden en clausules die algemeen erkend zijn en door de internationale handel zijn ontwikkeld, zoals de Incoterms, indien zij van dien aard zijn dat deze plaats op basis ervan duidelijk kan worden bepaald (zie Hof van Justitie EG 9 juni 2011, C-87/10 Electrosteel Europe/Edil Centrol SpA).
Wanneer de betrokken overeenkomst dergelijke voorwaarden of clausules bevat, kan het noodzakelijk blijken te onderzoeken of zij bepalingen zijn die uitsluitend de voorwaarden inzake de verdeling van het transportrisico van de goederen of inzake de kostenverdeling tussen de overeenkomstsluitende partijen vastleggen, dan wel of zij eveneens de plaats van levering van de koopwaar vastleggen.
4.6.
In de overeenkomst van 26 oktober 2012 staat bij de Leveringsvoorwaarden vermeld dat de levering ‘Ab werk’ plaatsvindt te [woonplaats] , overeenkomstig de Incoterms 2000. Tevens staat vermeld dat montage niet is inbegrepen. Als leveringsadres is vermeld ‘Ab werk, [woonplaats] ’. In de van toepassing zijnde Metaalunievoorwaarden staat in artikel 6.1 vermeld:
levering vindt plaats af fabriek, ‘ex works’, vestigingsplaats opdrachtnemer, conform Incoterms 2010. Het risico van de zaak gaat over op het moment dat opdrachtnemer deze ter beschikking stelt aan opdrachtgever. De curator voert aan dat deze bepalingen slechts de verdeling van het transportrisico tussen partijen vastlegden. Deze clausule kan echter, naast een verdeling van het transportrisico, mede de plaats van levering van de koopwaar vastleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is van dat laatste geval hier sprake. [eiser 1] heeft gemotiveerd gesteld dat zij de verkochte zaken ‘af fabriek’ heeft geleverd aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft de zaken in Nederland laten ophalen door een door haar ingeschakelde transporteur. Vanaf de afgifte van de goederen in Nederland is [eiser 1] niet meer betrokken geweest. Bij de koopovereenkomst was ook uitdrukkelijk geen montage inbegrepen, zoals ook in de overeenkomst is vastgelegd, en ook feitelijk heeft geen montage door [eiser 1] plaatsgehad. De afspraak “ab werk” behelsde dan ook meer dan louter een afspraak over het transportrisico, zoals de curator stelt. De conclusie is dan ook dat [woonplaats] de plaats is waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden.
4.7.
Vervolgens moet de verhouding tussen de herschikte EEX-verordening en de Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures (de Insolventieverordening) worden onderzocht in het kader van de bevoegdheidsvraag.
De herschikte EEX-verordening is immers niet van toepassing op het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures (artikel 1 lid 2 sub b herschikte EEX-Verordening). Het Europese Hof voor Justitie heeft in het arrest van 10 september 2009 (ECLI: EU: C:2009:544, German Graphics/Van der Schee) evenwel beslist dat de uitzondering van artikel 1 lid 2 sub b EEX-Verordening, juncto artikel 7 lid 1 van de Insolventieverordening, gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub b van de Insolventieverordening aldus moet worden uitgelegd dat zij niet geldt voor een op een eigendomsvoorbehoud gegronde vordering van een verkoper tegen een koper in staat van faillissement, wanneer het goed waarop dat eigendomsvoorbehoud rust, zich op het tijdstip waarop tegen die koper een insolventieprocedure wordt geopend, bevindt in de lidstaat waar die procedure is geopend. De reden daarvoor is, kort gezegd, dat een vordering betreffende eigendomsvoorbehoud een autonome vordering is, die haar grondslag niet vindt in het recht inzake insolventieprocedures.
4.8.
