ECLI:NL:RBGEL:2016:2228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
05/740067-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met dwang en geweld in hotelkamer te Oosterbeek

Op 15 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 39-jarige man uit Tiel, die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf en een schadevergoeding van €2500 aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 oktober 2014 in een hotelkamer in Oosterbeek, waar de verdachte de aangeefster, die onder invloed van alcohol was, heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht en dat hij de signalen van de aangeefster, die duidelijk aangaf niet mee te willen, heeft genegeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verdediging van de verdachte niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht door haar te dwingen tot seksuele handelingen, ondanks haar verzet en duidelijke signalen van afwijzing. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de impact op de aangeefster, waarbij ook rekening is gehouden met het tijdsverloop sinds het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740067-15
Datum uitspraak : 15 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
Raadsman: mr. E.J.M.J Damen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
3 juli 2015, 18 september 2015 en 1 april 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2014 te Oosterbeek, gemeente Renkum, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) brengen in haar vagina en/of zijn, verdachtes, penis brengen in/tegen haar anus en/of het betasten van haar borsten en/of benen en/of vagina, welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze naar een feestje zouden gaan en/of die [slachtoffer] op een dreigende aard heeft toegesproken en/of de benen van die [slachtoffer] (met kracht) uit elkaar heeft gelegd en/of de armen van die [slachtoffer] heeft vast-/weggehouden en/of voorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] afgegeven signalen en uitlatingen dat zij voornoemde handelingen van hem, verdachte, niet wilde ondergaan en/of gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke overwicht en/of misbruik heeft gemaakt van de toestand waarin die [slachtoffer] zich, door het gebruik van alcohol, bevond.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 oktober 2014 heeft verdachte in een [naam] hotelkamer in Oosterbeek seks gehad met [slachtoffer] (hierna: aangeefster). [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Uit de betrouwbaar te achten verklaringen van aangeefster, die worden ondersteund door ander bewijs, volgt naar de mening van de officier van justitie dat verdachte aangeefster heeft verkracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 september 2015 erkend dat hij seks heeft gehad met aangeefster maar stelt dat aangeefster daarmee heeft ingestemd; hij en aangeefster hadden in het café besproken dat zij naar een hotelkamer zouden gaan om seks te hebben. Er was volgens verdachte geen sprake van dwang. De raadsman is
- kort samengevat - van mening dat er getwijfeld kan worden aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster. Zij verklaart inconsistent, in tegenstelling tot verdachte die juist consistent heeft verklaard en wiens verklaringen bovendien ondersteuning vinden in het dossier. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van verdachte. Daardoor kan niet bewezen worden dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seks.
De beoordeling door de rechtbank
In haar aangifte heeft aangeefster verklaard dat zij verdachte heeft ontmoet in een club op de Korenmarkt in Arnhem. [3] Verdachte en aangeefster zijn rond 04.00 uur met een taxi vanaf het Willemsplein naar een hotel gegaan. [4] In de taxi was verdachte dreigend. Hij sprak dreigend en kwam dicht op haar zitten. Aangeefster heeft verklaard dat zij toen probeerde aan te geven dat zij het niet fijn vindt en dat het niet goed gaat aflopen. Dat was voor aangeefster duidelijk toen zij het hotel inliepen en later ook naar de kamer moesten gaan, aldus aangeefster. [5] Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij in de taxi aan het huilen was. De taxichauffeur heeft dit, volgens haar, ook gezien maar hij deed niets. Zij moest uit de taxi gaan maar liet merken dat zij niet uit de taxi wilde. Zij huilde daarbij ook, verklaart aangeefster. Zij heeft daar ook duidelijk “nee” gezegd tegen verdachte. [6] In het hotel vond aangeefster het dreigender. Zij probeerde contact te zoeken met mensen die wel voor rede vatbaar waren. Er was een langere jongen met blonde haren en zij kreeg contact met die blonde jongen. Aangeefster wilde hem duidelijk maken dat ze er wel was maar eigenlijk niet wilde zijn. Aangeefster wilde niet met verdachte op een kamer zijn. [7] Zij is in de badkamer geweest en is daar op de grond gaan zitten. Aangeefster heeft vervolgens verklaard dat zij erg overstuur was en moest huilen. Verdachte heeft haar uit de badkamer gehaald door aan haar arm te trekken. Aangeefster probeerde terug te trekken en zichzelf te verdedigen. [8] Verdachte heeft vervolgens haar kleren uitgedaan. Aangeefster geeft aan dat het voor hem wel duidelijk is dat ze niet wilde. Zij heeft ook geprobeerd