Uitspraak
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
Rechtbank Gelderland
De Rechtbank Gelderland heeft op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, die als teamleider werkte, heeft samen met een collega in totaal 340 iPhones verduisterd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en 180 uur werkstraf. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 95.480,91 te betalen aan zijn voormalig werkgever. De rechtbank heeft echter de ontnemingsvordering van de officier van justitie afgewezen, omdat het bedrag van de schadevergoeding hoger is dan de vermoedelijke opbrengst van de verduisterde iPhones, waardoor er geen sprake is van wederrechtelijk voordeel.
De zitting vond plaats op 1 april 2016, waar de officier van justitie een ontnemingsvordering indiende. De officier vorderde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat zou worden op € 119.050,00. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie een onterecht onderscheid maakte tussen de veroordeelde en een medeveroordeelde, en dat de verklaring van de medeveroordeelde niet als uitgangspunt genomen zou moeten worden. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten, omdat de schadevergoeding aan de benadeelde partij het geschatte voordeel overstijgt.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.