ECLI:NL:RBGEL:2016:2366

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
05/987066-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van werkgever in zaak rondom dodelijk ongeval bij damwandplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een werkgever, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen of nalaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. De zaak betreft een dodelijk ongeval dat plaatsvond op 29 januari 2014 te Maurik, waar een werknemer betrokken was bij het aanbrengen van een damwand. De officier van justitie stelde dat de werkgever opzettelijk gevaarlijke handelingen had verricht, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers was ontstaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de werkgever in strijd met de wet had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de werkgever voldoende maatregelen had genomen om de veiligheid van de werknemers te waarborgen en dat de risico's van de werkzaamheden niet eerder waren geïdentificeerd in de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E). De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat de werkgever opzettelijk gevaarlijke situaties had gecreëerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/987066-15
Datum uitspraak : 28 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige economische kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
gevestigd te [adres] .
Raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 februari 2016 en 14 april 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, verdachte, op of omstreeks 29 januari 2014 te Maurik, in de gemeente
Buren en/of te Ammerzoden, in de gemeente Maasdriel,
als werkgever zoals daaronder wordt verstaan in de 'Arbeidsomstandighedenwet', al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten in strijd met die
'Arbeidsomstandighedenwet' en/of de daarop berustende bepalingen in artikel
7.3
en/of 7.4 van het 'Arbeidsomstandighedenbesluit',
terwijl daardoor, naar zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten,
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers
van verdachte ontstond of te verwachten was,
door haar werknemer dhr. [naam 6] en/of een of meer andere werknemers
van verdachte in/op een arbeidsplaats gelegen aan of nabij de Driesweg
(gemeentelijk sportpark) te Maurik beschoeiingswerkzaamheden te laten
verrichten, bestaande uit het aanbrengen/plaatsen van een houten damwand met
behulp van een grondverzet- c.q. graafmachine (aangeduid als Hyundai,
model/type R 290 LC-7a) en een daaraan bevestigde hydraulisch trilblok (van
het merk SAES), zulks terwijl:
- dat/die arbeidsmiddel(en) niet zodanig werd(en) gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordeed, zoals getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, niet zoveel mogelijk was voorkomen, immers bevonden een of meer werknemers zich bij die werkzaamheden binnen de actieradius van de machine en het trilblok en/of zat het uitrustingsstuk (trilblok) niet, althans onvoldoende gefixeerd of vergrendeld in/aan het gebruikte snelkoppelsysteem;
en/of
- dat arbeidsmiddel wat op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemer(s) was gesteld, niet uitsluitend werd gebruikt voor het doel en/of op de wijze waarvoor het ingericht en bestemd was, immers was de graafmachine voor het gebruik van die feitelijke werkzaamheden (het inbrengen van houten damwanden) niet gekeurd en afdoende geschikt gemaakt;
en/of
- dat arbeidsmiddel of die arbeidsmiddelen niet geschikt was/waren voor het uit te voeren werk, althans daartoe niet behoorlijk was/waren aangepast, immers waren de gebezigde adapterplaat en het snelkoppelsysteem (Connect'o'maat) niet in overeenstemming met elkaar;
en/of
- zij, verdachte, bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid als werkgever in een inventarisatie en evaluatie niet schriftelijk had vastgelegd welke risico's die arbeid voor de werknemers met zich bracht, immers was het gevaar getroffen te worden door een (om)vallend voorwerp bij die werkzaamheden niet geïnventariseerd en/of was dat risico niet, althans onvoldoende beoordeeld en vastgelegd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie heeft verdachte opzettelijk handelingen verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl daardoor, naar zij redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te verwachten was.
Werknemers hebben werkzaamheden binnen de actieradius van de machine en het trilblok verricht, terwijl in de bedieningshandeling van Hyundai (de fabrikant van de graafmachine) en in de instructie- en veiligheidsvoorschriften van Verachtert (de fabrikant van de connectomaat/het hydraulisch snelwisselsysteem) en SAES (de fabrikant van het trilblok) staat aangegeven dat dit niet mag. Omdat dit een evident gevaarlijke manier van werken is, had in de Risico-inventarisatie en Evaluatie
(hierna: RI&E)van verdachte moeten worden onderzocht of dit kon worden ondervangen door een andere manier van werken, bijvoorbeeld vanaf een ponton in het water en/of door het gebruik van een handgreep zodat op afstand gewerkt kan worden, hetgeen niet is gebeurd.
In de destijds geldende RI&E van 2009 is evenmin een beschrijving gegeven van de werkzaamheden, zoals die in de onderhavige zaak zijn uitgevoerd, en de daarbij ingezette arbeidsmiddelen met de daarbij behorende specifieke gevaren en risico’s voor werknemers.