om haar kleren aan te houden en zij was emotioneel. Aangeefster heeft verklaard dat zij haar broek heeft vastgehouden. Haar schoenen waren al uit maar zij heeft ze niet zelf uit gedaan. Haar broek lag volgens haar naast of op het bed. [9] Verdachte heeft haar broek en onderbroek uitgedaan. Vervolgens gaat verdachte overal aangeefster betasten. Verdachte haalt haar benen uit elkaar en gaat bij haar vagina zitten, aldus aangeefster. Aangeefster verklaart dat zij in een soort van worsteling dat tegen hield, maar dat dat zinloos was. Volgens aangeefster moet verdachte gemerkt hebben dat zij zich verzet heeft omdat hij haar armen voelt en hij met alle kracht probeert haar benen uit elkaar te leggen en haar armen weg te houden. Aangeefster heeft haar kracht gebruikt om terug te duwen. [10] Aangeefster verklaart op de vraag welke signalen zij af gaf “angst, verdriet, ik moest huilen en weerde me af.” [11]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 28 oktober 2014 omstreeks 04.00 uur op het Willemsplein was en dat hij een man en een vrouw aan zag komen lopen vanaf de Korenmarkt richting de taxistandplaats. De getuige heeft voorts verklaard dat hij zag dat de vrouw niet mee wilde met deze man. De vrouw had blonde haren en de man was ouder en van vermoedelijk Turkse afkomst. De getuige zag dat ze niet mee wilde lopen aan haar lichaamstaal. De man hielde de hand vast van die vrouw en die vrouw liep wel met hem mee. De getuige hoorde de man tegen de vrouw zeggen “kom maar mee”. De getuige heeft verklaard dat hij even alleen stond met de vrouw en dat hij de vrouw heel zacht hoorde zeggen “help, help, help”. De getuige zag dat er tranen in haar ogen stonden. De vrouw keek de getuige aan en schudde met haar hoofd. De getuige zag dat de man weer naar de blonde vrouw liep en haar hand pakte. Ze liepen samen naar de taxi. De getuige heeft het kenteken van die taxi gezien. Hij hoorde de vrouw zeggen “nee.” [12] De getuige bleef er een vervelend gevoel aan overhouden en heeft thuis een melding gemaakt bij de politie en ook het kenteken van de taxi doorgegeven. [13]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij met zijn taxi op 28 oktober 2014 rond 04.15 uur op het Willemsplein een man, waarschijnlijk van Turkse afkomst, heeft opgepikt. Achter hem stond een jonge blonde vrouw. De getuige heeft de man en de vrouw naar Hotel [naam] in Oosterbeek gebracht. Tijdens de rit hoorde de getuige de man lief tegen het meisje praten. Het vreemde was, volgens de getuige, dat het meisje daar niet op reageerde. [14] Omstreeks 04.24 uur kwamen zij aan bij Hotel [naam] in Oosterbeek. De man heeft de rit netjes betaald en stapte aan de bijrijderszijde, achterin, uit. De getuige zag dat het meisje wat langer bleef zitten. Toen de getuige achterom keek, zag de getuige dat zij aan het huilen was. De getuige zag dat haar gezicht betraand was. De getuige hoorde het meisje naar hem fluisteren: “ik wil naar huis!”. Hierbij keek ze de getuige schichtig aan. De getuige had het idee dat zij bang was voor de man die bij haar was. Vervolgens vroeg de getuige of hij wat voor haar kon doen maar hier reageerde zij niet meer op en stapte uit. De getuige zag dat de man het meisje hielp uitstappen en dat hij haar ondersteunde tijdens het lopen. De getuige had het idee dat het meisje gedrogeerd was, aangezien zij niet naar alcohol rook. De manier waarop dat meisje wegliep zat de getuige niet lekker. Hij is toch weggereden maar tijdens het rijden begon het aan hem te knagen en is hij terug naar het hotel gegaan. De getuige heeft daar met de nachtportier gesproken. De nachtportier bleek hetzelfde gevoel te hebben en samen hebben zij toen besloten om de politie in te schakelen. [15]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 28 oktober 2014 bij het [naam] hotel in Oosterbeek werkzaam was als nachtportier. De getuige verklaart dat aangeefster signalen heeft gegeven naar hem. Hij verklaart dat er omstreeks 04.45 uur op 28 oktober 2014 een man en een meisje het hotel binnen kwamen. De man identificeerde zich als [verdachte] . De man betaalde voor een kamer voor een nacht. Toen de man hiermee bezig was, zag de getuige dat het meisje achter de man stond en hem indringend aankeek. De getuige zag dat ze met haar mond bewegingen maakte. De getuige kon liplezen dat ze zonder geluid tegen de getuige zei “help me, ik wil naar huis”. De getuige zag dat ze op deze manier meerdere keren “help” naar de getuige fluisterde en de getuige zag dat ze gebaarde en geen geluid hierbij maakte. De getuige had hier een slecht gevoel over. De getuige zag ook dat de taxichauffeur die het stel bij het hotel had afgezet, terugkeerde. Hij vertelde dat hij de situatie ook niet vertrouwde. De getuige heeft vervolgens de politie gebeld. [16]
Zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard dat zij met een taxi naar een hotel zijn gegaan. [17] De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de getuigen een verklaring afleggen over aangeefster en verdachte gezien de details over de genoemde tijdstippen, de omschrijving van de man en de vrouw en het feit dat zij naar het [naam] gingen. Dat het hier over verdachte en aangeefster gaat is ook niet betwist door verdachte.