Daaruit volgt dat voor de bevoegdheid de herschikte EEX-Verordening bepalend is zodat, met inachtneming van het hiervoor onder 4.6 overwogene, de curator kon worden opgeroepen voor de Nederlandse rechter en deze bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
4.9.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is. Niet in geschil is dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is verklaard. De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord, te weten of [eiser 1] eigenaar is gebleven van de geleverde zaken, omvat mede de vraag of een geldig eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. Deze vraag wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst. Gezien de door partijen gedane keuze voor Nederlands recht, is aldus Nederlands recht van toepassing op deze vraag. Ook overigens zou Nederlands recht van toepassing zijn, zoals [eiser 1] terecht stelt, nu door partijen de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag is uitgesloten en dus Verordening (EG) 593/2008 van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op overeenkomsten (Rome I), van toepassing zou zijn. Ingevolge deze Verordening wordt, in het geval geen rechtskeuze zou zijn gedaan en afgezien van hier niet ter zake doende uitzonderingen, de overeenkomst tot verkoop van roerende zaken beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft, in dit geval dus Nederland.
4.10.
De curator is van mening dat de Nederlandse rechter de vordering moet afwijzen, nu in een Poolse insolventieprocedure het verzoek van [eiser 1] om de volières en toebehoren uit de faillissementsboedel vrij te stellen is afgewezen, omdat uit de door [eiser 1] in die procedure overgelegde producties niet blijkt dat een naar Pools recht geldig eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. Deze uitspraak is volgens de curator in kracht van gewijsde gegaan, nu [eiser 1] daartegen geen hogere voorziening heeft ingesteld. Als de Nederlandse rechter nu tot een andersluidend oordeel zou komen in een zaak tussen dezelfde partijen omtrent hetzelfde geschil, zou deze beslissing onverenigbaar zijn met de genoemde Poolse beslissing en daarmee niet ten uitvoer kunnen worden gelegd, gezien artikel 45 lid 1 onder c herschikte EEX-Verordening.
4.11.
[eiser 1] heeft in Polen de daarvoor geëigende procedure gevolgd, om de geleverde volières en toebehoren uit de Poolse faillissementsboedel vrijgesteld te krijgen. Partijen zijn het er ook over eens dat dat verzoek in die procedure thuishoorde. De vraag is of dit gegeven tot de conclusie moet leiden dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te beslissen op het verzoek over de verklaring voor recht, waarbij de curator wijst op artikel 45 lid 1 onder c herschikte EEX-Verordening. In dit artikel is bepaald dat de erkenning van een beslissing wordt geweigerd op verzoek van een belanghebbende partij, indien de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing. Partijen zijn het erover eens dat [eiser 1] na de beslissing van de rechter-commissaris tot niet-afgifte, in Polen een procedure bij de insolventierechtbank kan voeren waarin afgifte van de zaken op grond van het eigendomsvoorbehoud kan worden gevorderd. Niet duidelijk is of de termijn voor het instellen van die procedure is verstreken, zoals de curator stelt, of dat dit nog mogelijk is gedurende de afwikkeling van het faillissement, zoals [eiser 1] stelt. Het gaat het bestek van deze procedure te buiten om dit te beoordelen, nu dat een kwestie van intern Pools recht is.
4.12.
In de voorliggende zaak wordt echter niet om de erkenning van de Poolse beslissing van de rechter-commissaris verzocht. [eiser 1] vordert immers een verklaring voor recht dat zij op grond van het eigendomsvoorbehoud naar Nederlands recht eigenaar is van de geleverde zaken. [eiser 1] meent met die uitspraak haar voordeel te kunnen doen in een Poolse bodemprocedure (die zij meent nog steeds te kunnen beginnen), waarin anders, zoals [eiser 1] stelt, een deskundige in het Nederlandse recht zou moeten worden benoemd, wat hoge kosten zou meebrengen. Het belang van [eiser 1] bij de gevorderde verklaring voor recht is daarmee gegeven. Omdat een verklaring voor recht naar haar aard niet ten uitvoer kan worden gelegd en dit in Polen niet anders zal zijn, bestaat er geen gevaar van tegenstrijdige beslissingen, zoals de curator meent. Het zal uiteindelijk de Poolse (insolventie)rechtbank zijn die beslist over vrijstelling van de geleverde zaken uit de faillissementsboedel.