De graafmachine is ook niet gekeurd en geschikt gemaakt voor het funderingswerk waar het voor gebruikt werd (het plaatsen van damwanden).
Na het ongeval is geconstateerd dat de spie klem liep tegen de constructie van het trilblok, waardoor deze niet volledig in de spievanger getrokken werd. Het uitrustingsstuk was dus onvoldoende vergrendeld. Dit is veroorzaakt doordat de arbeidsmiddelen die zijn gecombineerd (de graafmachine, het snelwisselsysteem en het trilblok) om daarmee damwanden te kunnen plaatsen, van verschillende fabrikanten zijn. Door de fabrikant van het snelwisselsysteem is ook aangegeven dat daaraan alleen een adapterplaat bevestigd mag worden van hetzelfde merk. Verdachte had daarom bij de fabrikant na moeten gaan of ook met de gebruikte adapterplaat gewerkt kon worden. Dat zij dit niet heeft gedaan, valt haar te verwijten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van het feit vrij te spreken, nu - kort samengevat - primair, verdachte alles gedaan heeft ter voorkoming van gevaar voor anderen, en subsidiair, het dossier onvoldoende bewijs bevat dat het verwezenlijkte gevaar voorzienbaar was, en meer subsidiair, enige vorm van opzet niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte, de verkoper van de graafmachine en het snelwisselsysteem, aannemer [naam 1] , [naam 2] die het Aboma-rapport heeft opgesteld en [naam 3] , die als preventieadviseur, hoger veiligheidskundige en adviseur arbeidsomstandigheden de RI&E van verdachte heeft opgesteld, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het aanbrengen van een damwand, zoals dat in de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden, onvermijdelijk met zich brengt dat zich daarbij op momenten een medewerker binnen de actieradius van de graafmachine en het trilblok bevindt. Om de planken precies te kunnen plaatsen is geleiding van de planken door een persoon nodig. Dit kan onvoldoende ondervangen worden door het gebruik van een handgreep, terwijl het gebruik van een ponton extra risico’s met zich brengt.
Eveneens volgt uit deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank dat de maatvoering van adapterplaten van trilblokken, die bevestigd worden aan de snelwisselsystemen, gestandaardiseerd is. Dat de oorzaak van het losraken van het trilblok in de onderhavige zaak gelegen was in een andere maatvoering van de adapterplaat, zoals door veiligheidskundige
[naam 4] en arbeidsinspecteur [naam 5] ter zitting naar voren is gebracht, is strijdig met het voorgaande. [naam 2] heeft ter terechtzitting ook toegelicht dat, zoals hij in zijn rapport reeds naar voren heeft gebracht, er verschillende factoren ten grondslag kunnen hebben gelegen aan het losraken van het trilblok en dat niet vastgesteld kan worden wat de meest waarschijnlijke oorzaak is. Hij heeft naar zijn zeggen ter plaatse in ieder geval niet geconstateerd dat de maatvoering van de adapterplaat niet paste bij het snelwisselsysteem.
Uit de verklaringen van [naam 2] en [naam 3] volgt dat het combineren van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok om daarmee damwanden te plaatsen, die machine niet ongeschikt maakt voor die werkzaamheden.
In de RI&E van 2009 van verdachte staat niet aangegeven wat de specifieke risico’s zijn van het plaatsen van damwanden met een combinatie van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok. Na het ongeval is dit wel vastgesteld, namelijk in de RI&E van 2014. Naar het oordeel van de rechtbank zou te verwachten zijn geweest, gelet op de aard van de werkzaamheden, waarbij een zwaar trilblok gekoppeld wordt aan het snelwisselsysteem van de graafmachine en het nodig is dat een werknemer zich binnen de actieradius daarvan bevindt, dat dit reeds eerder in de RI&E opgenomen zou zijn. [naam 3] heeft ter zitting toegelicht dat dit niet eerder is gedaan omdat het losraken van het trilblok niet gezien werd als een risico, vanwege de omstandigheid dat dit nog nooit eerder is voorgekomen, de omstandigheid dat dit risico ondervangen wordt doordat de machinist twee verschillende handelingen tegelijkertijd moet uitoefenen, zowel met handen als voeten, om het trilblok los te koppelen en de omstandigheid dat bij verdachte ieder jaar een keuring plaatsvindt van de machines en andere arbeidsmiddelen. Bij die keuring wordt beoordeeld of machines en andere arbeidsmiddelen voldoen en op de juiste manier gebruikt worden en ook of er een duidelijke werkinstructie is en hoe er voorlichting gegeven wordt. Dit laatste wordt ondersteund door de door de verdediging overgelegde Auditrapporten over de jaren 2011 tot en met 2015 waarin staat opgenomen dat op allerlei aspecten controles hebben plaats gevonden, waaronder ‘risico’s en wetgeving’, ‘veiligheid’, ‘middelen’ en ‘vakbekwaamheid’; ook zijn er projecten bezocht in het kader van het ‘productieproces’. Daarin staat onder meer ook opgenomen dat tijdens werkoverleggen de risico’s van grondverzetmachines behandeld zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat in de RI&E van 2009 niet is aangegeven wat de specifieke risico’s zijn van het plaatsen van damwanden met een combinatie van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank niet wettig en
overtuigend bewezen dat verdachte handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te verwachten was.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

3.De beslissing

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2016.