In het proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2015 hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer verklaard dat zij op 28 oktober 2014 de deur van een hotelkamer in Oosterbeek hebben geopend met de sleutelkaart en dat zij zagen dat er een manspersoon enkel gekleed in een boxershort richting de kamerdeur liep. De verbalisanten zagen dat de man iets opzij richting het bed keek en een beweging met zijn hand maakte, alsof daar iemand moest blijven liggen. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de man zijn penis nog in half stijve toestand was. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat een vrouw, die later opgaf [slachtoffer] te zijn, op het bed zat. De verbalisanten zagen dat achter het bed een broek lag, later bleek dit de broek van aangeefster te zijn. [verbalisant 1] zag dat aangeefster huilde en dat zij haar gezicht met haar handen bedekte. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat aangeefster een zwart hemd en een grijs vest droeg en dat aangeefster geen onderbroek of broek droeg. Verbalisanten horen aangeefster zeggen: “ik dacht nog dat mijn noodkreet niet had geholpen”. Tijdens het gesprek met aangeefster zagen de verbalisanten dat het slachtoffer duidelijk overstuur was. Zij huilde constant en trilde over haar hele lichaam. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 september 2015 verklaard dat aangeefster niet huilde toen zij in de taxi zaten en toen zij in het hotel waren. Zij had volgens verdachte betraande ogen omdat zij op weg naar de taxi had gesproken over problemen met haar vader. Aangeefster en verdachte zijn hand in hand naar het hotel gelopen en hebben daar een kamer geboekt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niets aan aangeefster heeft gemerkt. Ook heeft verdachte ter terechtzitting van 18 september 2015 verklaard dat hij niet gemerkt heeft dat aangeefster tegen iemand anders heeft gezegd dat zij hulp nodig had. Volgens verdachte sliepen hij en aangeefster toen de politie kwam.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte echter niet geloofwaardig. Uit de hiervoor opgenomen getuigenverklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat aangeefster signalen heeft afgegeven en uitlatingen heeft gedaan waaruit bleek dat zij niet mee wilde met verdachte, kennelijk omdat zij op enig moment besefte dat verdachte -zoals door hemzelf ook is verklaard- op de hotelkamer seks met haar wilde hebben. De getuigen hebben alle drie op verschillende tijdstippen en onafhankelijk van elkaar waargenomen dat aangeefster huilde en niet mee wilde met verdachte. Die verklaringen bieden dan ook ondersteuning aan de verklaring van aangeefster. De getuigen hebben voorts alle drie verklaard dat zij het niet vertrouwden en hebben daarom de politie gebeld. Aangeefster heeft ook tegenover de verbalisanten, die op 28 oktober 2014 binnen komen in de hotelkamer, verklaard dat zij dacht dat haar noodkreet niet had geholpen. [19] In dit licht bezien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte de signalen niet heeft gezien en de uitlatingen niet heeft gehoord. Waar getuigen, wiens aandacht niet specifiek op aangeefster gericht was, deze signalen en uitlatingen zien en horen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte, die wel met zijn aandacht bij aangeefster was, die signalen en uitlatingen ook heeft gezien en gehoord. Dat geldt ook voor de situatie in de hotelkamer, nu aangeefster heeft verklaard dat het huilen nooit helemaal is gestopt. [20] Die verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen. De verbalisanten zien immers dat aangeefster overstuur is en aangeefster huilde ook nog toen de verbalisanten in de hotelkamer kwamen.
