ECLI:NL:RBGEL:2016:2385

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
29 april 2016
Zaaknummer
05/740199-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje

Op 29 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man uit Duiven, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een (destijds) 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden en is verplicht schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ruim twee jaar ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het meisje, terwijl hij zelf op dat moment tweeënveertig jaar oud was. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als leidinggevende bij de scouting, waar hij het slachtoffer kende. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook gekeken naar de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, waarbij deskundigen verschillende conclusies trokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd en een gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de verdachte en de impact van een lange detentie op zijn gezin. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen, met de verplichting voor de verdachte om dit bedrag te betalen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740199-15
Datum uitspraak : 29 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboortedatum 1] , wonende te [adres 1]
Raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzittingen van 16 oktober 2015, 29 januari 2016 en 15 april 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2014 te Duiven en/of Zevenaar en/of Kampen, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong in haar vagina en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in haar mond en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in haar vagina en/of anus en/of
  • het brengen van (een) vibrator(s) in haar vagina;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2014 te Duiven en/of Zevenaar en/of Kampen, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
  • het brengen van zijn, verdachtes, tong in haar mond en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen haar vagina en/of anus en/of
  • het betasten van haar borsten en/of vagina en/of
  • het door haar laten vasthouden en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 61-71;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2014 te Duiven en
/ofZevenaar en
/ofKampen
, in elk geval in Nederland, (telkens
)met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis en
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in haar mond en
  • het brengen van zijn, verdachtes, vinger
  • het brengen van
2.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2014 te Duiven en
/ofZevenaar en
/ofKampen
, in elk geval in Nederland, (telkens
)met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
  • het brengen van zijn, verdachtes, tong in haar mond en
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen haar vagina
  • het betasten van haar borsten en
  • het door haar laten vasthouden en
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid aanwezig is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het reclasseringsrapport gedateerd 7 maart 2016, en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd en gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij einduitspraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de conclusies en adviezen van de deskundigen over te nemen en een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en voor het overige te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 maart 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 juli 2015;
- een pro justitia rapportage opgemaakt door mr. drs. [naam 1] , psycholoog, gedateerd 13 oktober 2015;
- een pro justitia rapportage opgemaakt door dr. [naam 2] , psychiater, gedateerd 25 februari 2016 en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 maart 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar ontuchtige handelingen gepleegd met een destijds dertien jarig meisje terwijl hijzelf op dat moment tweeënveertig jaar oud was. Zij kenden elkaar van de scouting. Hij behoorde tot de leiding van de scouting en heeft in die positie dan ook misbruik gemaakt van de verliefdheid van het slachtoffer. Verdachte heeft bewust gelegenheden gecreëerd om alleen met haar te zijn en ontuchtige handelingen te kunnen plegen. De verdachte heeft dan ook louter oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustbehoeftes zonder zich te bekommeren om de schadelijke gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat dit hier het geval is, blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Een dergelijk feit rechtvaardigt dan ook een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
In het hiervoor genoemde psychologisch rapport van 13 oktober 2015, concludeert de deskundige dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Blijkens dit rapport kan verdachte in staat worden geacht de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien, maar kan hij niet goed in staat worden geacht om zijn wil geheel in vrijheid te kunnen bepalen. Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in de impulsbeheersing NAO, welke is ingebed in een persoonlijkheid met narcistische trekken. Er is voorts sprake van het samengaan van een egocentrische houding, een kwetsbaar zelfgevoel in combinatie met een controleverlies over zijn seksuele impulsen. De deskundige acht de kans op herhaling echter klein en behandeling is volgens de deskundige vanuit forensisch oogpunt niet geïndiceerd.
