Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
“Door gedaagde is ten principale niet geantwoord, terwijl het recht om dat (middels een pleidooi of een comparitie) alsnog te doen door het verlenen van de akte niet dienen ter rolle van 23 maart 2016 is komen te vervallen, zulks ingevolge art. 128 lid 3 Rv.”De wijze waarop de rechter in deze procedure tot tweemaal toe de wensen van de man inwilligt zonder daarbij de belangen van verzoekster af te wegen en bovendien verzoekster de mogelijkheid ontneemt om haar standpunten mondeling toe te lichten, maakt dat de rechter niet onpartijdig is. De beslissing tot het afwijzen van pleidooi is apert onjuist, omdat daarmee niet is bedoeld alsnog antwoord te geven. Het is juist de bedoeling geweest de reeds gegeven standpunten mondeling toe te lichten. Daar heeft verzoekster recht op. Er is sprake van tenminste de schijn van partijdigheid, gelet op het dringende verzoek van de man om direct vonnis te wijzen en de daarop gevolgde apert onjuiste beslissing van de rechter. Er is geen sprake van een gewone rolbeslissing die toevallig in het nadeel van verzoekster uitvalt. Ten slotte verzoekt verzoekster de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank, te weten de rechtbank ’s-Hertogenbosch.