De rechtbank ziet, anders dan waar het gaat om de verklaringen van verdachte, geen aanleiding voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Haar verhaal wordt immers op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van de voornoemde getuigen en past ook bij de gemoedstoestand van aangeefster zoals die is waargenomen door de verbalisanten direct na binnentreding van de hotelkamer. Ook treffen de verbalisanten aangeefster aan in een zwart hemd en een grijs vest maar had zij geen broek aan [21] , hetgeen naar het oordeel van de rechtbank past bij de verklaring van aangeefster dat zij heeft geprobeerd haar kleding aan te houden. De rechtbank zal in haar oordeelsvorming daarom de verklaringen van aangeefster tot uitgangspunt nemen, ook waar het gaat om de door verdachte toegepaste dwang.
Voorts volgt uit het dossier dat aangeefster onder invloed was van alcohol. Zowel aangeefster als verdachte geven aan dat zij alcohol gedronken hadden. [22] De verbalisanten, die aangeefster op 28 oktober 2014 aantreffen in de hotelkamer, zagen ook dat aangeefster overstuur was, niet duidelijk uit haar woorden kwam en constateerden dat de adem van aangeefster rook naar inwendig gebruik van alcoholische dranken. [23]
Resumerend gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte het plan had opgevat om seks te hebben met aangeefster in een hotelkamer en dat aangeefster dit besefte. Dit stelt de rechtbank vast op grond van de verklaring van verdachte dat zij in het café eerst gezoend hadden, dat zij aan het vrijen waren en dat hij het gevoel kreeg dat zij meer wilde. [24] Daarnaast betrekt de rechtbank daarbij dat dit in de lijn der verwachting ligt gezien de context van twee onbekende personen die eerst zoenen in het uitgaansleven en daarna richting een hotelkamer vertrekken.
Gelet op het continue huilen van aangeefster, het vragen om hulp (zelfs in de taxi) en de lichaamstaal van aangeefster (zij wilde niet meelopen) is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangeefster heeft meegenomen naar een hotel terwijl zij dat niet wilde. Hij is daarbij voorbij gegaan aan de signalen die zij heeft gegeven en de uitlatingen die zij heeft gedaan. Ook heeft hij misbruik gemaakt van de toestand waarin aangeefster zich bevond. Dit gelet op de dronken toestand van aangeefster. Zij moest ook, zo heeft een van de getuigen verklaard, worden ondersteund door verdachte.
Ook acht de rechtbank op basis van de verklaring van aangeefster en hetgeen de politie heeft geconstateerd bij het aantreffen van aangeefster in de hotelkamer aannemelijk dat verdachte geweld heeft gebruikt in de hotelkamer. Dit geweld bestond uit het trekken aan aangeefster, het uittrekken van haar kleding, het uit elkaar trekken van haar benen en het weghouden van haar armen. Vanwege de dronken toestand van aangeefster en de omstandigheid dat zij ondersteund moest worden neemt de rechtbank ook aan dat verdachte het fysieke overwicht had.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met zijn vingers en penis in de vagina is geweest, met zijn penis tegen haar anus en dat hij haar borsten, benen en vagina heeft betast. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring van zowel aangeefster als verdachte.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster door verdachte en dat verdachte daarbij dwang heeft gebruikt.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat ze naar een feestje zouden gaan en dat hij aangeefster op een dreigende aard heeft toegesproken nu aangeefster ten aanzien van deze punten wisselende verklaringen heeft afgelegd bij de politie en tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris en deze punten niet worden ondersteund door getuigenverklaringen.