In het hiervoor genoemde recentere rapport van de psychiater van 25 februari 2016 concludeert de deskundige echter dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Bij verdachte is sprake van ADHD, met name hyperactiviteit. Er zijn voorts volgens de deskundige geen tekenen van een impulsstoornis. Verdachte onderkende niet dat er geen sprake was van een gelijkwaardige relatie en nam zijn verantwoordelijkheid als volwassene naar een kind niet. Hij hield geen rekening met de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. Het tenlastegelegde kan als een uiting van vermijdingsgedrag van verdachte worden beschouwd; hij vermeed confrontatie met zijn negatieve emoties naar zijn partner, zijn ouders en broer en negatieve emoties omtrent de problemen met zijn zoontje. Hij zocht een uitlaatklep in de relatie met het slachtoffer maar hij zag niet in dat zij nog een kind is. De deskundige concludeert dan ook dat er in relatie tot en ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten bij verdachte geen sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat verdachte zijn wil geheel kon bepalen. Door de deskundige wordt de kans op herhaling klein geacht.
Nu in dit laatste rapport meer rekening is gehouden met de reeds ingezette behandeling van verdachte bij [naam 3] , die verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis volgt, volgt de rechtbank de conclusie van de psychiater [naam 2] ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht voor zijn handelen.
Door de psychiater wordt in voornoemd rapport geadviseerd om de huidige behandeling bij [naam 3] voort te zetten in het kader van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht op te leggen voor de duur van twee jaar. Gezien het positieve beloop van de behandeling en het belang van de continuïteit in die behandeling en het lage recidiverisico, wordt geadviseerd vooral een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en het onvoorwaardelijk deel gelijk te stellen aan het voorarrest.
In het rapport van 7 maart 2016 sluit de reclassering zich aan bij het advies van de psychiater. Tevens wordt geadviseerd een contactverbod op te leggen en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte de reeds gestarte behandeling voor zijn problematiek voortzet. Door verdachte is ook ter terechtzitting aangegeven dat hij baat heeft bij de lopende behandeling en dat hij nu meer inziet dat hij anders had moeten handelen. Ook leert hij nu met zijn negatieve gevoelens om te gaan, zoals het overlijden van zijn vader en praat hij meer over zijn gevoelens. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij door wil gaan met deze behandeling. Verdachte heeft ter terechtzitting ook oprecht berouw getoond voor zijn handelen. Gelet op deze positieve ontwikkelingen bij verdachte, acht de rechtbank het dan ook noodzakelijk dat deze ontwikkelingen zich voortzetten en niet doorbroken worden door een lange detentie. Een detentie zal daarnaast een enorme impact hebben op het gezin van verdachte, zeker nu uit het dossier blijkt dat zijn vrouw ziek is en de zoon van verdachte speciale aandacht nodig heeft. De rechtbank zal daarom dan ook, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de in het rapport van de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [slachtoffer] .
Ook al verwacht de deskundige, blijkens zijn rapportage van 13 oktober 2015, niet dat de acute kans op herhaling groot is, moet de rechtbank, gelet op de aard van de strafbare gedragingen en de periode waarin deze hebben plaatsgehad, niettemin rekening houden met de mogelijkheid dat verdachte- zonder voortzetting van de behandeling- wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Om het recidiverisico, ook op de langere termijn te beteugelen, zal de rechtbank daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank, zal anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De rechtbank is van oordeel dat er geen dringende redenen zijn de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het recht op hoger beroep niet doorkruist moet worden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 3000,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat aanvankelijk de helft van het huidige bedrag was gevorderd en de onderbouwing van de vordering te wensen overlaat. Onduidelijk is welke gevolgen na de eerste indiening ernstiger zijn geworden. Enerzijds is de raadsman dan ook van mening dat enige matiging van de vordering op zijn plaats is, maar anderzijds is de verdachte bereid het volledige bedrag te voldoen.
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feiten 1 en 2) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 3.000,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 2] . Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
en
- zijn behandeling, voor de door het NIFP geschetste problematiek, voortzet bij GGZ instelling [naam 3] in Deventer of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
e
n
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] , wonende te [adres 3] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.000,-(drieduizend euro) en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen en mr. A.I. Warringa, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [adres 3] van de politie Eenheid Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche (ON), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015100551, gesloten op 29 april 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.