De rechtbank is gelet op het vorenoverwogene aldus van oordeel dat zij kan beoordelen of [eiser 1] zich naar Nederlands recht op het eigendomsvoorbehoud kan beroepen.
4.13.
In dat kader staat vast dat partijen in 2012 een koopovereenkomst hebben gesloten waarbij een afbetalingsregeling is afgesproken, alsmede een eigendomsvoorbehoud zolang de koopprijs niet volledig is betaald, zoals hiervoor bij de feiten onder 2.3 vermeld. Daarvan is een contract (Auftragsbestätigung) gedateerd 26 oktober 2012 opgemaakt, waarvan de echtheid niet is betwist. Bovendien zijn de Metaalunievoorwaarden onbetwist op de overeenkomst van toepassing, waarin ook een eigendomsvoorbehoud is opgenomen, zoals hiervoor bij de feiten onder 2.4 vermeld. Tussen [eiser 1] als verkoper en [gedaagde] als koper geldt dan naar Nederlands recht het eigendomsvoorbehoud zolang de koopprijs niet volledig is betaald. Niet in geschil is dat dat hier het geval is. Er staat immers nog een bedrag van € 132.000,- van de koopprijs open. In dat geval kan naar Nederlands recht in het faillissement door de verkoper een beroep worden gedaan op het eigendomsvoorbehoud en kan de verkoper het goed uit de boedel opeisen. Uitgangspunt is namelijk dat een faillissement geen gevolgen heeft voor reeds bestaande wederkerige overeenkomsten, waarvan hier sprake is. Geconfronteerd met een geldig eigendomsvoorbehoud, zal de curator die een goed voor de boedel wenst te behouden op de voet van artikel 37 Faillissementswet zich bereid moeten verklaren de overeenkomst na te komen, en dus het restant van de koopsom moeten betalen. Er bestaat, anders dan kennelijk naar Pools recht het geval is, geen eis dat de datum waarop het eigendomsvoorbehoud is overeengekomen in een authentieke akte of anderszins moet zijn vastgelegd. Dat dit in Polen blijkbaar anders is, is in dit kader, gelet op artikel 18 Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) niet relevant. Wanneer aan het bestaan van het eigendomsvoorbehoud wordt getwijfeld, bijvoorbeeld doordat de echtheid van het document waarin het eigendomsvoorbehoud is vastgelegd in twijfel wordt getrokken, kan de curator dit aan de verkoper die een beroep doet op het eigendomsvoorbehoud naar Nederlands recht tegenwerpen. Er volgt dan in beginsel geen afgifte van het goed, zolang de geldigheid van het eigendomsvoorbehoud niet in rechte vaststaat. Maar daarvan is in dit geval geen sprake, nu tussen partijen het tijdstip en de wijze waarop het eigendomsvoorbehoud is overeengekomen niet in debat is, zodat naar Nederlands recht een geldig eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. Dat betekent dat [eiser 1] naar Nederlands recht eigenaar is gebleven van de geleverde zaken.
4.14.
Gelet op wat hiervoor is overwogen kan de gevorderde verklaring voor recht op de hierna te noemen wijze worden afgegeven. Voor zover is verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, geldt dat een verklaring voor recht naar zijn aard niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
4.15.
De curator wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.
De kosten aan de zijde van [eiser 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,84
- betaald griffierecht € 613,00
- salaris advocaat €
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.594,84
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser 1] naar Nederlands recht eigenaresse is gebleven van de volièresystemen en toebehoren als vermeld in de opdrachtbevestiging van 26 oktober 2012,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] tot op heden begroot op € 1.594,84 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.
Coll. AEP