De rechtbank merkt ten slotte op dat het zoenen van verdachte en aangeefster eerder op de avond wellicht niet tegen de wil van aangeefster was, maar dat dit niet maakt dat verdachte dus door kon gaan met zijn seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 oktober 2014 te Oosterbeek, gemeente Renkum, door geweld
of een andere feitelijkheiden
/of bedreiging met geweld ofeen
andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • zijn, verdachtes, penis en/
  • zijn, verdachtes, penis brengen
  • het betasten van haar borsten en
welk geweld
of andere feitelijkheiden
/ofwelke
bedreiging met geweld en/of anderefeitelijkheid hierin
heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze naar een feestje zouden gaan en/of die [slachtoffer] op een dreigende aard heeft toegesproken en/ofde benen van die [slachtoffer] (met kracht) uit elkaar heeft gelegd en
/ofde armen van die [slachtoffer] heeft
vast-/weggehouden en
/ofvoorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] afgegeven signalen en uitlatingen dat zij voornoemde handelingen van hem, verdachte, niet wilde ondergaan en
/ofgebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke overwicht en
/ofmisbruik heeft gemaakt van de toestand waarin die [slachtoffer] zich, door het gebruik van alcohol, bevond.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop sinds de aanvang van de procedure. Ook verzoekt de raadsman de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en wijst daarbij onder meer op het feit dat verdachte geen problemen heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 februari 2016;
- een rapport van GGZ Iriszorg, gedateerd 29 oktober 2014;
- een rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd
18 mei 2015.
Verdachte heeft in een café een vrouw ontmoet en heeft daar met haar gezoend. De vrouw was dronken en hij heeft haar midden in de nacht tegen haar wil meegevoerd in een taxi naar een hotelkamer. Hij heeft daarna in de hotelkamer haar kleding uitgetrokken, haar benen uit elkaar gehouden en haar armen weggeduwd en haar verkracht. Daarmee heeft verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster en op haar gevoelens van veiligheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een verkrachting nog jarenlang last hebben van de psychische gevolgen daarvan. Dit is in het geval van aangeefster niet anders, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Bij een feit als dit past alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een gevangenisstraf van twee jaren maar van 18 maanden. De rechtbank heeft meer rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld en met de ouderdom van het feit.
De rechtbank heeft op basis van de rapporten over verdachte geen aanleiding gezien om een andere straf of deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In voormeld rapport van 18 mei 2015 staat wel omschreven dat sprake is van een zorgelijk beeld en dat het van belang zou zijn geweest om nader te onderzoeken hoe verdachte tot het plegen van het onderhavige ernstige feit komt, maar dat dit onderzoek niet van de grond is gekomen omdat verdachte niet op schriftelijke uitnodigingen heeft gereageerd. Leger des Heils heeft zich daarom onthouden van advies. Ook ter terechtzitting van 18 september 2015 heeft verdachte te kennen gegeven niet te willen meewerken aan enig nader onderzoek door bijvoorbeeld de reclassering.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5000,--. Ter terechtzitting van 1 april 2016 heeft de gemachtigde van de benadeelde partij, mr. M. Pals, mondeling de vordering gewijzigd in die zin dat thans een bedrag aan schadevergoeding wordt gevorderd van € 2500,--. De reden voor matiging van het bedrag is erin gelegen dat niet geheel duidelijk is welke klachten de benadeelde partij aan het delict heeft overgehouden en welke klachten reeds bestonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijtoe te wijzen tot het bedrag van € 2500,--, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering, primair om de reden dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit en subsidiair omdat de vordering zich niet leent voor behandeling in het strafproces omdat niet duidelijk is of de door de benadeelde partij gestelde problemen voortvloeien uit het ten laste gelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit tot een bedrag van € 2500,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering komt de rechtbank redelijk voor en kan dan ook in zijn geheel worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 oktober 2014.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] , ten bedrage van
€ 2500,--( tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 2500,--( tweeduizendvijfhonderd euro), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Gelderland-Midden, KL/Leiding/Staf, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 0700-2014114756-29, gesloten op 4 februari 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2015, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 70 en 71, het proces-verbaal van aanhouding, p. 16.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , vijfde alinea, p. 65 en eerste alinea, p. 66.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , zevende en achtste alinea, p. 66 en achtste alinea, p. 73.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , laatste alinea, p. 66.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , tweede en derde alinea, p. 67.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , tiende en elfde alinea, p. 66.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , elfde alinea, p. 68 en eerste, zevende en achtste alinea, p. 69.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , twaalfde tot en met veertiende alinea, p. 69 en eerste alinea, p. 70.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , derde tot en met vijfde alinea en negende alinea, p. 70.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , dertiende alinea, p. 71.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 79
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 80.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , tweede, derde en laatste alinea, p. 84.
15.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 85.
16.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , p. 82.
17.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , zevende en achtste alinea, p. 66 en achtste alinea, p. 73 en verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2015.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 88 en 89.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
20.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , negende alinea, p. 71.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p.89.
22.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , laatste alinea, p. 74 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2015.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, tweede alinea, p. 89.
24.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 36, tweede, negende en twaalfde alinea.